Âîëîäèìåðîâà Ëàðèñà
In gedachten

Lib.ru/Ñîâðåìåííàÿ: [Ðåãèñòðàöèÿ] [Íàéòè] [Ðåéòèíãè] [Îáñóæäåíèÿ] [Íîâèíêè] [Ïîìîùü]
  • Îñòàâèòü êîììåíòàðèé
  • © Copyright Âîëîäèìåðîâà Ëàðèñà (larisavolodimerova@gmail.com)
  • Ðàçìåùåí: 07/01/2022, èçìåíåí: 07/01/2022. 332k. Ñòàòèñòèêà.
  • Ðîìàí: Ïðîçà
  • Ñêà÷àòü FB2
  •  Âàøà îöåíêà:


       Larissa Volodimerova
      
       In gedachten bij jullie
      
       MAREXA
       Copyright 2004 L.Volodimerova
       ISBN 90-77479-08-2
      
       Uitgever Stichting Marexa Fregat 111 Diemen 1113 EG
       Korte biografie van Larissa Volodimerova
      
       Larissa Volodimerova is geboren in St.Petersburg, toen nog Leningrad, en is in 1982 afgestudeerd aan de Universiteit van Leningrad in de Portugese taal. Daarna is ze werkzaam geweest als o.a. ingenieur en vertaalster. In het eind van de jaren tachtig is ze opgenomen in de internationale PEN-club van schrijvers in New York. Vervolgens werd ze ook lid van schrijversverenigingen in IsraÊl en Nederland.
       In 1992 is Larissa Volodimerova geÊmigreerd naar IsraÊl waar ze meegewerkt heeft aan het oprichten van een instituut voor literatuur, journalistiek en drama. Ook heeft ze in die tijd gewerkt aan haar proefschrift over Vladimir Nabokov aan de Universiteit van Jeruzalem. Voorts heeft ze in die tijd het eerste leerboek geschreven over literatuurtherapie.
       Ongeveer zeven jaar geleden is Larissa Volodimerova naar Nederland geÊmigreerd met het idee daar een dergelijk literair en journalistiek instituut van de grond te krijgen als in IsraÊl.
       Inmiddels heeft ze een aantal boeken gepubliceerd, tien daarvan zijn hier in Nederland uitgegeven. Zo heeft ze poÊzie, poÊmen, verhalen, romans en toneelstukken geschreven. De laatste boeken zijn overigens geÎllustreerd en opgemaakt door haar twee kinderen.
      
       Het belang van het vertalen van het werk van L.V. in het Nederlands
      
       Haar stijl en sujetten zijn van hoog niveau en laten de lezer op een filosofische manier nadenken. Voorts onderscheidt het werk van Larissa Volodimerova zich door een bijzonder rijke woordenschat die de lezer af en toe versteld doet staan. Ondanks dat alles is het oeuvre van de schrijfster goed leesbaar. Bovendien zijn delen van haar werk in het bijzonder interessant voor de Nederlandse lezer, met name dan de delen die de schrijfster in Nederland heeft geschreven. Het geeft een interessant beeld van de manier waarop emigranten, in het bijzonder uit Rusland, hier door het leven gaan en op wat voor problemen en eigenaardigheden ze hier in dit land stuiten. En dan gaat het vaak over zaken die wij als volstrekt normaal beschouwen.
       Procesverbaal
       (Spiegelende novelle).
      
       Deel I.
      
       We zijn zo vaak verhuisd, dat ik me niet meer herinner naar welke kant de Grote Beer gedraaid staat. Draai je om, Beer!
       Ik, Lialechka, hang al drie en een half uur rond bij de kapper in Diemen, een miljonairs stadje bij Amsterdam. Mijn man, die zo dik is dat je hem niet kan omvatten heeft het in zijn hoofd gehaald om van mij, een vurige brunette, in de badkamer een gouden vogeltje te maken. De veren zijn groen geworden, net als bij Kisa Vorobjaninov1, en begonnen met plukjes uit te vallen. Ik heb niet eens gehuild.
       Fred, de kapper, (zo werd in het huis van de zoon van mijn man een mongoeste genoemd en later werd hij door zijn beestachtige vrouwtje doodgebeten) is een homo in een leren broek en een beroemde haarkleuring specialist. Hij haalt met een haaknaald de een na de andere pluk uit mijn kruin tevoorschijn en trekt ze door de gaten van een plastic tasje op mijn hoofd. Hij zou in een avond zo een kous kunnen breien. En ik ben bang voor AIDS, stel dat hij nou met dat ijzer mijn huid verwondt. Ik werp steeds schuine blikken op zijn ruime achterwerk, net als in de dierentuin.
       Bejaarde dames bezoeken de kapperszaak en een ieder van hen zegt binnensmonds: wassen - knippen.
       - Kort zeker, -buigen de kappers.
       - Ja hoor, natuurlijk.
       Nederlanders betalen voor water, en de bejaarde dames besparen op de afwas thuis. Hun messen en lepels glimmen van het vet (alles is hier steriel). De eerstvolgende grootmoeder met een permanent, in een jasje Yves Saint Laurent, laat zich besprenkelen met water.
       Mijn stomme aanwezigheid hier valt niet te rijmen, niet met de dagen vorst in Moskou, waardoor de mensen vanaf de herfst op straat uitglijden, en ook niet met de bommen in Jeruzalem, die ons net hebben geraakt. Fantoompijnen van Vaderlanden.
       -Thee of koffie? - fluistert mijn homootje zoet. Zijn lippen, twee bruine bloedzuigers, de een boven de ander, vertrekken in een valse lach.
       Op een schoteltje ligt een piepklein koekje in een verpakking met een plaatje en suiker.
       Voor mij duwen de collega's van Shalamov2, een mijnkarretje met gedolven inhoud. Hun buiken zijn zo versleten dat het wonden geworden zijn en hun kleding wasemt zweet in de vorm van gelijkvormige lapjes. Mijn oom, een geraffineerde intellectueel van 16 trekt het aan zijn wang vastgevroren sjaaltje van wafeldoek los, dat door luizen als een riviertje beweegt.
       Wij waren nog maar net getrouwd of de zoon van mijn man belde op om het volgende mede te delen: "Dit heeft geen zin, pap. Zij doet gif in je soep, en anders zou je mij nog kunnen helpen".
       Ik vergezel mijn man overal als een hondje en probeer hem steeds over zijn wang of neus te likken, als niemand kijkt. Ik ben zelfs bang om me voor vijf minuten van hem te scheiden: ik begin dan gelijk te ijsberen en me allerlei enge dingen voor te stellen. Wij slapen als blinden, op een zij waarbij de een tegen het achterhoofd van de ander ligt, en ik houd de hele nacht met mijn uitgestrekte armen zijn schouders vast. Met naÎeve voorwendselen probeer ik onder reizen naar het Prado en het Louvre uit te komen en laat me zonder enthousiasme naar een supermarkt brengen om daar spinazie te kopen. Een auto-ongeluk tekent zich schijnbaar in de verte steeds somberder af.
      
       Heimelijk doe ik vitamine C in de thee, en maak magere bouillon, zodat hij gezond en sterk blijft. Wij hebben een behoorlijk leeftijdsverschil. Wat moet ik alleen op deze wereld?
       Fred haalt mij van onder de fÆhn te voorschijn. Ik blader met mijn voet door een modeblad: het is een zelfde therapie als laten we zeggen breien. Wanten voor onze vier kleinkinderen.
       Thuis communiceren wij in gebroken Engels, een taal die ons beiden vreemd is. En zelfs als het een literaire zou worden, dan zou mijn man de essentiÊle frase die ik op allerlei wijzen probeer te vertalen niet begrijpen: het morele leven gaat dieper dan het fysieke. Wij zijn immers vanwege een reden naar deze wereld gekomen. Om deze reden zou ik mijn hele vorige leven uiteen moeten zetten. Wij zijn natuurlijk ver weg, maar terwijl ik me aan de koffie brand, is het water in Diemen nog 5 centimeter gestegen en de lagere verdiepingen zijn overstroomd. En dat terwijl er in Moskou, meldt de "Svoboda", mensen op de stoep bevriezen. Zomaar, tot ze dood zijn.
      
       Vandaag zal het brokstukken van meteorieten regenen en ze zullen mijn dinosauriÊrs vernietigen. Sneeuw knerpt en uit het water komt een ijsberg tevoorschijn. De gehele nacht trekken wij onze hoofden op, onze monden geopend.
       Ik heb nog een laatste stukje krijt over. Het is net als een drug, of je laatste sigaret; onthutst lik ik de restjes van mijn handpalm.
       Gisteren was er leven. Een groep ganzen splitste zich en een deel stak de weg over. Een hele rij auto's stond onderdanig stil, zonder te toeteren. Een reiger keek triest naar zijn magere grijze weerspiegeling in het water. Wij namen foto's op een bruiloft. Het 10-jarige zoontje hielp en trok de sleep van zijn moeder over de grond. De bruidegom, met een vlinderdas, een verzamelaar van stoomlocomotieven en autootjes en een man met twee rechter handen, straalde van geluk. Bij de heren keken kleine boeketjes, vastgezet met veiligheidsspelden naar de hemel en bij de dames, als teken van gehoorzaamheid, naar beneden. De jongste dochter van de bruidegom was gekomen om hen te feliciteren en bracht drie identieke hondjes mee, welke zich vanwege vlooien zaten te krabben. Zij keek met haar lege roze ogen naar de hemel: net een debiel. Haar vader verkrachtte haar en haar vijf zusjes vanaf hun tweede of derde levensjaar. De rest had het overleefd, daarom zag niemand ze op die bruiloft. Het zoontje van de bruid hebben zij met z'n tweeÊn vanaf de lente stelselmatig geslagen. In zijn kamer heerste orde.
       Toen wij 's ochtends door het veld terugreden, gaf mijn man de zwanen een teken: tijd om op te staan! Zij strekten hun nekken en ik kreeg een mogelijkheid hen te bekijken. Wij hebben de kleine boeketjes uit het zijraam gegooid. In de verte rookte en stroomde een trein.
      
       Een muskaatnootje is in mijn zak verkruimeld. Na de behandeling heb ik door de kronen zo'n pijn en zo'n zure smaak in mijn mond dat ik steeds mentholdrop mee moet nemen. De plaatselijke trots, een reusachtige fysiotherapeut, giet olie op mijn rug, net als in een pan, geeft een massage en stelt vragen, zodat hij mijn pijnbarriÕre kan meten. Vervolgens val ik flauw.
       Hij vraagt hoe het is om in Jeruzalem een Russin en in Amsterdam een Jodin te zijn, of nog iets dergelijks. En hoe kan een taal je moedertaal worden, als "hik" "ik" betekent, en mijn geliefde Jos gewoon het woord "egel" aanduidt?
       Hoe kan ik hem uitleggen, dat men met vervalste documenten uit Rusland emigreert, enkel naar het historische (niet voor iedereen weggelegd) Vaderland. Het is van te voren bekend dat je daar als kanonnenvlees gebruikt wordt. Of anderzijds, naar de Bundestag, maar de oorlog is immers ook weer de medaille aan een lintje van grootvader... En dat de postbode bij de deuren van ons relatiebemiddelingsbureau een heel archief van verzoeken uitlaadt. Welbespraakte modellen gekleed in Palekh halsdoeken schrijven onder aan een vragenlijst met kleine lettertjes: geen wensen ten aanzien van de partner. Dat wil zeggen ik ga met alles akkoord. Mijn armband van wit en rood goud trekt aan mijn pols, op het jasje zitten sporen van lippenstift. Onder het raam vloeien de stoomboten naar Zwitserland, en 's nachts, zonder schoenen om zachter te lopen, sluip ik naar de keuken om daar, met een handdoek over mijn hoofd te eten, te eten, te kauwen, zonder te koken of op te warmen. Mijn nagels breken, ik heb een nijpende behoefte aan krijt, ik kijk minachtend neer op de blos van schaamte en gezondheid, en slik, slik! Ons leven is slechts een tussenstation, ik heb mijzelf aangetroffen op doorreis in "Nederland". "Hik", - wat heb ik een honger! - betekent "ik".
       En het smakelijke "hapje" betekent tussendoortje... De dokter zet mijn gewrichten.
      
       Al vanaf de ochtend hangt er een reiger boven het bevroren kanaal - er is geen visje meer. Meeuwen roffelden met hun nageltjes op het ijs en zakten er niet door.
       Moeder stuurde een brief waarin ze schreef dat ze daar de bouw van het communisme aan het afronden zijn. En dat er nog genoeg brood is.
       Mijn man komt uit een gezin van miljonairs. Ze hadden een aparte kamer voor speelgoed gebouwd. Toen hij 14 was, heeft zijn stiefvader er alles in het casino doorheen gejaagd.
       Mijn man bezorgde melk en kranten op de fiets en toen de verzekering afgelopen was, gooide hij de fiets in de gracht. Zijn vriendinnetje heeft hem naar haar vader, de eigenaar van een winkel, gebracht en geholpen om een motorfiets te kopen. `s Nachts heeft zij het geld gestolen en teruggegeven. Later heeft hij een radio uit fineer gemaakt: op veilingen mag je niets aanraken, alleen kijken. Zo begon de handel.
       Mijn man, een programmeur, kraakte een bank. Hij is een verstandig mens en weet dat ons leven een grote rechtszaak is. Mijn moeder is een majoor in retraite en staat aan de andere kant en haalt haar handpalmen aan het prikkeldraad open.
       Ik schreeuw met gebogen hoofd, als een reiger. Een videocamera kijkt naar mij vanuit een hoek waar in Rusland een ikoon zou hangen. Later zal mijn man zich verbazen en mij een potje met rozen geven: theerozen of misschien zwarte.
       Ik keer terug naar de computer om een boek over het nut van vibrators in te kloppen en zo te verraden. Over het verschil tussen droge en vochtige, vibrators voor bejaarden en kinderen. Ik voeg er persoonlijk toe dat de firma Scala naar buiten treedt met plaatjes tegen geweld. En er nog genoeg brood is.
      
       Denkt u dat wij niets meer hebben? Geen herinneringen?
       In het begin van de Perestroika gingen wij afzonderlijk stemmen en kregen er aldaar een mogelijkheid om worst te kopen voor terug: mijn vader, een communist, ging naar rechts en ik naar links. Ik stond achter de democratie en als toegevoegd gewicht was er nog generaal Makashov3, naar men zei een politieke gevangene.
       Het Vaderland, de Teven groeve als werkkamp, heeft op de vierde dag haar vrijheid met kaarten verspeeld. Ik rende door metrowagons en plakte pamfletten op de deuren: "Voorzichtig de couppoging sluit zich". De pogroms dwaalden rond.
       Het Joodse bloed in mij is het slimste, het moslimbloed - het meest gastvrije - en het Russische - het meest nuchtere en wijdste. Er bestaat geen cognac waarmee ik mijn angst voor de kampen kan verdrinken.
       In een Russische kerk vlakbij de rosse buurt, tussen de hoeren, heeft een priestervrouw de arm van een jongetje gebroken omdat hij vals zong. Een KGB-priester wast daar geld wit, hetzij voor coca¿ne, hetzij voor een bordeel met Russische vogeltjes.
       De staat verstrekt ons gratis methadon.
       Een vluchtelinge uit Chernobyl staat met haar hand in haar zij achter een raam. Zij is gekleed in een voor het weer ongeschikt kanten vijgenblad, kijkt naar twee zilveren zwanen in een vieze gracht en smeert tranen uit over haar dronken en volgesnoven gezicht.
       In de Peterburgse Lavra herdenken zij ongeveer voor 1 minuut de democratische Galina Starovoitova4. Generaal Makashov is bijna gelukkig.
       Mijn geliefde schudt mij `s ochtends ruw wakker. In zijn handen houdt hij een nijptang en een fles vodka en vraagt: "Wil je alsjeblieft een splinter uit mijn hiel trekken?" Op heroÎsche wijze is hij klaar voor de operatie.
       Wij zijn met dezelfde boeien geketend. Wij leveren humanitaire hulp aan het bejaardenhuis bij Peterhof omdat zij daar bereid waren mijn oppas een plaats te geven.
       In viertallen liggen of zwerven de bejaarden in een kamer. De meest antieke reageren niet op hun honger en geuren. Het kalme afdelingshoofd, een dievegge, vroeg of wij zeep met formaline wilden sturen. De 80 jaar oude oppas velde vroeger bomen in SiberiÊ, tegenwoordig veegt zij de betonnen trap met een uit een handdoek gemaakte mop.
       Een feest ter gelegenheid van onze verhuizing. Wie nodigen we uit?
       Mijn dochter komt binnengerend en gooit haar schooltas op de vloer. Haar martelingen zijn afgelopen.
       Zij is het enige blanke meisje op school. Ze zou een donkere trui moeten aantrekken, want zelfs haar lokken zijn blond. Haar klasgenoot, een 2 meter lange neger, vroeg mij vertrouwelijk tijdens een schoolavond: "Zal ik je eens neuken, mammie?"
       Mijn dochter betaalt de koffiejuffrouw in de kantine voor de cola met nepgeld, dat heeft zij van een weesje uit Ghana geleerd. Een Angolees vriendinnetje speelt met een snijmesje voor de neus van de leraar. Gisteren werd hij door de hele klas geslagen.
       Onderweg naar huis houdt mijn dochter een geopende haarlakbus bij de hand. Als er iets is kan zij het meteen in de ogen spuiten: het barst hier van de bul-terriÊrs en Turken.
       Wij leren haar dat racisme heel erg slecht is.
       Wij zijn emigranten.
      
       Ik geloof niet dat ascetisme bestaat uit het in vieren vouwen van een blaadje toiletpapier, zoals het thuis ging. Ik kan een broeikas in elkaar zetten, planken gladschaven en met plastic bedekken. Ik rij in een kapotte auto, als een stuntman, en kan zo nodig mijn geliefde met karate verdedigen. In ongebruik geraakt hangt de kimono in de kast. Ik kan behang in record tijd van de muur scheuren, mijn man pronkt met mij bij de buren. De behanger komt het bezichtigen. Ik bak taarten zonder rook en pannenkoeken zonder eieren en boter, en iedereen verbaasd zich erover hoe lekker en caloriearm ze zijn. Maar ik zal nooit het vreselijke mysterie kunnen bevatten hoe je voor jezelf per telefoon een vossenbontjas met poolvos motief kunt bestellen en dan bij het ochtendgloren tekent voor ontvangst, tekent voor je eigen zwakheid. Wij zijn emigranten.
       Waar zijn jullie, vrienden? Allen, die ons eeuwige liefde zwoeren? Van al onze notitieboekjes is slechts een nummer overgebleven. Als je een hondje verwent, zal het je bijten. Als je je van een tijger afwendt, zal hij je opeten. De rechtvaardigen bederven als room, en boeven worden heiligen. Een icoon is met haar geschilferde neus tegen een muur gezet. Een zweep met een loden uiteinde hangt in een hoek uit het zicht. Alleen zwakken plegen verraad. Zij vergeven het goede nooit.
       In het weekend rijdt mijn dochter een paardje in. Nee, geen pony die je voor kleintjes koopt, maar een echte loper, die na het rijden in een dekkleed wordt gewikkeld. Wij hadden bij de manege een zwarte hoed (hoe zeg je dat in het Russisch?) gestolen en laarzen gehuurd (een vergeten woord). Na het galopperen ruik ik thuis aan de leggings: zitten er geen vlooien in? In de manege is zand met stalmest vermengd. Kinderen vallen er met hun neus in en vermaken zich volop.
       Als iemand mijn dochter een koekje of snoepje aanbiedt, moet zij nee zeggen. Dan brengt een vriendinnetje haar naar een automaat, werpt een muntje in de sleuf en geeft haar het gevallen broodje of blauwe snoepje. Nu zonder drugs, bijna zeker.
       En zij vermaken zich.
      
       `s Nachts word ik door angst verstikt.
       Ik druk op een knopje aan de muur, en ga dan in een kristallen doodkist liggen en doe zelf het deksel toe. Het kunstlicht van de zonnebank flitst aan: precies 17 minuten. De doodskist heeft binnen airconditioning, is rond en ademt met de geur van menthol.
       Daarna jeuken je ogen nog heel lang, maar ik ben al goudbruin geworden, als een kerstkalkoen, welke verplichte kost is voor een feestelijke tafel.
       Mijn man roept mij op een terloopse manier: hij weet niet precies hoe hij mijn naam moet uitspreken. Ik fluister tegen mijzelf: Lialechka! En reageer met een klank tussen "joz" en "yes", met andere woorden ik vind alles best.
      
       Wij dobberen al vier uur lang op een zeilboot en naderen de sluizen. De binnensluisdeuren slaan achter de schepen dicht en het waterpeil zakt tot het niveau van de zee. En vlak bij ons wachten twee zwarte zwanen totdat de buitensluis open gaat. Vervolgens slaan ze met hun vleugels en zwemmen, zoals altijd, als eerste. De zeilboten laten hen voorgaan.
       De zee stuwt schuimkragen voort. Na de golfbreker overspoelt het water ons koebrugdek. Mijn man wordt zichtbaar bleek: hij maakt zich zogezegd zorgen over mij en zegt stommelend dat het tijd is om te gaan eten. Dat is heilig en ogenblikkelijk keren wij richting restaurant. Geen trek.
      
       `s Zomers zaten wij in Moskou aan een ronde tafel en nipten van slappe thee. De kleinzoon van een recente Russische president volgde het bonbonnetje met argusogen, van doos tot mond. Maar men had hem geleerd te zwijgen. Hij drukte zijn anemische lipjes samen en reed mijn man met een houten vrachtwagentje aan. Zo zijn wij!
       IsraÊl is een land voor bejaarden en kinderen. Mijn zoontje raakte onderweg naar karateles in een terroristische actie verzeild maar hij had geluk, men miste op een paar meter na. Mijn moeder en ik zochten hem lange tijd in de gillende menigte en de lijsten op de radio.
       In werkelijkheid was alles veel beangstigender.
       Niemand van ons heeft ooit nog voor een bus betaald, ze explodeerden. En vandaag rent en huppelt nummer 18 door Amsterdam.
       De president was wijs en vrijgevig, maar de tijd vliegt zo snel voorbij! En de andere president had toevallig dezelfde naam als ons hondje, en wij fluisterden naar hem op straat: "Bibi!"
      
       Witte zwanen zitten op het ijs als op een spiegel en hun spiegelbeeld weerkaatst erin.
       Ik had geen tijd om op de Arabische markt in IsraÊl een ketting te kopen: granaat, turkoois, eerst de huid verkoelend en daarna verwarmend. Of een rivierparel. Er was geen tijd voor zilveren zegelringen, de gouden valsheid trekt aan mijn spitse vingers. De trouwring met diamanten zoog zich vast aan mijn huid. Aan de binnenkant staat er: Jos. `s Nachts praat ik met die naam.
      
       Jos zat in de kofferbak te graven terwijl, steeds sneller rennend, zich een bul-terriÊr op mij wierp. Zo'n witte, met een roze killersmond en de bek van een haai. Hij hing zich vast aan mijn arm en beet het vossenbont boven de elleboog door. Ik heb hem afgeweerd en schudde hem weg als een kakkerlak. De bul-terriÊr nam weer een aanloop en greep mijn rinkelende besneeuwde pols. Bij zijn derde aanval mikte hij met zijn dodelijke greep op mijn keel.
       Mijn dochter verbaasde zich en strekte haar armen uit om het hondje snel te aaien. De eigenaar grinnikte op een afstandje en wachtte op de afloop: wie zal er winnen?
       Grote weelderige Jos sloeg de zware aanval van de roze haai van honderd kilo af en voerde mij weg van het slagveld. De ambulance gierde. Verder komt er een ander leven, ik kan me het slecht herinneren.
      
       Alle bleke reigers, groene rokerige eenden, ganzen met rode vingers, Griekse meeuwen en slaperige zwanen waren, de mist snijdend, naar een nat veld achter het dorpje van zigeunervilla's in het hartje van Amsterdam gevlogen. Men verwachtte vorst.
       Wij woonden toen al samen onder een dak. Hij heeft mij met mijn versleten valiezen in een bedrijfswagen opgehaald en remde bij een hotel. Elk uur belde ik naar huis en op een gegeven moment waren ze mij zo zat dat ze de lijn gewoon open lieten. Er was sprake van smachten in de hoorn, hese adem, een afgebroken gesprek. Hun vibrator veroorzaakte een kortsluiting en met een blauwe lichtflits sloegen de stoppen door. Men schakelde over op accu's; genoeg voor een uur. Het eerste orgasme wilde maar niet komen, vervolgens weerklonk er een verbaasde lach en werd de hoorn onder een kussen samengedrukt, je kon niets meer verstaan, maar spoedig weer wel. De zoete hartstocht overspoelde haar en wond haar op, de wens groeide maar verhinderde de bevrijding. Haar geliefde sloeg haar steeds sneller met een zweep. Zij gilde en huilde, en vroeg: sneller! Tegen de avond had het vijfde Þ zevende orgasme de spieren nog maar nauwelijks verzwakt. De brand had zich opgewarmd om de gespreide nietigheid in levende lijve aan te steken, de wentelingen weer aan te wakkeren. Zij siste als een slang en steunde, naar de vloer kruipend en smeekte: sneller, sneller! Hun stemmen waren niet meer te onderscheiden, in de hoorn kakelde een radio, er begon iets te klikken en de storingen kraakten boos. De jonge minnares werd herboren als vrouw welke zich niet kon beheersen, gebogen ten overstaan van seks, verzwakt door pijn en haat voor al het mannelijke. Zij besefte haar hulpeloosheid en haar fysieke verblinde macht. Alles werd duister. Tegen de ochtend, na zestien uur wederzijdse martelingen, tot pijn in de hartboezem toe, tot bewusteloosheid en kotsen toe, verwond en rustig, sluimerden zij zalig op gebeten lakens. De hoorn slingerde aan zijn snoer. Zij droomden van de vorst.
      
       Een smeris maakte de vingers van een kind los en trok ze van de tafel af. Hij had zulk een weerstand, zo'n bovennatuurlijke kracht, niet verwacht van die trut. Met gebogen rug trok zij haar knieÊn omhoog en trapte hem tussen zijn benen en beet hem door zijn overhemd. De opgetrokken mouwen van de smeris waren doordrenkt met bloed.
       Die sufmuts was mijn dochter van negen jaar en nog wat. Onder haar voeten kroop haar rotbroertje.
       Wij werden in rijen geleid met een lied en een opschep en wij trapten de sneeuw alle kanten op met onze versleten viltlaarzen, onderweg van het werk naar de kantine. Een penetrante chloorlucht kwam binnen door het fineer heen, vastgezet in de zwarte opening van een gebroken raam. Een afgesneden bakstenen pijp rookte op het dak, en wij wisten: in de kotserij serveren ze een blauw waterig vissoepje, goedkoop brood, kale pap en dunne kompot met olie-ringen (de vruchten worden nooit gewassen).
       Mijn kraag is open, een ader zwelt op tot hij hees is door het marslied en ik spuug bruin bloed op de sneeuw: het arrestatiestempel. Over 9 maanden moet ik voor de rechtbank verschijnen. Wij hebben allerlei manieren overdacht, maar met deze sneeuw kun je niet ontsnappen. Je moet volhouden tot het hoogwater is of tot er een gunstige ijsschots langsdrijft. Of anders met een bewaker een kindje verwekken, dan heb je een privilege. Later wurg je het, je eigen bloed. Met smart! De meiden fronsten hun voorhoofden en het lot van hun zuster deed hen rillen.
       Er kwamen geen brieven uit de vrije wereld. We bereidden ons voor op de Dag van het Rode Leger. We verhoogden het dagelijkse quotum door de doekjes en dassen dwars te naaien, wanten te produceren, dozen met cadeautjes voor de kampbaas vol te proppen. Hij gaf die later aan de bezoekers en de gastmedewerkers. We deden onze uiterste best: het was immers feest!
       De leiding heeft mij twee keer bij zich geroepen. Men schoof mij een stuk papier voor, bood mij een sigaret aan, men ademde in mijn nek. Men tastte mij af. Het werd niet gehonoreerd.
      
       De oppas legde een struik bosbessen bloot en zette mijn dochter er voor, die tot aan haar wenkbrauwen in een doek gewikkeld was. Wij verjoegen de muggen met takken. De bosbessen waren door de zon sappig en paars geworden: voor jam en wijn, op een blad in de Russische oven, tegen buikloop en slecht zicht, voor de hele duistere winter. Mijn dochter begon grillig te worden. Paardenvliegen en muggen staken haar in haar tedere wangetje. Haar natte oog loenste naar achter, naar het moeras. Een specht hamerde in het dode bos en het echode in mijn voorhoofd.
       Wij kropen naar een landweg en hielden ons aan de wortels vast. De bussen hadden we met touw dichtgebonden en hielden ze weg van enig vocht. Aardbeien vloeiden tussen de dwarsliggers, vermengd met gebroken bierflessen en toiletpapier. Mijn dochter viel in slaap.
       Wij plukten van de bosbessenstruiken en vergeleken die met haar: kijk toch eens, dezelfde lengte, drie jaar oud. Roze wolken dwarrelden aan de horizon zonder iets te voorspellen en wij verheugden ons op het hoogtepunt van de Karelische zomer.
      
       ... Er werd opgehangen en ik werd naar huis gebracht na beloofd te hebben om met alles te breken en ermee op te houden. De bul-terriÊr aan mijn arm genas goed, de verzekering betaalde uit. En toen brak Parijs aan, om middernacht schitterend met een in de wolken uitvarende toren, met de kanten Notre Dame en de Klokkenluider onder het dak hangend aan zijn kromme vingers. Hij was niet lang genoeg. Zijn voet trok om de hindernissen heen: vuren, guillotines, onzichtbare kruisigingen op platen en onder de grond. Een verzonken eiland schemerde door het groene water van de Seine.
       Een stofje werd van de snelweg afgeblazen. De orkaan schertste, vrachtwagens, caravans en onze Hyundai in de goot gooiend. Duitsland sleepte zich heel langzaam voort, vloeide uit in Denemarken via een nieuwe brug en vilde de zijkanten van de verhitte auto met tocht uit de stoomboot. Wij woonden zoals het uitkwam op het dek, draaiden ons in onze slaapzakken in tweetallen om en riepen, wenkten Zweden. We spuugden in het donkere water, wuifden fjorden uit. Helsinki begroetten we zoals we met de Sovjet Unie doen: met de toewijding van een hond, stromend als verraad uit bejaarde ogen; de bereidheid het te overleven. Zij ontvingen ons daar met brutaliteiten en gescheld. Het Vaderland waaide over.
       Mijn geliefde draaide een paars besje in zijn handpalm, boog zich over een witte paddestoel: alles was zo nieuw. Met terughoudendheid keek hij naar mijn blauwe lippen. Vervolgens kauwde hij hem stuk en werd met blijheid bevangen. Gratis vitamine C voor onderweg; een specht die in vuilnis rommelde.
       Een merkschoen stond met glans en schittering op een gebroken struik en het bosbessensap vloeide over de witte met dennennaalden beplakte sok. De zomerse wolkjes aan de horizon beloofden ons helemaal niets.
      
       In het weeshuis bereidde zich men voor op het feest van de Dag van het Rode Leger. "Malchish Kibalchish"5 werd naar eigen inzicht herbewerkt. Men had acteurs en begeleiders uitgenodigd, zij brachten cadeautjes mee. De humanitaire hulp werd als volgt verdeeld: laarzen met maat 38 voor de eersteklassers (ze werden meteen voor zuurtjes en speelgoed geruild, en bleven over voor het afdelingshoofd). Suiker werd via de achterdeur aan onderwereldfiguren en familie gegeven. Kleine chocolaatjes kon je aan de rondlopende groentjes toeschuiven. Er moesten rapporten samengesteld worden. De gehoorzame kinderen vroegen als ÈÈn om een "Russische dans te dansen" en de afgedankte nietsnutten met bleke hoofdjes werden niet geslagen. Of misschien alleen de zieken voor de show, een keertje met het hoofd tegen een met olieverf beschilderde muur en vervolgens de isoleercel in. Voor het getoonde initiatief, tegen de glans in je ogen, of nog beter vanwege een dagboek onder je kussen, kreeg je als best werkend tegenmiddel psychotrope drugs van de lieve verpleegster toegediend. Dan drukte je je gezicht tegen een jaszak op haar jas, donker geworden van in de kantine afgeveegde vingers en perste je je tanden samen en schreeuwde je "Ma-a-ma!" Daar mocht je het doen. Voor een tweede keer werd je daar niet voor geslagen.
       Mijn dochter natuurlijk wel, maar wat betreft haar broertjelief?...
       Mijn dochter heeft in de achtertuin kraaienveren gegrild; hun enige nut. En als je er aan knaagt met je ogen dicht lijkt het net alsof het kip is.
       De Hyundai knarste op het gravel onderweg naar de top van een berg en botste tegen de over de horizon verspreide kudde en de ontnuchterende herder in een natte greppel. Een fles lag binnen handbereik. Het wiel schepte het water, de poel klokte en zoog. Na een kort gebrul verstomde de motor. De koeien hadden geen haast.
       Daar zag mijn man voor het eerst dat er vogelhuisjes als toilet bestaan, een hokje op een heuvel met een oog, haakje en wit van onder en onstuimig wemelend. Hij moest nogal lang bijkomen en verbaasde zich er steeds over waarom de tradities van Ivan de Verschrikkelijke zo sterk zijn in de Russische dorpen, krachtiger dan de Europese? "E-e-e"- hakkelde mijn man van onwennigheid.
       Ik heb de herder nog een beetje bijgeschonken en Jos met bosbesjes gevoerd en de koetjes, verkleumd door de avondkoelte sleepten zich zoals gewoonlijk naar huis. De rook van het Vaderland verspreidde zich aan de horizon.
      
       Honderden handen duwden elkaar weg, richtten zich naar de wagon passage en boden opdringerig voor een dollar wikkels van kranten gevuld met aardappeltjes uit Chernobyl, zoute augurkjes, mineraal water in plastic flessen aan. De trein krabde zich, proestte, ratelde dwars door Wit-Rusland; houdt je paspoort gereed. Lukashenko stond met zijn hand in zijn zij bij de ingang van het ongelukkige land van mijn voorouders uit Gomelj. Bij wie kan ik nog meer een mes over zijn witte nekje halen? De aardappeltjes hadden hun uitwerking en veranderden zich in ontploffende piepers. Mijn man werd stil, volwassen en klom omhoog en klom omhoog naar zijn brits.
       Een Russisch paspoort was van kracht aan de overkant, hier moest je een visum hebben. Ik werd uit de coupe geleid, om mij, met getuigen, te ontkleden. Mijn man botste bij herhaling slaperig tegen de muur. Een jonge vrouwelijke douanier, een lesbische sadiste, zei eerlijk dat haar moeder in Minsk woont, en dat zij ook iets moet eten. En dat wij de enige passagiers in de wagon zijn, dat het geld in ons verscholen zit en dat zij alles moeten doorzoeken.
       Na twee uur hadden zij niets gevonden. Wij keerden vanuit huis naar huis terug, in de attache-koffer lagen alleen een brief over zeep met formaline en luiers voor stervende bejaarden.
      
       De Nederlandse liefhebber van locomotieven is door zijn echtgenote in bed gewurgd; dat hadden we nog op het papiertje in de lift gelezen. Maar het jongetje leeft nog! Op hun bruiloft zijn we geweest, maar naar de begrafenis besloten we niet te gaan.
       Meteorieten bleken een leugen van de overheid te zijn en de tijd werd verkeerd aangekondigd om paniek te voorkomen.
       Mijn rivale trad in het huwelijk en was weer van een kind in verwachting.
       Thuis stond de videocamera aan, in de salon en in de badkamer.
       Ik spuugde het knarsende zand uit en kroop langzaam naar de Joodse bergen in het Dode Zee gebied. De woestijn met een temperatuur van 50 graden tjirpte fluisterend en schonk nu eens een uitgebloeide stam, dan weer een schelp op een doorn ter herinnering aan het verleden. Op een nabij gelegen top maakten twee kamelen zich zorgen, trillend in de luchtspiegeling. Ergens zouden bedoeÎenententen moeten staan, en stof vangen, uiteen getrokken als een katapult. Een andere top werd verblind door schapen, welke hellend vloeiden en het zeldzame grind verstrooiden. Ik zou het nog twee uur kunnen volhouden, na drie ben ik flauwgevallen. Onder in mijn keel kabbelde de kokende sneeuwzee, een romige crÕme, het als ijskristallen drogende zoutvaatje en grijze modder. De Jordaanse helft weerspiegelde in de Joodse en klom met mij omhoog het strand op, bedekt met de korte Russische kamille en de bloedrode kleur van verdovende papavers.
       De Samoen spreidde zich laag en gebrande mist wikkelde mij zorgvuldig in een steen.
       Ergens onder water ging het oude Holland schuil met haar lage Venetiaanse verdiepingen. Een molen met geknipte rieten mutsen werd beademd, en wij werden meegesleept langs de weg tussen hartstochtelijk samengevloeide zeeÊn: van het Zuiden en het Noorden.
      
       Potverdorie, je hebt je Vaderland verkocht, secreet. Hallo, waar is het, Vaderland?
       Jos heeft uit louter leegloperij geleerd hoe je mijn naam moet uitspreken. Vol en onzinnig, net als in een openbare ruimte.
       Tijdens de rechtszaak zei ik: welke bul-terriÊr? Het was een rottweiler. En hij heeft niet mij, maar mijn dochter gebeten, toen zij hem wilde aaien. Ze geloofden mij meteen, moesten huilen, en hebben toegezegd dat ze de zaak zouden sluiten en dat de verzekering weer zal uitbetalen. En men noteerde: hysterie. En zo werd ik gekweld, mezelf ons gehele verleden herinnerend.
       Waarschijnlijk, ben ik een krankzinnige. En de fysiotherapeut zette de hele winter mijn botten recht.
       Onze buurvrouw Gilberta had een keer de deur op slot gedraaid en zat mij achterna met een paar handboeien. Zij is lesbisch en hier is dit zelfs normaal, zij gedraagt zich altijd zo na het blowen.
       En er is niemand die me zo na aan het hart staat als Jos. Dit weet ik zeker als we als blinden slapen, waarbij de een tegen het achterhoofd van de ander ligt, met onze armen gestrekt tijdens onze slaap. En zijn prikkende naam druk ik stevig samen in mijn ring.
       Onze kinderen en kleinkinderen gaan naar een blanke school. Zijn oudste zoon belt als hij geld of andere hulp nodig heeft. Als hij niet langskomt, dan is alles in orde met hem, wees gerust! Van tijd tot tijd probeert men ons als emigranten het land uit te zetten.
       En juist op dat moment moet ik intens aan het weesje uit Ghana denken.
      
      
       Deel II.
      
       Godo6 zal nooit komen.
       Ik draag het water in de vorm van een kruik en het plenst veerkrachtig tegen mijn handpalmen. Het water bewaart haar omvang en gewicht, stroomt door mijn gehaaste stappen over, maar er is geen kruik. Enkel het lege water koelt en pest.
       Zo komen mijn vingers in jouw bovenarm - het is geen vet, maar ouderdom die zich verspreidt onder de perkamenten huid tussen twee moedervlekjes en zeldzame grijze haartjes. Het rimpelt de huid als een vloeitje, en ik ben bang haar te scheuren.
       Ik voel me misselijk, en boven mijn zonnevlecht jankt zachtjes het hondse medelijden. Ons leeftijdsverschil van vijfendertig jaar drukt mijn schouders samen, gooit mijn hakken af, zodat het onopvallender, van gelijkmatiger lengte wordt. Maar soms, als ik je intenser dan anders haat en in jouw - mezelf minacht, dan rinkelen mijn tandjes als parels en ratelen mijn polsen als armbanden die je me zelf hebt gegeven. Mijn lippen strekken zich uit als tedere wormen na de regen en de liefde, zoals zigeuners dingen kunnen lospeuteren, trekt zich terug.
       Ik vlieg heen en weer tussen de Truskavets7 baden, mijn badjas met mijn knie opzij slaand. De onrustige badgasten in de ziedende bronnen grijpen mij vast met hun vette of doorzichtige zieke vingers, waar het stinkende bruisende water van af druppelt. Ik lach met fijne tandjes en voeg al naar gelang mijn stemming kokend water of stinkende koude toe. Het geringe salaris na vijven herinnert mij eraan mezelf om te kleden en met m'n stijve pinkje opzij loop ik rinkelend met hoge naaldhakken naar beneden, voorbij de markt, de hoek om, langs het hotel waar 's nachts, in het vanaf de straat troebele restaurant, mijn lieve kleine kreupele, met zijn tenor, een of ander Russisch volkslied ten gehore brengt. Maar ik ren nog verder naar beneden, naar jou, kletsgrage, vlijende, mooiprater, die mijn zoontje een studiebeurs en mijn afgunstige moeder een eenkamerwoning belooft. Mijn moeder dreigt een vloek over ons af te roepen en mijn zoontje is net van school gekomen en snuffelt in de lege vriezer op zoek naar een stuk aangebroken ham waarin gebeten is, in zijn vuistje lachend om de schijnbare ochtendschool. Geen kruis slaan! En zo zit hij daar bij een raam dat gedurende het vijfjarenplan niet gewassen is en bijt op zijn grijze nagels, er van dromend een huurmoordenaar te worden, iemand in opdracht te doden en betaald te krijgen in nieuwe knisperende dollars. Ach, jij, mijn lieve krullenbol, die meiden najaagt en boterige wijven begeert. Wie zou jou nou tot voorbeeld moeten dienen? Toch niet de kleine kreupele van het goedkope restaurant, wiens tenor tot krampen leidt en welke doordringt tot onder de afscheiding van draagbalken en onooglijke badgasten wakker maakt?... De tenor heeft een voet die 13,5 centimeter hoger is dan de andere en het maakt niet uit hoeveel je gymt, wat leeftijd betreft laten die verdroogde begroeide voetzolen zich niet doorzagen. De kleine kreupele houdt van mij, maar wat heeft hij te bieden? En mijn oude man vermaakt mij, hij heeft een woning in zijn borstzak, een onderneming voor de jongen en voor mij schoentjes in een doosje, mimosa's op 8 maart en Godo zal toch nooit komen. De prins met de scharlaken zeilen is verdronken. Hij omwikkelde zichzelf tegen de wind, gleed uit op het dek en stortte in een kanten golf. Aan de kust werd er toen flink gelachen!
       Ik wacht steeds op het moment dat het tot je doordringt hoe ik jou haat, je smalle lippen zoenend en trillend van angst dat je niet op mijn zijden lichaam sterft tijdens een vochtige oktober nacht, stikkend in zwavelhoudend bronwater. Ik knijp mijn neus dicht en als ik je manchetten strijk, spuug ik onder het strijkijzer en herhaal boos: wanneer dan? Hoeveel verklaringen en gulheid heb je nog over, die zouden volstaan voor de goedkeuring van de schorre tenor van het restaurant, zijn eenmalige prostituees en de katterige kreet van mijn onderontwikkelde jong?
       Ik heb zo veel medelijden met je.
      
       In Pieter8 kruipt het Oud en Nieuw in de gedaante van lange regenwormen, roze als nagels, vanonder de poort en ik, mezelf niet in de hand hebbende, rem met mijn hakken naast een gebutste vuilnisbak. Vervolgens geef ik over van alle herinneringen van iemand anders met mijn vervloekte onsterfelijkheid. De wormen kruisen elkaar en kruipen mijn schedel in. Een lijkschouwing zal hen allemaal aan het licht brengen! En net als in mijn jeugd herhaal ik een telrijmpje: berken aan de bosrand, zonnig blauw, satijnen rouwe champignons! Bruid en bruidegom... Hoe is dat, te leven zonder berken? Zonder je lichaam tegen een wormstekige stam te vlijen, niet in een berk-katje te bijten, niet de groene bitterheid af te likken? Zonder een berk op de sneeuw te kruisigen en zonder een verroeste spijker tot aan zijn platte grijze kop erin geslagen te hebben? Hoe is het te zijn zonder je met het sap te wassen en zo met vliegen en mieren en al op je te gooien? Er bestaat zo'n land, stromend met melk en dronken mede, waar kamelen door het gaatje van de oase ademen en door hallucinaties verontrust zich tussen schildpadden en egeltjes bevinden. Er trillen daar berkenloze paddestoelen, niet wormstekig en bloedeloos onder wrede hitte. Maar wacht daar niet op mij, draai je niet om want dan zal ik, mijn handen tot bloedens toe opengehaald hebbende, nooit meer terugkomen en mijn lippen zullen zout en stuk gebeten zijn. En niemand zal het te weten komen.
      
       Met Oud en Nieuw had het net gevroren, zo krachtig alsof het een stroomschok was, en ik sleep met een twee meter lange, aan mijn vingers vastgeplakte kerstboom. Mijn sjaal is gezwollen door tranen als ijskegels, mijn adem zweeft als de mist en ik huil hardop. De bussen remmen en trekken grimassen, in de metro bedreigt een of andere tante mij met een liniaal (maximaal toegestane lengte); taxi's toeteren - niet tegen mij, trams rinkelen vals en ze worden bijna door de wind omver geblazen en een voorbijganger helpt mij de kerstboom op mijn schouder te balanceren. De kromme stam klampt zich aan mijn handpalmen vast, mijn handschoenen ben ik kwijt en mijn laarzen glijden van de stoeprand. Nog een stapje, tracht ik mezelf te overreden, en nog een. En de lift wilde geen dienst doen, ook niet naar de zesde etage. En de verwarmingselementen worden niet gestookt. Wie zingt er nou zo saai, met een hoog stemmetje, net als het muisje achter de kachel? Het huis, dat neergehaald is, onze kerk en ons geheugen.
      
       `s Middags werd het zo snikheet dat er geen druppel water meer in de fles zat, mijn lippen stuk barstten en het stoplicht op de kruising geen tak of schaduw had. Een geit aan een touw stond gehoorzaam onder het rode oog, spaarde haar krachten, verroerde zich niet. Of misschien was het een bok, zo'n gele, zo'n vieze geile. En zo wachtte hij, als een hond, in het centrum van de Heilige stad. In een Arabische villa aan de overkant speelde iemand de etudes van Czerny. Ik herhaal in gedachten elke vervloekte noot en de geit kijkt plotseling langs me heen en blaat, van de wijs geraakt. Onze ogen zijn identiek: ronde poppenogen, geheel zonder pupillen en daarom kan niemand zien dat zij zijn gaan schreeuwen. En nu gillen zij volop, hun zwart is verscheurd. Men leidt ons naar de slachtbank en men denkt dat wij glimlachen! En toen zijn we maar gaan glimlachen.
       - Jullie lachen om jezelf, meisjes. Zo zwerft men met pijpenkrulletjes, plastic tasjes voor afval gestolen hebbende uit de goedkope emigranten winkel Greenberg, waar een taaie kalkoen met een blok ijs versmolten is, als loos gewicht. Een oud dametje krabt er met een mesje aan en likt aan yoghurt die te lang op de toonbank gelegen heeft. En dan brengt men haar naar het kerkhof bij de cicaden en dumpt men haar onder het hek als een Russin. Het maakt haar immers niets meer uit, zij heeft al haar grijze pijpenkrulletjes naar alle kanten opzij geworpen en kon zich niet meer herinneren tot wie zij moet bidden. De ouden van dagen zitten in een rij op een bank, men wacht op de 9-de mei, bevrijdingsdag, - piloten, generaals, tanksoldaten en hun enige vreugde is dat wij niet naar Duitsland zijn vertrokken. Laat ons maar bakken in het Heilige land, net als in de hel en hun laatste levensdagen zijn bitterder dan de hel. Toch is het gemakkelijker te buigen voor de schreeuwende Marokkaan of de zwijgende Ethiopi¸r (tevens de Jood, het maakt niet uit dat hij zwart is), dan voor het lospeuteren van een contributie, een reparatie, een trepanatie van een weldoorvoede fascist, een niet geraakte soldaat. En wat maakt het uit dat hij in '41 vanonder het vizier van een geweer wist weg te kruipen! De bejaarden mompelen, zuigen aan tweekleurige zonnebloempitten en men polijst met krijt die ordes en medailles, die zij van de magere douaniers het land uit mochten voeren, en de anderen die ze waren kwijtgeraakt kocht men later ter vervanging op de dierbare zwarte markt terug. De planken zijn nog niet door vuur verteerd en er komen tranen uit hun ogen door de rook, uit kleurloze oogjes met cataracten, volledig zonder pupillen. Ik heb voor hen de 10 geboden in een Russische scheldvariant samengesteld met afdelingsregister en meldingen voor emigranten. Ik heb het in dichtvorm geschreven zodat ze het makkelijker kunnen leren en het aan het hek van het asielzoekerscentrum opgehangen, als een muurkrant. Ze zijn nog niet vergeten dat er in den beginne het Woord was!
      
       Ik ben zo klein en licht, dat de lamp in de lift niet aan wil gaan. Ik spring op en denk dat het lampje zo misschien aangaat en de lift toch in beweging komt.
       Als klein meisje gebeurde het soms dat ik opgesloten zat in een tikkende woning en dat ik maar naar de lift luisterde. En als ik alleen helemaal bang werd, tot aan een nat broekje toe, sloeg ik een kruis in omgekeerde volgorde, de verkeerde kant op, tegen wat maar voor handen was. Meestal was het portret van Lenin bij de hand. Ik bad tot hem, want de lerares zwoer erbij dat hij als kind zo lief was en in een eendrachtig gezin opgroeide waar men 's avonds achter de vleugel zat en de Appassionata en de Kreutzersonate speelde. Ik droomde vaak dat ik door dit gezin geadopteerd werd om heropgevoed te worden.
       Later kwam het voor dat ik, net als tsarina Ekaterina, mijn fans de deur wees. Niets anders dan "Verdwijn!" Brood en zout zette ik op een rubberen kleedje voor mijn daklozen neer. Wie er ook aan de deur krabbelde, men geloofde mij. De Alexander Nevski brug wordt om 4.50 geopend, de Volodarski twee keer, de Dvortsovy, en de Kirovski, waar de auto's ook overdag van af vliegen het kille water in en de Litejnij worden tot 4.40 geopend (allemaal bruggen). Over de brug rechtsaf, onder de brug door, tot aan het treinstation, het Finlandse genaamd, onder de Ochtinski, onder de Litejni, tot aan hotel Leningrad. Neem de rechter rijstrook, rechtdoor onder twee bruggen door, aan je linkerhand bevindt zich Ushakovski en zo ga je naar de Primorski Laan. Vlak daarvoor komt een verkeersagent uit een struik tevoorschijn. Geef hem het bedrag dat hij op een papiertje heeft opgeschreven (God behoede ons - niet op het formulier!). En verder geen woord, laat hem niet merken dat zijn grote krachtige taal jou bekend is, doe alsof je blind en doof bent, en verstop de gouden tand, anders zal hij je verraden. Ga na de Sestrorezk naar rechts. De Beloostrov is rechtdoor, maar jij moet linksaf. Wel, een viaduct, en verder is alles eenvoudig: zomerhuisjes, de paardrijschool waar we heimelijk met de trein heen snelden, regelrecht spijbelend. Onze directrice gaf ons maar geen toestemming, je moest allemaal achten hebben en een brief van je moeder. Je kon het rijden vergeten als je een onvoldoende voor gedrag had dit semester. De draaimolen werd op snelheid gebracht, je maakt de verroeste kettingen los en gebogen maak je vaart op de wip: daar ga je! En je rijd verder met 80 km./u., anders heb je niet genoeg benzine. De agent heeft zich niet in je laatste roebel verslikt en er is geen geld meer om te tanken. Trap hem op zijn staart tot de grens, er is daar een T-kruising, bereken dat met behulp van de kilometerteller. De rijen echter zijn overal even lang, maar als je heel vroeg 's ochtends komt, grijp dan meteen de formulieren en wacht in godsnaam nergens op. Verder ligt immers Helsinki.
       Onze donzige kleine airdale-terriÊr zijn we thuis vergeten. Hij rende rond de datsja en muizen ving hij niet meer, hij was al oud. Hij kroop zelf tot aan de weg en wierp zich voor een auto. Maar wat betekent nou een klein hondje voor jou, wanneer alle verloren huizen op hondenpootjes staan. Of je familie of bandieten vallen je lastig. Voor de caravan hebben wij op de stoep gordijnen uit linnen zakken gesneden en met ruw garen vastgenaaid. Ze werden moerasgroen met blauw. En de deur hebben wij meteen uit zijn sponningen gehaald, het was heel heet. `s Nachts viel het schilderij steeds van de spijker, duikelde in een bouwput temidden van de woestijn tussen schildpadden, schedels en egeltjes. De oude mensen zijn daar nu aan het sterven. Ze hebben rozen zonder doornen geplant, de tuinman geeft hen water, dan wendt hij zich af en veegt met zijn mouw datgene wat samengestroomd is weg: ik versta geen Russisch.
       En er waren nog huizen. Een paar van asbest op de heuvel, er renden daar muizen rond, zij waren al echt kind aan huis geworden. Ze hadden zelfs Oekra¿ns geleerd. Slangen sisten rond het huis en kropen op het bed. Zij verveelden zich, zielige beesten. De begonia is in het geheel groter dan een mens, spreidt zich uit met bloemetjes, verspreidt stof en verhit. De moerbei klopt iets zwarts regelrecht op het ongewassen keukengordijn en het bordje heeft nog steeds een blauw randje.
       Vroeger waren er huizen, nu zijn ze niet meer. Uitgeroeid. Met een bulldozer geÊgaliseerd. Alles is weggezaagd tot aan het wondwater. Alleen de moskee van Omar de eeuwige is overgebleven. Bruggen zijn overgebleven, ze schommelen. En de verlaten kleine airdale-terriÊr is daar ook.
       Weet je dat een talentvolle schrijver dat alleen onder een democratisch bestel kan zijn? Wordt je deze link met de avant-garde gewaar, dat je voor je tijd uit gaat? Want wat is nou belangrijk in kampmemoires? Hoe je jezelf moet gedragen, morgen in dezelfde situatie. Goed, sommigen van ons zijn omgekomen. Je moet toch alles op tijd zeggen! Maar wat zingt er zo?
       - Het huis, dat is afgebroken.
      
       Wat houd ik toch veel van jouw, meisje. Ik zal de kleine kreupele ontvangen; wij zullen voor hem een plek bij het Mariinski9 vinden. Als hij maar niet schor wordt. Zorg goed voor hem, ik heb ook koolsoep in een potje voor hem klaargemaakt. Het gestoofde vlees op de bodem is niet geroerd. En het sjaaltje dan, het sjaaltje! En zijn tenor is helemaal niet slecht. Jij hebt er meer verstand van dan ik. Ik heb niemand, ik ben alleen overgebleven. `s Nachts kijk ik op de klok of hij tikt. Ik zet de fluitketel op, hij maakt alle buren wakker, maar hij is menselijk, hij kan praten. Ik zet de kraan open en laat het water maar druppelen. Ik vraag de ambulance of ze nog niet in slaap zijn gevallen mocht er een beroep op hen gedaan worden... Ik zou een slinger moeten kopen. Meteen morgen, morgen! En zie, de lift gaat omhoog. Ze leven nog, ze zijn niet dood. Nitroglicerine onder je tong en je hoofd onder je kussen. Je bent buiten adem en je legt je hoofd op het beulsblok. Je krimpt van angst samen en je bent rad van tong. Wat houdt ik toch veel van jou, meisje en ik mis je. En onder het hek zullen ze ons als Russen begraven.
      
       Ik sta in de file ergens in Duitsland. Trekkers met opleggers kruipen daar in gelijke tred met de auto's. Of nee, ik sta bij een toegangsweg van New York. Daar sta je naar je werk gegarandeerd twee uur stil tijdens het spitsuur. De auto's om mij heen zijn allemaal gedeukt, verroest en lang. Of nog niet, ik sta in Jeruzalem. Chirac is op bezoek gekomen en de mensen begroeten hem, en heet dat het is. De airconditioning is stuk. Een sleutel heeft mij op mijn dij een brandwond bezorgd, mijn elleboog heeft een snee van het raam. Langs mij heen vloeien de Orthodoxen gekleed in hoeden, pajes en zwarte jassen, net een hallucinatie. Hun vrouwen dragen wollen kousen en pruiken onder hun hoofddoeken en zijn gekleed in jurken tot hun enkels. Ik krijg het heet en wend me af. God, vergeef Chirac; het water in onze flesjes is op. Hij weet niet eens dat wij hem hier met de gehele kudde begroeten. Als wij niet sterven is er genoeg tijd om na te denken.
       Ik steek mijn arm uit: hier is zij, in een sagrijnlederen band, de uiterst rechtse. Of nee, zonder te kijken pak ik er eentje uit het midden: het derde deel van Blok, in het blauwe boek markeert een boekenlegger zijn "doods-dansen"10. Maar nee! In welke landen hangt deze boekenplank, hangt de brievenbus maar aan een en niet twee spijkers te schommelen en klopt de postbode het stof van de brieven? Een ijzeren kist op een paal naast een afgebroken huis.
       En mijn elleboog begon zoetelijk pijn te doen: waarom lieg je in de rechtbank onder ede, dat de hond jouw gebeten heeft? Wat voor bul-terriÊr, als het eigenlijk een rottweiler was, nog een pup. En het was helemaal niet jij, maar een klein meisje dat bij de zandbak verscheurd werd. Doe zijn glanzende huid afkoelen, schep wat dieper en onder je nagel voel je de strakke verwikkeling van woelige aders branden, de vastgedraaide kracht van de slavenangst. Plakkerig en wee zoet: streng is hij, de angst - opzij! De politie nam de zusters van dat meisje mee naar de eerste hulp om afscheid te nemen en zij sloegen over de kop. Iedereen maakte deel uit van het ongeluk. Alleen de reiger met een staartje op zijn achterhoofd kan het zich nog herinneren en loopt om deze plek heen. Hij is mijn getuige. Ik dwing een verzekering af en bid zelf: Spaar mijn kinderen, Here!
       De honden janken en janken maar. `s Nachts schreeuwt iedereen in verschillende dialecten: mijn man in het Nederlands, mijn zoon in het Hebreeuws, mijn dochter in het Russisch. Ik lees in het Engels en ren rond om hen om beurten het zwijgen op te leggen. Of de deken ligt scheef, dan weer is het kussen gevallen en vliegen er ganzen uit, snaterend.
       En op het dichtstbijzijnde kerkhofje, naast de kerk, zit Rembrandt op een natte boom een zelfportret met een grafsteen te schilderen en denkt in zichzelf aan de verloren zoon. Hij denkt steeds over zijn zoon, de vader. Over Saskia.
       Mijn man verwisselt mij in zijn slaap met de vijand en brengt mij een verpletterende slag toe met een rechtse directe. Hij schrikt op, steekt zijn gezicht als een dier in het kussen en slaapt verder zonder te miauwen. Maar als hij mij met zijn arm, als een grafsteen, platdrukt dan voel ik dat ik in plaats van door de deken door het luchtlaagje van de toekomst omhelst wordt en samengetrokken wordt. Ik ben voorbestemd in maart te sterven: hepatitis, meningitis, herpes. Kon ik maar oud worden, nu, gelijk! Niet zoals Sima, de lievelinge en verpleegster van de chirurgieafdeling van mijn oma. Zij hebben samen voor zo veel gewonden een aanval van de dood afgeslagen, zo veel ledematen weggegooid, zo veel verschillende lichaamsdelen aangenaaid! Zij hebben op de Reichstag hun handtekening gezet, rochelden: voor Stalin! Sima wuifde het stof met een doekje weg, blies het als een veertje af, wreef het vlekje weg met kerosine, verbrandde dat vervloekte ding met benzine, beet het uit met zuur, deed het met spiritus roesten, maar de geur is eeuwig. Sima spoot er het parfum Lelietje-van-Dalen op en het Eau-de-cologne "Anjer". Ook met op de zwarte markt gekocht Frans toiletwater, maar de lucht volgde haar op de voet, hij kwam in haar zak wonen en het was geen luchtje meer, maar een zware stank. Sima rent van haar weg langs de Gorochovaja straat en vliegt langs de Litejnaia Prospekt, voorbij het fineer van een bouwterrein waar vermeld staat: "Dood aan de Joden, redt Rusland". Ze rent langs de kade en de geur giechelt uit de zak van haar katoenen jas, klimt omhoog via haar kraagje van persianer bont en Sima, om bij haar weg te komen, heeft zich over de balustrade gebogen. Het ijs op de Neva rinkelt in het rond, enkel een roze wak met een zuiver zonnetje schijnt en Sima glipt er zo in! En de geur vroor vast aan de rand van een ijsschots, bleef daar zitten en zo zit hij daar nog steeds en bekijkt zijn weerspiegeling. Sima is niet meer!
       En doodgaan zoals opa wil ik niet. Na een onbenullige operatie kreeg hij van een verpleegster een voor iemand anders bestemde injectie. Het geheugen van de generaties rijkt niet verder dan de derde. Ben ik wel een jongetje geweest?
       En te sterven, zoals de vrachtschuiten recht onder je ramen voeren, wil ik niet. In de ruimen worden slaperige kinderen naar het buitenland vervoerd vanwege hun interne organen. Over de vrachtschuit loopt een dapper man met een slang in zijn handen. Hij schrobt het dek-dak met ijskoud water, zijn laarzen staan tot de opslagen onder water en zijn schone auto staat onder een vlag, vastgebonden.
       En ook sterven als een Oekra¿nse priester wil ik niet, een kerkmeester die al een halve eeuw een Russische kerk onderhoudt en zich verbergt voor deze of gene politie. Ik zei tegen hem, dat ik persoonlijk over hem in Isra¸l gehoord had... Over de heldendaden van zijn werk in bezet gebied van het Vaderland. Hoe hij spek met een gril bereidt en zelf zijn sigaret draait en zijn gezicht op de foto komt mij bekend voor!
       En honden janken nog steeds: over een week treden wij toe tot 1999, en ik heb het nog maar niet over het volgende jaar, degene die het overleeft, natuurlijk.
       Zo hebben Elena Alexandrovna en haar jongste zus de leeftijd van 85 jaar bereikt. Een kwart eeuw in kampen is dusdanig op hun schone zielen afgedrukt, dat de dametjes nu blij zijn om elk vogeltje of beestje dat ze zien, een mier met streepjes of een wakker geworden vlieg, of een kind (zelf hebben zij er geen). Zij hebben niets aan een wekker of een fluitketel en een radio aan hun zij kan hen niet schelen. Dikke tijdschriften echter bundelen ze en bladeren er door en zij hebben ieder 2 abonnementen voor het Concertgebouw. Daar komen zij regelmatig hand in hand. Het maakt niet uit dat zij geen eten hebben, dit is Muziek! Waar ligt het geheim? En zij lezen I.T. Tvardovski: "Gedurende het eerste onvolledige jaar van zijn bestaan aan de Ljalja rivier heeft het Taiga kerkhof honderden bijzondere, vroegtijdig gestorven, gedwongen migranten van een volksverhuizing opgenomen". Wanneer is het dan tijdig, buurvrouw? In dit millennium?
       Ons ziekenhuis, waar zich een gele helikopter op het platte dak heeft genesteld, heeft van de Duitsers een heuse trein gekregen, welke in zichzelf sist en klokt. En de Nederlandse artsen zwaaien met hun handen (sla een kruis, rot op, val dood): met deze trein werden Joden naar Auschwitz vervoerd. Neem je cadeautje terug, vijand, eerlijk waar! En men huilt. Tijdens ons millennium.
       Varend over het Amsterdam-Rijnkanaal, waar men nu organen sleept, zijn in diezelfde ruimen tijdens de oorlog de levens van zoveel mensen van fascisten gered!
       Vroeger was er de zee, later hebben zij daar een polder dichtgegooid: een kanaal is een riviertje naar de zee, wij zullen ook dichtgegooid worden.
       Ik, Lialechka, ging in IsraÊl op mijn tenen staan. Ik strekte en strekte mezelf en reikte bijna tot God. Ik begon met hem te corresponderen: zijn wij gelijk, als het ware, en of Hij bestaat. En God krabde zijn achterhoofd en bezorgde mij een frontale botsing op de weg welke een uitzicht bood op de Olijfberg. Kinderen schreeuwen, uit de auto kringelt rook. De Arabische, mijn tegenligger, wordt met een halssteunband door de ambulance weggevoerd. Olie vloeit op het gesmolten asfalt. En ik zit op een steen, diep in gedachten. Bedankt voor de waarschuwing. Soldaten geven mij water om bij te komen.
       En mijn man denkt dat wij, Russische vrouwen, allemaal hoeren zijn. Ik zeg: de prijs van de tragedie? De opvatting dat je als je gezoend hebt moet trouwen? En hoe komt het dat je buurman je voor laat, voor mij doet hij nooit een deur open! Dit zijn maffia-praktijken? (ja, zo veeg ik mijn sporen uit, door alle landen rondzwervend).
       Ik heb de deur op slot gedaan en lees hoe Brodski in een lijkenhuis werkte. Ik drink advocaat met slagroom. Mijn man is heel mijn leven en hij dacht dat ik het aan mijn hart kreeg! Hij is de deur aan het ontzetten en ik gil:"wacht, ik doe open voor je". Maar zijn schoen is stevig, je komt niet in de buurt. Spaanders vliegen alle kanten op, hij zou mijn schouder uit de kom kunnen laten vliegen.
       Ik stelde hem eens na onze bruiloft een vraag om hem beter te leren kennen, we spreken per slot van rekening verschillende talen: Heb je ooit levende mensen vermoord?
       Ik vroeg het voor de zekerheid. Ik wilde het gewoon weten. Ik hield heel erg van hem.
       Maar mijn man heeft drie namen: zijn hoofd heet Frederik, zijn romp Ashwin en zijn voeten dus Stephan. En ik weet niet altijd tot wie ik me moet richten. Maar wanneer onze wekker vrolijk "Hi, I'm Barbie!" schreeuwt, dan herinner ik me die oude man en denk dat we de verstopping ontstoppen. We zullen gif kopen, de elleboogpijp is verstopt geraakt met bloemblaadjes van de ontelbare cadeau gekregen rozen. En de kraan moet je maar niet repareren. Laat het water uit het Amsterdam-Rijnkanaal maar lopen, dan zal het niet zo eenzaam zijn.
      
      
       Deel III.
      
       Deze spiegel is een andermans verhaal. Toen men mij vertelde dat ook hij gestorven was en dat ik weer van hem zal houden - ... Wat was ik vrolijk! Er is geen plaats meer, waar je voor onsterfelijkheid heen kunt vluchten. Alles zal vergolden worden.
       ... Hij sloeg de door roest uitgebeten deur dicht en strekte zijn nek. Er kraakte iets en er kabbelde iets in zijn achterhoofd. Hij leunde achterover tegen de rugleuning, bestaande uit houten balletjes op vissnoer geregen. Vluchtig en met walging keek hij de waarheid in de ogen. De waarheid was vals, uitgemergeld, gezwollen door de astma en zult, stinkend van de mierikswortel en zuurkool uit de stomende koolsoep, die hij met zijn handpalm uit de pan haalde. Hij was een geweldige kok. ProvenÃaalse meisjes hopende op een verblijfsvergunning voor een grote stad, met alles akkoord gaand, serveersters in kanten en met stijfsel behandelde kleding en LTS-studentes fluisterden hem na een borrel warme onzin toe, verstijvend door ondenkbare strelingen. En als geslagen teven ademden zij vochtig in zijn ogen en smeekten hem om eten en bescherming, nylon kousen, cremeplaine en een baan en in een aanval van eenzaamheid om een stille bijnaam. En zo noemde hij alle wijven liefje, schatje en snoesje, hen elke nacht stuk voor stuk verruilend. Er flitsten slappe lesbiennes en van alle wodka en dollars helemaal gek geworden meiden. Zij kwamen tot zichzelf tussen bonte flessen en schreeuwden met consumptie, met een kater, nog verzadigd, met een opengehaald hoofd. Een oud werkpaard loopt alleen nog maar recht met de eg. Een schitterend en stoffig huis in de stijl van een vrijgezel. Kaviaar, aangebroken kabeljauw, een oproep tot medelijden. Het is lang geleden dat hij voor hen het beddengoed verwisseld heeft en mopperde om de vlekken. Zo draaide hij voor de derde keer het lakentje om. De halfhongerige koelkast raakte bedorven, 's nachts huilend als de buiken van de gekomen meiden. Soms deed hij het verstommen. 's Ochtends werd rond hem gesloft en visgelei gemorst. Omgekochte blinde oude oma-tjes achter de muur met boeren bloemetjesmotief, publieke lampenkappen van de sterren van het Kremlin, het ontkledende licht, gekraste spiegels tussen de benen, peuken besmeurd met lippenstift, gedoofd op de gepolijste vloer. De samogon11 borrelde vettig op zolder tussen de bundels oude bladen en scripties. De ramen kijken uit op een drukke laan. Verzadigdheid is verveling.
       Hij zette de achteruitkijkspiegel recht, boog zich onwillig en startte de auto met afschuw en eeuwige vrees.
       De snelweg vloog een kant op. Een monument voor honger, vanwege de gelijkenis "bijtel" genoemd. Kale sentimentele appelbomen dragen geen vruchten. Een plastic tasje van de firma Zomer waarin men voor hem komkommers met pukkels bewaard. Meisjes lopen zoals thuis rond, hun gezichten besmeurd met een aardbeienmasker. Hij lachte gemoedelijk en wuifde een vlieg van zijn voorhoofd. Gedachten stroomden, elkaar afwisselend om het hardst, als een slagboom, een moeder op de stoep met een blauwe kinderwagen, met troebele wolken. De samogon kabbelde in 3 liter flessen in de kofferbak, een betaling voor de mannen die een deel van een huis hebben aangebouwd. Hij herinnerde zich het zomerhuis van zijn broer, swingde, en iets menselijks verscheen op zijn gezicht.
       Een zevenjarig meisje slingerde zich om zijn nek, aaide zijn rug, trachtend hem blij te maken. Hij was bezig met een speelgoed parachutist, was de draadjes aan het ontwarren maar kon er met zijn kromme vingers niet goed bij. Maar uiteindelijk lanceerden zij hem en hij miste weer, raakte weer verstrengeld. Hij rende er heen en het werd plots heel belangrijk dat hij zelf de brandnetels inging, zodat zij zich niet zou branden. Daarna rookte hij, zijn astmatische hoest stillend, hakte groenten voor de koolsoep. En het tafelkleed is doordrenkt met gebakken ui, met een verzadigde vette kantine. Hij gaf iedereen te eten; het meisje was er plotseling niet meer: ze sliep. Hij vertelde een schuine mop, spuugde en blies rook en draaide zich van een zij naar de andere tijdens zijn droom, die er niet was. Een nachtegaal bedreef de liefde op een vogelkers. De ochtend koelde af.
       Een kind huilde van verwarring en teleurstelling. Bedrog werd afgewisseld met een doffe pijn, als een kussen, maar er was geen bloed. Een zuster stak haar natte vingers naar hem uit en keek verbaasd naar de volwassene die er naast liep. De jongen stond op van de na de regen glimmende rots. Hij was datgene wat gebeurd was al bijna vergeten. Die ander reikte hem de hand, het kind aarzelde even en trok zijn hand onverwacht en kieskeurig terug. De ergernis bleef: lastige jongen. Schattig zusje.
       Godzijdank, hij is ook zelf eenzaam. Geen schulden, geen kinderen en de vervelende jongen huilt. Het mama-tje rent naar het gehuil en veegt met de zoom van haar rok de regen van het bruine gras, haar rok vloog open. Zij schreeuwt steeds maar (stel dat de jongen echt een hersenschudding heeft?). Hij verdreef de gedachte en schakelde als een machine over op een hogere versnelling.
       De duivel heeft hem die moeder, destijds een meisje toegeschoven. Hij was vergeten dat ze pas 12 was en betastte haar aan tafel, iemand antwoord gevend. Drukte haar stekende knie samen, wat eigenlijk een bot was. Iemand anders zou gezwegen hebben, maar deze gooide de tafel om, het kreng. Het leven was makkelijk en comfortabel.
      
       ... Bijna twee uur lang wilde de jongen niet van haar rug afkomen en begon bij het geringste te huilen. De kastdeuren stonden wagenwijd open, de erfenis is bekeken. Alle antiquariaat is uitgestald. Moeder huppelde rond met honderdjarige parelmoeren schelpen in haar oren, hield ze tegen de in het glas ingegoten kleurige kastelen, rinkelde met het zilveren belletje van de achteroma en vervloekte de arts: alle mogelijke termijnen waren voorbij.
       De deur van de lift dreunde. De Joodse dokter heeft rode handen van de kou op straat. Er is geen koffie in huis (je krijgt het niet!). De kleine jankt, een bulletin, op je tenen de kamer uit gaan, de kamerjas staat open en van de vrouw word je alleen maar moe. Ik schitter met een Russische tand. Er zit een tiental in een envelop en ik schaam me dood, want de dokter heeft kinderen... Ik leun tegen de deuropening en de ochtend zal komen, hij is er al.
       ... Ik omhels een vreemde man. De telefoon rinkelt oorverdovend. Hallo, dit is de dokter!
       ... De grenswachten doen geen oog dicht en richten vanaf de wachttoren hun verrekijkers op ons. Het Ladoga-meer kabbelt. Zoals met een heiligdom, zonder mij met je handen aan te raken, trek je met je tanden het badpak van mij af. 22 juni, 4 uur `s ochtends. Een jachtvliegtuig vliegt onverschillig aan de verkrampte, verpletterde hemel. Wij staan stokstijf en gaan niet meer uit elkaar.
       ... Men plaatst de vingers van zijn kinderen tussen de deur en wacht wat er gebeuren zal. De arts kan dit niet aanzien, zijn bril is beslagen. De familie laat hem niet binnen, hij drukt mijn armen op mijn rug en sleept mij over de treden van de 22-ste etage. Mezelf verzettend kruip ik op mijn knieÊn achter hem aan en zo voorkomen we dat wij niet in het trapgat vallen. Mijn dokter rijdt boven op een karretje het perron op met alle kanten op vallende bagage, net als op een tank: vooruit, naar Isra¸l. De vingertjes van zijn kinderen zitten in het verband om ze af te schrikken. De dokter druppelt een middel tegen hartklachten op een klontje suiker.
       Na zijn hartaanval mag hij zich niet meer opwinden.
       ... De broer van mijn vader haalt mij op van het station. Hij voedt mij met koolsoep, net als een biggetje en geeft mij ijskoude samogon te drinken. Hij vind mij zielig en hoest, of huilt.
       ... Zonder te kijken gooit hij een peuk uit het geopende zijraam waarbij hij uit zijn ooghoek de wegbewijzering opmerkt. Sneeuw hoopt zich op bij de ruitenwisser, het wordt vroeg donker. De tegemoetkomende lichten verblinden. Vlak voor de bumper steekt er een schoolmeisje de weg over. Hij trekt zich samen, remt, denkt aan het zevenjarige kind en aan de in de takken vastgeraakte parachutist. Het meisje huppelt naar hem toe over het veld. Zij is lichter dan de kamillebloemen die als duikelaars van onder haar voeten omhoog komen. Haar vlechtjes zijn door de wind uiteen gewaaid, haar armen zijn wisselend bladeren dan weer vogels. Hij heeft voor het eerst in zijn leven lief. Hij weet dit.
       Sneeuw beplakt de auto, de wind klopt tegen de flank. De Lada werpt zich over een kuil, schiet de tegenovergestelde rijbaan op.
       En er bestaat niets meer.
      
       ... Die dag worden de laatste twee raketten op IsraÊl afgevuurd (hoeveel zullen het er zijn!)
       Diezelfde dag heeft haar waanzinnige vader onze dochter al in de flat opgesloten. Hij martelt haar, haar aan haar armen uiteengetrokken en knijpt in haar oortjes met zijn gebroken nagels. Hij strijkt lucifers aan en weet helemaal niets meer. Wij brengen haar niet naar school, wij pakken onze spullen in.
       ... Maar toen mij werd verteld dat ook hij overleden was en dat ik van hem zal gaan houden, moest ik lachen. Er is geen plaats meer waar je jezelf voor onsterfelijkheid kunt verstoppen. Er is geen aarde meer.
       Over de brug, rechtsaf, onder de brug - tot aan het treinstation, het Finlandse genaamd, onder de Ochtinski brug door en achter de Litejni brug langs.
      
      
       Eindnoten:
      
        -- Romanpersonage uit het boek "De twaalf stoelen" van Ilf en Petrov.
        -- Russische schrijver en politieke gevangene.
        -- Tegenstander van de democratie.
        -- Democrate welke of afschuwelijke wijze vermoord is.
        -- Hoofdpersoon uit een kinderboek.
        -- Personage van Bekketh.
        -- Kuuroort met heilzame bronnen waar mensen met gezonds-heidsproblemen naar toe gaan om te baden.
        -- Populaire benaming voor St. Petersburg.
        -- Operatheater in St. Petersburg. Thuis van het wereldbero-emde Kirov Balet.
        -- Gedichten van de Russische dichter A. Blok.
        -- Zelfgestookte drank met een alcoholpercentage van 80%.
      
      
      
       Het Kasteel.
       Streekroman.
      
       Hoofdstuk 1. Dat was dus niet het geval.
      
       Jij, Onzichtbare, had gelijk; dat uiteindelijk jij mijn enige vriend zult blijken te zijn. En ik zou je willen vertellen... Ik zoek de juiste woorden, mijn tanden verpulverend op deze harde noot van het woord en pecan noten. Het allerbelangrijkste is dat alles geweest is en bestaat, het dient alleen aangehoord te worden. Het zal voor eeuwig en altijd bestaan.
      
       Wij zijn gisteren op de begrafenis van een onbekende Tante in Rotterdam geweest. Een soort glazen Tel Aviv, een reusachtige haven met containers welke felle blokken vormen. En om jezelf een voorstelling te kunnen maken; de stad is immers ons gewezen Amsterdam, platgebombardeerd door de fascisten. Hij bezit een gelijkenis met een miniatuur van St. Petersbug en ook iets van het verwoeste Rjazan of Smolensk met zijn schaduwgevende kathedralen en herenhuizen. Je struikelt over deze rook van het Vaderland en wrijft over je knie. Maar ik zal proberen mezelf wat duidelijker uit te drukken.
      
       Daar bij het graf (ze konden geen geschiktere plaats vinden) zou ik voorgesteld worden aan mijn nieuwe familieleden: ik had hun achternaam aangenomen. En waarom?... Opdat zij mij als de zijne zouden accepteren, al was het aan gene zijde. Neem mij niet kwalijk, ik scherts. Hier echter, onder de levenden, kan ik dit niet meer verwezenlijken. Ik heb er genoeg van mijn wankele status te rechtvaardigen met de glimlach van een brilslang en een religieuze rok met een stoffige sleep. Dat ik geen Russische prostituee ben, die haar zinnen heeft gezet op hun vervloekte burgerschap... "Mijnheer, mag ik u passeren?" "U stond hier niet, mevrouw!" Nee, ik ben om van te houden, wederzijds... Deze bekentenis steekt als de angel van de wilde honingbij.
      
       Op een briefje, om ons niet te vergissen, hadden wij alle voornamen van de familie Laarman opgeschreven, omdat mijn Tjerk hen, zijn broers en zussen, ook bijna een halve eeuw niet gezien had. Een generatie wiens leven tijdens de Tweede Wereldoorlog haar gelukkigste jaren kende. Het wissen van het geheugen, maar dan om andere redenen... En ik heb er geen benul van hoe de katholieken een kruis slaan. Ik weet niet eens hoe dit bij ons gedaan wordt; van gelovige tot dief of andersom? En is het wel geoorloofd om in zo'n situatie "Goedendag heren" te zeggen? Ik had het lange Nederlandse woord `gecondoleerd' uit het hoofd geleerd, maar aangezien ik de rest van de tijd diepzinnig zou moeten zwijgen (met een verstandige blik), mijn zoete lippenstift herkauwend, werd ik nog het meest in beslag genomen door mijn uiterlijk, het kant.
      
       En natuurlijk begon er toen een stortregen te gutsen welke veel luchtbellen in plassen deed spatten. Dit beloofde een wazig vooruitzicht, het gepiep van ruitenwissers en remmen. Mijn man had gehoorzaam bij zijn jasje een ouderwetse stropdas met een uitgewassen stuk karton omgedaan (hij wist nooit hoe hij hem om moest strikken en ik herinner me alleen hoe Pioniers het doen). Ik had nog snel een thermoskan met zoete thee en chips meegenomen, hoewel wij slechts een uur moesten rijden. Wie weet wat er ons in het Rotterdamsche wacht?
      
       Tjerk, een amateur in het versturen van kerstkaarten (en niet meer dan dat), naar iedereen toe en overal heen, had alleen het volgende over zijn overleden tante uit zijn geheugen naar boven gehaald. Tijdens haar verjaardagen die ze zelden vierde, zegt men, bedekte ze de vloer met kranten zodat de gasten haar parket vol met kale plekken niet vuil zouden maken. En haar goedgelovige man was er nooit achtergekomen, dat zij achter zijn rug om meerdere miljoenen gespaard had. Hier zijn binnen het gezin sentimenten en openhartigheid eigenlijk niet gebruikelijk. Zo was hij in den Here heengegaan.
      
       Onderweg hadden wij met behulp van een kaart vastgesteld, dat wij dus niet naar de begraafplaats, maar naar het crematorium moesten. Tegelijkertijd werden er op de radio, ten tijde van het hoogtepunt van de mond - en klauwzeer epidemie, slechts twee woorden uitgesproken: vlees en melk. En op de velden waren overal witte bordjes te zien met het portret van een elegante koe en de kerkelijke leus: "Redt ons!" Juist nadat men in dit kikkerland twintig kilometer aan dieren geruimd had, inclusief dierentuinen (op welke andere manier kun je dieren in cijfers vatten?), raakte Amerika besmet en richtte het virus zich op Rusland. Juist vandaag hadden de Nederlanders zich in het hoofd gehaald om de vijftienduizend in het district overgebleven hoefdieren in te enten en daardoor kwamen wij vast te zitten in een file, die per toeval het gelijke aantal kilometers telde. De door Tatcher afgekorte molen zwenkte met haar achterkant naar het bos. Zwanen in stelletjes doezelden in de wijde, de lege zwembaden van de lente tekenden zich blauw af als de omgekeerde hemel. Trouwens, de winter duurt hier officieel tot 21 maart, het voorjaar daarentegen duurt tot aan de begindatum van de oorlog tegen het fascisme. De zomer eindigt dan tegelijkertijd met de Russische vroege herfst en men verdeeld de vacht pas aan het einde van de herfst, hetgeen samenvalt met het optuigen van de kerstbomen.
      
       Alles stond in bloei en de camelia had haar bloemen al verloren (La Traviata zwijgt onder de grijze regen) en een driewieler met een slinger in zijn drie wielen lag in de modder, terwijl een reuzenrad somber stond te blinken onder de wolken, de kinderen vandaag alleen al met zijn naam verwonderend... De Mac Donald's restaurants strekten zich uit langs de weg en mijn make-up liep uiteindelijk uit vanwege ongewenste lachbuien, stortregen en tranen.
      
       Op onze leeftijd wordt er niemand meer geboren, men overlijdt slechts. Tjerk dacht peinzend terug aan de overledene:"Wij moeten er zeker naartoe. To see each other." Ik gleed van het lachen uit mijn stoel op de vloer van de wagen. Mijn man zei echter zonder ook maar een schim van een glimlach:"Mochten we te laat komen voor deze begrafenis, dan kunnen we de andere nog halen."
      
       Desalniettemin hadden wij op het laatste moment toch nog de afstand op hen ingelopen en konden wij, op de afgesproken plaats, met een kinderlijke verrukking, achteraan aansluiten bij de begrafenisstoet, welke bestond uit limousines en privÈ-auto's met rouwvlaggen. Ik vroeg nogmaals aan mijn man met een sterk droevig voorgevoel: "Schat, weet je zeker dat het onze overledene is?" We hadden immers toch geen tijd om dit te controleren en we lieten ons door de onverschillige colonne meevoeren. Onderweg werden wij door hen herkend als een van de zijnen en gaf men ons met de richtingaanwijzer de richting aan... als het ware naar het hiernamaals. "Wat een onweer komt er onze kant uit, schat!" "Dan moet je uit het andere raam kijken waar de zon schijnt."
      
       Na een half uur bij de onheilspellende poort werden bij iedereen de vlaggen ingenomen (neem mij niet kwalijk dat ik zo uitvoerig ben, je zult spoedig begrijpen waarom) en werden wij uitgenodigd binnen te treden. Er viel een pak van mijn hart toen Tjerk mij vertelde dat er op begrafenissen gelachen mag worden omdat onze tante al 88 jaar oud was.... een woordspeling, maar geen fatale.
      
       Na een koele voordracht van een medewerker van het crematorium (wij allen leggen rekenschap af tegenover God) met limonade voor een dubbeltje en belletjes reddende zuurstof, nam een van de zusters, mijn tante, met sterk vermagerde vingers, waar haar ringen vanaf gleden, plaats achter de lessenaar en las van een papiertje een geschreven gedichtje voor, dat ze 's nachts in tranen geschreven had. Toen ze teruggekeerd was naar haar plaats viel ze haar naamgenoten lastig: "Is het gelukt, wel?"
      
       Dit was de enige voordracht van hun en mijn kant. We praatten niet met elkaar: zij hullen zich gezapig in een Engels soort stilzwijgen en net als de Fransen denken ze alleen aan hun eigen zaken. Over het Russische zullen we maar niet beginnen. En toen begon mijn tand ook nog naar voren te hellen en ik ben bang om, net als een heks, naar mijn eigen spiegelbeeld te glimlachen. Het is dus des te beter zo.
      
       De overledene liet men ons niet zien en van de aanwezigen vond ik twee familieleden, 2 homo's, het meest aardig (in elk gezin is wel een lelijk eendje te vinden zou men in Moskou en omstreken gezegd hebben). In dit geval twee echte en uitgeleefde homo's. Onlangs is er hier een wet van kracht geworden welke hen toestaat te trouwen en nu stonden zij beiden te stralen, niet echt gepast tijdens een begrafenis. De homobruid ziet er oogverblindend uit in haar bruidsjurk met sleep en fleur d'Ñrange, die ik zelf op geen een van mijn vorige bruiloften gedragen heb... Toch is dat jammer.
      
       Na afloop gaf men ons koffie en bood men ons een goedkoop gebakje aan dat naar kaas stonk: alle crematoria ruiken hetzelfde. Uiteindelijk vertrokken 16 personen blakend van gezondheid, lamlendigheid en de kracht van miljonairs naar een restaurant, onverdund, naturel en onoplosbaar.
      
       Na een waterig soepje, dat Tjerk in een keer in zijn wijd geopende mond naar binnen goot, waarbij hij bleef zitten en de laatste druppels van de bodem tot zich nam, zette men voor iedereen een bord neer met smakeloze kadetjes, volgepropt met zeemleren ham en oude Emmentaler kaas. Men gaf ons er niets bij te drinken: niet voor betaald.
      
       De rijkelui waren nog even aan het beraadslagen of ze nog koffie of thee zouden bestellen maar het gezinshoofd Frederik (afgekort ook wel Frits, Chris, Freek en Fred; zo is hij, belangrijk als hij is, met velen) kreeg de hik (het grijzer wordende haar van een man in het stadium dat het geverfd lijkt) en de kliek begon eindelijk met geld over de brug te komen. Sterke drank wordt hier op begrafenissen helemaal niet gedronken en men huilt ook niet. Een Chinees moet immers toch ook lachen, als hij het nieuws over de dood van zijn vader brengt. Tussen India en de Gele rivier bevinden zich onze tradities. Zoals de Russische schrijver Viktor Erofeev zei: "Ik ben als een geÊmancipeerde zigeuner met gouden tanden, die over de roofzuchtigheid van zijn volk schrijft." Hoe kan ik mij tegen mijzelf beschermen, een gewezen Russin? Door tussen twee oevers verklikker te spelen of mezelf voor een duel uit te dagen?
      
       In dit gezegende (niet-Slavische) land gaat zo te zien niemand dood. In het crematorium was, behalve ons gezelschap, niemand te zien. Het volk vaart op zeiljachten en fietst en verder hebben we hier meer dan 1200 langlevende mensen die de 100-jarige drempel gepasseerd zijn. Niet zoals in de vroege jeugd kruipend, maar staande op hun eigen benen en met een van minachting ten aanzien van de gehele wereld trots opgeheven hoofd, een volgens de plaatselijke ethiek waardige wijze. De sentimentele tante had beloofd ons binnenkort een uitnodiging te sturen... voor haar 60-ste bruiloft. Ik ben benieuwd of ze ons ook gekleed in haar laarzen, op zijn Hollands, zal ontvangen? Het is een gezond volk! Het wordt gemeten in `oom', dat wil zeggen in het aantal omen, net als in de natuurkunde. En voor vriend en vijand de sportieve groeten.
      
       Het is zo prettig om te horen, dat mijn man, een volwassen vent en zeven maal opa, verlegen wordt als een jongetje, en vraagt: "Tante, zou ik..." En zij tegen hem: "Tjerk, nee, nee...." Dit is zijn jeugd als weeskind, nadat hij zijn vader in Monte Carlo verloren heeft, zijn verleden samen met de toekomst. En de kleine roze Tjerk die zijn magere lichaam met kranten bedekt voor de warmte, brengt om 4 uur in de ochtend, in de sneeuw, op zijn gestolen fiets de post rond. En ruiken naar verse melk deed hij niet.
      
       Nog in het crematorium, enkele minuten na het afscheid van de per ongeluk overleden tante, stonden we allemaal te lachen, en hebben haar voorgoed vergeten.
      
       Dat was dus niet het geval.
      
      
       Hoofdstuk 2. Wat heeft een vriendin hier mee te maken?
      
       Vandaag hebben we van de notaris een brief ontvangen en ook een oude ansichtkaart met het stempel `gratis' erop, met een zwart-wit afbeelding, gevangen in vergeelde hoeken, van een meisje met een kinderwagen met houten wielen en een hondje. Past volstrekt niet bij de situatie. Tante had ons geschreven, die ene die niet overleden was maar die ene die feest ging vieren.
      
       Beide poststukken waren een uitnodiging om snel het eigen deel van de erfenis op te halen, welke onder de naaste familie verdeeld werd, maar alleen onder dat deel, dat volgens het testament van de sluwe tante, ondanks de regen, gekomen was om afscheid te nemen... Religie stond de katholieken in de weg zich afgunst en jaloezie te herinneren. Het is het geloof dat hen verbiedt de wens van hun zuster te minachten.
      
       Tegen deze tijd namen wij plaats om te avondeten en zoals dit gebruikelijk is, om 6 uur, wanneer het nieuws uitgezonden wordt, ziet men een niet aflatende stroom nare gebeurtenissen om de eetlust op te wekken, in het land van de vliegende koeien en nijlpaarden (net zoals in Jerusalem de ontplofte bussen rondvliegen). Bij het zien van het bord en de gedachte aan de hongerende medemens wordt ik altijd bevangen door een dierlijke eetlust en in het bijzonder wekt dit de gedachte aan een dieet op... Elena Molokhovets, de bekendste auteur van boeken met Russische culinaire recepten is tijdens de blokkade van honger gestorven (deze gedachte komt te laat in mij op) en zonder te dralen begin ik somber van een salade en `het nieuws' te eten. Met Pasen raadt men aan de eieren van Colombiaanse kippen te kopen. "Tjerk, hebben we geen eigen donkere kippen?" "Maar deze hebben toch een zwarte staart, snap je dat niet?"
      
       Wel, het zou kunnen. Het nieuws meldt: "Gisteren zijn enorme chocoladekleurige kippen voor 100 dollar per stuk tot de laatste toe uitverkocht." Men biedt voor heel weinig een reis aan om in Afrika met krokodillen te zwemmen, en om samen met apen in bomen te klimmen, voor een luttele 1000 dollar. Hier is men al lang naar zijn voorouders teruggekeerd.
      
       Nu heeft men naast een personenwagen een cementwagen neergezet en men vraagt een voorbijganger het rode knopje niet in te drukken. Natuurlijk drukt hij op het rode knopje en moet hulpeloos toezien, hoe de cement in de personenwagen vloeit. Dit is onze droevige humor.
      
       Ik sluit de gordijnen. De schemer is te ver gevorderd om nog langer geen gebruik te maken van elektriciteit zoals iedereen hier. Bij het raam knikt de burgemeester op een ligfiets stuntelig naar een priester in een toog (op een gewone fiets). Aan de andere kant fiets onze buurman, een Pakistaan met een tulband. Zij zijn al klaar met het avondeten maar in al het andere is alles hetzelfde. Winkel Plasman, dat wil zeggen `plassend', doet je denken aan de Belgische koelbloedigheid in de liefde en ook aan iets dat verboden is. "Wat ben je van plan, Tjerk?" "Het kasteel van Tante is van jou (vitrages van Gardena), en de guldens van tante beleggen we in aandelen met rente, zoals altijd." "Opdat het kasteel niet onbewoond blijft, het bevindt zich immers ver weg in Bretagne, zullen we het gedeeltelijk verhuren aan onze reisbureaus. Vindt je dit goed?"
      
       Over het Rijnkanaal wurmt zich de turkooizen "Pegas" (geen paard en geen vogel), een bark met metalen constructies ter grootte van een zeehaven. Haar tegemoet ontvlamt de oogverblindende "Parel van Zwitserland", net als in de stomme film, vermaakt zij de bejaarde toeristen. Op dezelfde manier dansten wij, nog ten tijde van de vooroorlogse Kaukasische kuuroorden, op de muziek van met hun portieren geopende Zjiguli (Russisch automerk) en wervelden wij rond in het licht van hun koplampen. En
       's ochtends kaartten wij aan de oevers met mijn zelfgemaakte kaarten met de gezichten van de leden van het Politbureau. Ik had hun gezichten uit de "Pravda" geknipt en op school met hobbylijm onder mijn schoolbank en heel dek bij elkaar geplakt.
      
       Vroeger werd er met gestoorden over de Rijn heen - en weer gevaren. Er bestonden zogenaamde gekkenschepen, net als eilanden, en niemand stond hen toe aan te meren. De Karelische meren echter hebben bijna allemaal eilanden. Tijdens mijn jeugd zwom ik wel eens een stuk , zoals honden dat doen. En dat je je daarna vastgrijpt aan een stuk graspol en ademt en je hart bonst en bonst als bewijs dat je het hebt, een ijzeren hart! Rode mieren klimmen tot onder je oksel, maar je ondergaat het, net als Pavlik Morozov, die zijn vader verraden heeft. Of nee, de partizane Zoja. Nee, je denkt meteen aan de piloot zonder benen Meresjev. Je strekt je hand in een flits achter een bosbessenstruik om bessen te plukken en hij striemt over je wang en buigt terug, en jij duikt, flats, onder, maar daar is alles blauwer dan de lucht. Vanaf de andere kant van het eiland, de eilanden zijn een en al zwarte aarde, is het ver tot aan de oever, en een watergeest knijpt je. Jij echter zwemt met de schoolslag en de borstcrawl en rent cross-country. Je duikt in het zand van de zon. Het is een wonderbaarlijke dag en je doezelt nog...
      
       Het beeldscherm bericht het volgende. In Amsterdam is de mercedes van een bekende violist beschoten en hij is bang om in het publiek te verschijnen. Maar hoe moet je dan spelen op de verjaardag van de Koningin? Hij leunt van zijn ene been op zijn andere, een grijs gezicht ten overstaan van onze gemeenschappelijke toekomst. De regering heeft het volk altijd met wat circus af kunnen leiden... Ik snijd de steeltjes van de aardbeien af en smeer de vruchten als boter uit over het broodje van Tjerk. Hier kun je alleen jezelf van je eigen lamlendigheid afleiden.
      
       Emigranten hebben de toekomstige Koningin, welke zonder wachtlijst haar Argentijnse paspoort voor het plaatselijke verruild heeft, een proces aangedaan (de Nederlanders houden van Kazachstaanse vrouwen met donkere wenkbrauwen en de tengere Uzbeekse vrouwen; zij denken dat dit Russische vrouwen zijn). Men had haar verboden haar ouders, gewezen fascisten, uit te nodigen voor haar huwelijk. Maar op de beeldbuis, gisteren haar been in de Zwitserse bergen gebroken hebbende, ziet ze er veel te gelukkig uit, vol met stralende kraaienpootjes. Ze zal echter ook moeten leren dat 10:25 vijf minuten voor half elf is en dat 18:00 uur, achttienhonderd uur is, seßora.
      
       In de toekomst, welke wij niet zullen aanschouwen, zal men vrolijke kamers bouwen, voorzien van elk weertype, tijdperk of land, zoiets als een zwembad en fitness ruimte. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Als je naar Rusland wilt, ga je er voor een ogenblik naar binnen en zit je daar in de sneeuw en je luistert naar de jou dierbare wolven. Maar wat als men de deur om terug te keren niet opent?... En zo worden wij mistroostig ouder, van vrede en geluk! De weg is bekend en ook hoe deze te ontlopen... Ik zei gisteren tegen Tjerk: "Je drinkt als een Russische arbeider, wat moet ik nou? De fles verstoppen?" Hij zat een avond over ons Russische vraagstuk te tobben. Vandaag echter kwam hij, gebogen onder het gewicht van 5 dozen wijn thuis. "Hoe zul jij alle 60 flessen voor mij verborgen kunnen houden?"
      
       Zondag gaan we op bezoek bij een maffioso. Men betoont hem eer op de televisie, men heeft zelfs boeken over hem geschreven. Het is een legale smokkelaar voor ons en voor jullie. Een in moreel opzicht dodelijk uitgangspunt. Mata Hari, de rechtvaardige spionne, houdt van hem en boven zijn voorportaal hangt een pistool als prelude op de tentoonstelling van zijn verzamelde, gesmokkelde wapencollectie. Tjerk is zijn leerling, hij is zelfs een uitblinker. Hij legt zijn kostuum klaar en ruikt aan zijn oksels. Is het allemaal wel in orde? Tjerk heeft onlangs mijn broer in Rusland een pakje gestuurd, zonder straat - of familienaam van de geadresseerde, slechts de plaatsnaam "voor opa in het dorp". Hij heeft 300 dollar onder het verpakkingspapier gelegd en knippert oprecht met zijn ogen: "Je broer zei, dat hij bedrijfsleider is en dat iedereen hem kent in Rasee. Het pakje moet dus wel aankomen."
      
       Johan belt aan de deur, dit is een gezamenlijke vriend van ons. Hij leest mij de onbekende gedichten van Brodskij voor en vertelt over die ene keer dat hij eens op de eerste mei door Moskou rondzwierf met het doel een film te maken over Mandelstammin (de vrouw van de dichter Mandelstam, zoals zij door Anna Achmatova genoemd werd). Alleen op een feestdag zou de filmcamera geen aandacht trekken... Ik tracht, misschien dat het van pas komt, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, iets te weten te komen: "Johan waarom sluiten in St. Petrsburg alle banken 3 weken voor de jaarwisseling, de drukste tijd van het jaar?" Hij is druk met zijn koffie, misschien wel Braziliaanse. Op de verpakking staat "gearomatiseerd, van Philips." Verder droomt hij ervan bij zijn vrouw, Geri genaamd, terug te keren.
      
       Het is Wierd die belt. Hij heeft tijdens de laatste devaluatie onder Jeltsin 65 firma's verloren, zijn gehele bezit. En nu geeft hij zelf in een groene schort de verkoper in de winkel groenten aan. In de winkel is het Siberisch koud en je zou als een wolf willen huilen, het kwetsbare fruit blijft echter vers.
      
       Er is nog iemand die ongelegen belt en Tjerk antwoordt dat hij aan het eten is en de kompot koud wordt, alsof hier als het ware op zijn Russisch een drie gangenmenu geserveerd wordt. Schuif de verantwoordelijkheid maar op mij af... In het algemeen eet men hier om zes uur en veel te geproportioneerde maaltijden.
      
       Ook Menno heeft bij ons het licht gevonden. En Tjerk fluistert mij in de gang toe of we hem niet naar zijn Russische vrouw, die hem gesmeerd is, moeten vragen:"En waar is jouw slet?
      
       Ik ben Elena Verdorie, een emigrante uit die periode waarin er in mijn Russisch een buitenlands accent hoorbaar is. Mijn denkbeeldige gesprekspartners zijn de bleke schaduwen van de surfers op het internet. Zoals de dichter Pushkin, als Gelaarsde Kat, schreef, zwervend rond een eik, "Ubi bene ibi patria". Daar waar het goed is, is het Vaderland. "Voor mij is het bene om het even waar, broeders." Toch blijf ik altijd nog een echte Russische: mijn borsten hangen vormeloos omlaag, mijn rechter sok zit verdraaid, ik heb me niet gekamd en zie er onverzorgd uit, zoals Pushkin gezegd zou hebben. Ook wat betreft politiek ben ik hardleers. Volgens mij is het werkelijk onmogelijk niet van de arabieren met hun Greenpeace groen en zelfverzekerde blik boven de kaftan, te houden. En ik vind jongetjes met uzi's leuk, welke op de beeldbuis verschijnen en zelfs de woestijnpassaat, wanneer het zand de ogen van anderen bedekt en de woestijn zich verstikkend aftekent. Ik ben een huiselijke schrijfster, beroemd bij familie en naasten. Nog in St. Petersburg had men mij een schrijfmachine "Erika" cadeau gedaan en in de nachtelijke uren typte ik brieven, waarbij ik de machine op een kussen en op mijn knieÊn gezet had om het geluid van de toekomstige kunst te dempen voor mijn buren, fabrieksarbeiders. Er is nu een soort van ziekte aangebroken. Een volwassenheid, welke je handen in de schemer dusdanig doet trillen dat je je nagels niet kunt lakken. Arme alcoholici, wij staan achter jullie in de rij. De leeftijd van Christus bereikt hebbende, kijk je angstig om je heen en probeer je het onnodige door te strepen, te fluimen, weg te vegen en te vergeten, hetgeen niet zo eenvoudig is.
      
       Ik hijs de jenever, de pijnstillende vodka die iets weg heeft van Novocain, en laat mijn gedachten dwalen over de grootste pest van het internet, overspoeld door allerhande biggetjes; roodvonklijders. De talentloosheid en beweging van de massa, de ziekte van groei en leeftijd. Zoals ik gemerkt heb is het bij de uitgang en ingang niet identiek. In de leer gaan bij de wijsgeren en je eigen boekje schrijven. De zonnige uren mag je schemer noemen. Dit is het principe van de kunst. Aanschouw, je ogen tot spleetjes toeknijpend, een weerspiegeling, opdat je iets origineels zult zien en de tijd zult herkennen. Maar waarom? Het was reeds Bounin die in afschuw van de spiegel weg wankelde:"In de wereld bestaan er geen verschillende zielen en tijd bestaat ook niet!"
      
       Ik houd er niet van te filosoferen. Maar zeg nou zelf. Hoe slecht is het geheugen van het volk? De eerste revolutie deed zich immers voor op de Toren van Babylon, stemvork of vaandel. Wij zouden met onze blote handen een dam uiteen kunnen trekken, bruggen van een regenboog oprichten. Elke liefhebber en schrijver hebben zich en masse, net als kakkerlakken, in het Huis der Schrijvers verschanst en men warmt zich daar aan het licht van de kroonluchters, gekleed in damesvestjes van glinsterend materiaal en trainingsbroeken met koordjes aan de voeten. Of ik wel eens ontevreden ben over hen? Ik vermoord ze, het valt mij licht en pijnlijk, ik verdwijn... Er bestaat echter een verschil tussen de energie van het gedicht en gewone inspiratie.
      
       Ik help Tjerk met zijn Texaanse stropdas, de strop op een speld met een kunstsmaragd, en wil hem vragen hoe het komt dat je in Amerika op je verjaardag ten gevolge van overvloed met je toet in een taart gedept wordt (een overvloed aan geluk?). Hoeveel mensen sterven er niet van de honger en wij organiseren eier-gooi wedstrijden, of baden ons in tomaten, champagne of melk. Trouwens, ik ben een virtuoos in het stoppen van de sokken van Tjerk met behulp van een "sokstop-paddestoel" maar bij welke gelegenheid zal hij ze dragen?
      
       Tjerk zegt loom:"Vertel nog eens over je vriendin die niet wist dat je van de trillingen in de tram een orgasme kunt krijgen". En hoe ze dit testte door met de roltrap omhoog en omlaag en weer terug te gaan..... Maar wat heeft een vriendin hier mee te maken?
      
      
       Hoofdstuk 3. Belazer me niet!
      
       Ik rijd met de auto naar Bretagne, wat in Frankrijk het uiterste Westen van Europa is. Oesters nog in hun schelp en duizendjarige kinderhoofdjes. Roestige oceanische oevers, het wilde KareliÊ, niet in grijze maar in bruine tinten, een heden ten dage verbleekt fascisme. Daar staat het gezinskasteel, welk tijdelijk aan reisbureaus verhuurd is (opdat het niet leegstaat en geen raven en spinnen huisvest). Welnu, de hondjes zijn loops, de ziel huilt, en ik denk terug aan een ander tijdperk, waarin ook maar niemand in Rusland je nodig had, en je het gevoel had een hondje te zijn, dat overloopt van geluk en dat door de seringen springt. En natuurlijk likt hij de hand die hem slaat.
      
       Vervolgens kom je noodgedwongen tot rust, maar hoeveel energie heb je zomaar voor niets verloren. Er zal niets achter de rug zijn... We zullen zien wat er voor ons ligt... En alles wat niet is uitgekomen zal nu niet meer plaatsvinden.
      
       Vreedzame tanks zijn als een konvooi langsgereden, beschaamd overdekt met zeil. Zij wachten op veranderingen. Roze-beige Belgische koeien hebben het uitzicht veranderd, en nu is, als een zakdoek, een gas verbrandingspijp met een eeuwig brandend vuur zichtbaar. Een oriÊntatiepunt voor vliegtuigen. Bij een pompstation heeft een schurftige hond, die een hele poot mist, zijn snuit tussen mijn knieÊn gedrukt (hij plast toch op drie poten?).
      
       De Belgische toiletten waar je voor betalen moet zijn verwisseld voor de Franse, die gratis zijn. De in files samengepropte Periferique. Files en bochten, Port de Berci, Port d'Itali. Als je je vergist in een afslag kom je er niet meer uit.
      
       Ik rijd 1.100 km. per dag, hetgeen hier niet eens zo veel is (welk land is dit, nog steeds BelgiÊ?) Nee, het is al Luxemburg. De lichtgele bloemvelden en de mij dierbare bergen van het trotse Frankrijk, het gele bloemetje van de blokkade, Lucern? De donkere honingkleurige stekelige struiken staan aan weerszijden in bloei, geflankeerd door bijen. De witte zwaarlijvige koeien-franÃoises lopen in het veld op hakken en ze trekken aan de verdroogde zomer. Soms worden ze gebeld via een telefoon met een antenne die langs de weg staat en zich naar de hemel strekt. En zo flitsen de bomen, volgehangen met vogelnesten langs mij heen. Met deze snelheid is het moeilijk de bomen te benoemen. Reebruine bordjes met het opschrift "Door het Rijk Beschermd", de grijs bakstenen kastelen van de Gelaarsde Kat, de oranje velden van van Gogh, ten tijde van zijn aanhoudende dronkenschap. Zwart, als de Grote Depressie, zijn de koeien en wederom roze als.... Het geplukte gevederde Frankrijk in mei, in vergelijking tot de boomkruinen van het rijk beboste Duitsland, het gehele jaar. Hitler wilde kunstenaar worden, dat is hem op grote schaal gelukt. En Stalin werd dichter en schreef zijn gedichten trapsgewijs, met afgesneden strofe. En zo ging het ook met de hoofden van iedereen achter elkaar. Citroen en Renault, de raspaarden van de Franse auto-mobielindustrie, draafden een minuut geleden de straat over, een schitterende Peugeot tegemoet. Zie, hij flitste op zijn zijkant met draaiende wielen naar de hemel gericht.
      
       Het is alsof men de grond uiteenrijt en een pluizige paardebloem lacht en stroomt over van geluk, kriebelt met zijn snor en de paardebloemdragees galopperen over de treden van de jeugd, maar dan van onder naar boven. Ik heb gevoel voor mijn eigen ritme. De vierduizend klinkers van Karnak zijn zorgvuldig door onze voorouders vastgelegd in een voor ons onbegrijpelijke volgorde. De bruine stenen en stekelige struiken in gele wolken reizen langs de wegen. Ik haat afgeknipte boeketten, welke naar ons vanuit het graf van Remarque wedergekeerd zijn. En ik houd ervan mijn gezicht in veldbloemen te begraven, welke galmen door lieveheersbeestjes en de gezelligheid van hommels. In oktober 1986 ligt mijn jeugd en ik begrijp nu wat geluk is. Het belangrijkste is er niet aan terug te denken. Aan deze geurige bloemen, deze kleurschakeringen gevangen in verdraaid ijzerdraad.
      
       Nu heb ik mijn gedichten met bloed, zweet en tranen met de borst grootgebracht. Het zijn net vampiers, maar op het gezicht engelen, en zij zullen mij ten gronde richten, mij heel misschien een naam gegeven hebbende. Ik onderga een gedaanteverwisseling en wordt jou. Tegelijkertijd doet dit pijn (men breekt de mica vleugel van de vogel). Het is vrolijk op een feestdag (ik groei en klop de kluiten aarde van mij af; een boompje gehuld in linten en steunbalken). Maar volgens de kaart moeten we rechts, ik heb het routenummer gecontroleerd. Nee, het weeskind zijn laat me niet los. Tijdens de nachtelijke uren vertrek je, steeds verder loopt de weg., zoals Pushkin zich uitdrukte... "Het heilige Rusland wordt mij ondraaglijk", dit heeft hij trouwens eens zo treffend onder woorden gebracht.
      
       We zijn er. Dat is nog eens een kasteel; Chateau Country Club, uit het jaar 1400. Een weggetje tussen 2 vijvers. Een heuse zwaan zwemt om een of andere reden rond, hand in hand met een eend. Het is met mijn doorsnee lengte onmogelijk de torens te tellen, laat staan om een rondje te lopen om deze cederbomen en kleurloze sparren, dennen, berkenbomen, lindebomen, kastanjebomen, behangen met lichtjes, glanzende platanen. De overigen ken ik niet, die namen zijn in het Frans, met de uitspraak en klemtoon op de laatste lettergreep. De zwaan zwenkt in de richting van het eiland met Russische gele waterlelies en de eend zwemt onder een brug met zeemleren leuningen door.
      
       Ergens in de buurt zoemt gemoedelijk een maaimachine welke de gazons scheert, glad als dit water en de stilte stroomt als room aan gene zijde van de eeuwigheid. Het grijswitte jachtkasteel met donkere, melancholieke spitsen, overladen met kraaien en duiven heeft onderdak verleend aan Kardinaal Richelieu, en ik ben bang om dit te zeggen, zelfs Napoleon. Het heeft Ekaterina de Medici belieft het kasteel te bezoeken toen zij op doorreis was. Hoe kan een mens hier leven? Tralies versperren de ingang, er staat een bloembed aan weerszijden en er hangt een gietijzeren lantaarn (zijn wederhelft is door onze eigen toeristen meegenomen). Mijn oogleden kleven aan elkaar. Ik wou maar dat ik al in de kloostercel was. Daar, onder het firmament, waar de wolken achter de windwijzer en torenspitsen blijven steken. En zo hangen ze daar, in stukken gescheurd.
      
       Ik droom dat ik bij Tjerk onder zijn arm op zijn borst lig. Opeens een knal. In zijn droom heeft hij zijn vuist gestoten, strijd leverend tegen onzichtbare vijanden. Ik heb me nog maar net omgedraaid of ik wordt wakker, alleen. Mijn kloostercel bevindt zich op anderhalf honderd meter en twee etages hoger. Een zaal, met een vergulde muur en met gordijn overtrokken. Een marmeren open haard met daarin houtblokken, kandelaars met half opgebrande kaarsen, uiteenlopende handgesneden meubelen. Behoedzaam richt ik mijn blik op een spiegel met een zwaar raamwerk. Nee toch, ik ben het. Ik ben redelijk modieus gekleed, met glanzend haar, welke mijn grijze haren verhullen. Ik ben bij de tandarts geweest en zie er na een dieet welgevormd uit. Toch zie ik er nog mooi uit, hoewel, voor de liefhebber. Ikzelf ben bevooroordeeld en niets is zoals ik het zou willen, maar toch kijken mannen en zelfs vrouwen regelmatig om.
      
       Voor Tjerk is het belangrijker dat ik smakelijk kook. Ik vul een kipfilet met gedroogd fruit en gooi dit hup tussen de ananassen en champignons en hopla nog wat kaas en mayonaise en dergelijks en ik stel de gasten tevreden. En ik draai wat meelballetjes en shashlik in ontzettend dure wijn. Wie zou dit nou niet kunnen? Alleen is het nu zo dat we het eten bij de Chinees halen of we gaan naar een restaurant en ik voel mij helemaal nutteloos, net als duurzame meubelen. Je kunt op je stoelpoot schommelen wat je wilt, je zult niet vallen.
      
       Ik kijk uit het raam boven de hoofdingang. Er is nog niemand en de dauw blinkt op de margrietjes in het stugge gras. En door mij heen, als een vogel, vliegt de nostalgische verzuchting aan de brandnetel. De geur van de berkenpaddestoel en de realiteit achter het hek. Het schoftige Vaderland heeft al haar kinderen in een trog vermalen en staat met de lippen te smakken. Zij heeft de mij meest dierbare mensen over de gehele wereld verstrooid. Ik heb daar zelfs niemand meer om naar terug te keren. Ik waaier de walgelijk zoete rook van het Vaderland weg. Het is daar dat ik weerspiegel in de ogen van vreemden en meren.
      
       De zwaan in de vijver, welke vriendschappelijke banden onderhoudt met de eend, is ook alleen. Ook de pauw is eenzaam en schreeuwt beneden met een keelgeluid. Zelfs de haan trippelt weg van zijn waanzinnige stem en ook ik maak vandaag voor het zoveelste jaar, geen deel uit van een paar.
      
       Langs de inpandige wenteltrap, de hoge schoenen aan het riempje aan mijn elleboog gehangen, ren ik blootsvoets naar het restaurant. Ik doe beneden mijn schoenen aan. Het gedempte rumoer van de na de nachtrust ontspannen toeristen die wegenkaarten bestuderen klinkt uit de wagenwijd geopende ramen. Iemand knikt naar mij. De Maitre d'Hotel geeft mij een plaats aan een afzonderlijk tafeltje in de hoek. Ik blader door het menu en voel dat of mijn vestje van St. Laurent open staat of dat ik mijn mascara maar op de helft van mijn gezicht heb aangebracht. Er is duidelijk iets niet in orde. Ik zit te draaien op mijn stoel en kijk om me heen, het gevoel echter blijft groeien. Het is alsof ik met de dood speel.
      
       Ik neem het aroma van de koffie (van onze kok?) vanuit een kopje met een koninklijk monogram tot mij. Ik kijk gespannen door de zaal en vooralsnog blijft mijn blik niet hangen bij een reden tot verlegenheid en angst. Onwillekeurig spring ik op van mijn stoel. Dat geschoren achterhoofd, zo bekend dat ik er kippenvel van krijg en bijna flauwval. Die belachelijk uitstekende oren; is het werkelijk mogelijk? Wel heb ik ooit.
      
       Ik dwing mezelf me te vermannen, zoals een paard voor een horde. Ik ben een Russische bij een douanepost en een prostituee in de nor... Vergeten of onduidelijke gevoelens uit andere levens. Here, behoedt mij.... Maar wacht mij daarna de duivel? Goed, ik ben het er natuurlijk mee eens. Kom op, overtroef het maar met gedichten, anders zullen er tranen in je ogen opwellen. Zoals daar? Een kringloop! Noch de Stalin winter, noch de korte dooi, noch de brakke veenbes moerassen. Achter het raam is alles lente en ik snoer mijn schrift, de kletsgrage muze, de mond (Zwijg tutje: voorbode luister niet naar mijzelf (volgzame moerassen)). Het maakt toch geen verschil. Pushkin geloof ik, Kom op... verzet je zinnen.
      
       - Ach monsieur. Een croissÁÁÁnt.
      
       Hier moet wis en waarachtig orde op zaken gesteld worden. Er moeten zwanen komen en andere pauwen. Een kip voor de haan, en ook nog reeÊn met berggeiten zodat ze niet allemaal met elkaar zullen vechten. Het is interessant, want de plaatselijke dieren verkiezen ook de Franse taal waar ze over op lopen te scheppen.
      
       Een kat stapt teder de lage bibliotheek af en springt op mijn tafel, het bedienend personeel klapt in zijn handen. Ik moet ook voor haar worst kopen en ik moet mij niet vergissen.
      
       Bij de ingang laat ik een reeks aanwijzingen achter en de directeur buigt eerbiedig, wat rest hem anders? Maar zodra de massieve deur achter mij dichtklapt... De zomer en de kat zijn lui, ze rekt zich nog een paar keer uit op de bank. Mijn handen trillen, van "party laat mij sturen" is hier geen sprake en ik bestel een taxi om naar een stadje te rijden niet ver hiervandaan. De Atlantische oceaan bevindt zich daar en je kunt daar met je vrienden van Brighton Beach om het hardst naar elkaar fluimen.
      
       Aan die andere zijde ben ik al eens geweest. Ik wilde de golven aanraken en ik had me nog maar net gebukt of alle bankbiljetten, destijds nog een ongelooflijke smak geld, plonsten als een waaier in het water... Ik moest noodgedwongen pootje baden. Zo ook Danaja van Rembrandt. En juist nu pakken regenwolken zich samen. Het is nu eb. Je kunt de oceaan alleen in de haven vinden, de bodem van de oever is ontbloot en schittert door het zwarte slijk. In hun netten stapelen jongetjes hun buit, bestaande uit schelpen en zeesterren. Dit is hun ambacht. Star Wars. Felle jachten met ontblote masten schommelen op de golven. De in visolie gebakken aardappelen maken mijn handen vuil. Alle zuidelijke stadjes zijn eender: ze zijn wit van kleur, droefgeestig en stoffig. De baai blinkt en een zich scherp aftekenend bootje neemt mij mee de oceaan op, langs de eilanden, overwoekerd met ceders en sparren.
      
       Ik voel steken in mijn hart: ik kon mij niet vergist hebben. Wat een surrealisme en absurdisme! Ik heb toch zelf iemand begraven zeven jaar geleden. Ik gooide als eerste een handvol zand, maar daarna kan ik me niets meer herinneren. Ik leid mezelf af, streng en gewoontegetrouw. Chlebnikov is ook tussen twee naar vrouwen genoemde rivieren begraven, de Anenjka en de Oleshnja, als in een omarming. Daar vangt hij tot op de dag van vandaag forel bij een vijvertje. Zijn graf is bewaard gebleven, zijn gedichten niet. Hij ligt tussen een den en een spar en denkt terug aan korenbloemen. Er bestaan mensen die chronisch niet in staat zijn te leven. Zo hebben ook Kirill en Chlebnikov het volgende in hun autobiografie geschreven:"Ik ben in het huwelijk getreden met de dood en ben als zodanig getrouwd". Dat is nogal wat, niet? En over mij schreef hij, gewoon alsof hij de spot met me dreef, het volgende:
      
       "Aan wie is het gezegd
       Hoe belangwekkend de barones leefde?
       Nee, geen belangrijke barones,
       Maar, zogezegd een kikkertje..."
       De blauwe korenbloemen van Chlebnikov, de geweekte natte veenbes van Pushkin.... De lijdzaamheid strekt mij tot lering.
      
       Ik voel hoe er naast mij een man gaat zitten. Ik draai me niet om, zoals altijd. In mijn jeugd werd ik door de dorpsjongens opgeleid: als men fluit niet omkijken. Je bent geen hond!... Maar ik zal toch wat dichter naar hem toe moeten schuiven. Iets verder bij de boord vandaan omdat we net deinden en de spetters je in het gezicht vliegen. De man steekt zonder te vragen een sigaret op en ik voel alsof een zwaarte of een plotselinge tocht mij naar hem toewerpt, betovert en hoe ik als het ware in gedachten, in verbazing een vraag stel. De stroom van mijn aandacht vloeit echter in het niets. Ongehoordheid, laat af!
      
       De man klopt as af en articuleert peinzend in het Russisch, heel zacht. "Ik galoppeerde op een niet te stuiten manier op een wolk af...". Ik heb gisteren toch niets gedronken? Zat ik vermoeid achter het stuur? Ik zit te ijlen, hier heb je helemaal geen Russen. Was dat Chlebnikov? Kom op, er is niets gebeurt, je moet even je vuisten samenballen zodat ze je niet verraden. Ook niet om je heen kijken, je bent "Bobby" het hondje niet. Probeer te glimlachen alsof je "Cheeese" zegt.
      
       "Pardon? "...
      
       "En ik floot op mijn herdersfluit...", zegt een mij veel te bekend voorkomende stem onduidelijk. Mijn tasje valt op het stalen dek en ik draai me om. Niemand. Stilte. Leegte.
      
       Ik voel me zeeziek. Op dit eiland kan ik beter aan wal gaan om daar aan de waterkant weer tot mijn zinnen te komen. In een moeite door ga ik naar de supermarkt voor tabletjes en worst. Het ontbrak er nog maar aan dat ik zeeziek zou worden tijdens het hoogtepunt van het seizoen. Vlak voor Spanje, waar zich het Picasso Museum en Dali zich bevinden. Snap je?
      
       In het cafÈ bestel ik een gratis karaf met ijswater en breng samen met een stuk kaas een toost uit. Na een minuut brengt men hem, en natuurlijk is het een geitenkaas op wat sla blaadjes. Hij heeft ook nog een geur van knoflook; het is de plaatselijke keuken. Zo, ontspan jezelf. Wil je hier misschien een dansje doen? "Misschien, mijn beste". Toch is het waar; in Rusland zul je nooit ergens gaan liggen als er een luchtje hangt. Je kunt je beter door stof laten meevoeren, door rook laten afdwalen zo ver als mogelijk, mits het maar niet in deze moerassen is. In het strakke zand waar de grafkisten onder de regen wiegen, net als roeiboten. Dat we ons Kirill en al onze dierbaren voor eeuwig mogen herinneren.
      
       Laat ik overstappen op het aardse (ging het andere over het hemelse?) en mezelf citeren, in dat zelfde, laten we zeggen, Leninburg:"Ik heb geen heiligen gekend, ik liep naar jou, een voorbijganger ben ik voor jou, Leningrad. Ik snel voort in de stroom van de massa, eenzaam toevallig en het stof van de weg ligt achter mijn rug". Op een of andere manier was het daar fatsoenlijker, maar niet afgesloten. Toen in Rusland het geloof van zijn voetstuk viel, zoals een vrouw. Toen zand door de wind de kathedralen in werd geblazen. Zoals een vogel uit haar gevangenschap vlucht en weer gevangen wordt gezet... Nee, kikkertje, zwijg! Je bent geen prinses.
      
       Is poÊzie is de geschiedenis van het ontstaan van de ziel of herstel ervan? Ik klop wat dennennaalden uit mijn schoen. Aldus, verrijzenis. Een vrije dag in het geheugen. Nou je bent wel op dreef zeg! Met je eigen intellect en plaats genomen aan de oever. En werkelijk, wat ben ik opgewekt en vrolijk, schijnbaar zonder reden met alleen maar de herinnering. Het is als een ontmoeting met je eerste liefde en weer beklemt het je. Het is een ontmoeting met het verleden als ik je voeten aanraak... En dit is allemaal zo tastbaar. Je hebt geen controle over je stem. Je wilt huilen als een jong hondje, dat de glimlach van zijn baas verdiend heeft. Het is onfatsoenlijk. Was je er nou wel of niet, niemand die het begrijpt. Het is prettig geniaal te zijn in deze banale chaos. Tochtige genitaliÊn, Fikkie achter zijn oor krabbelen, jezelf verbranden, anderen verlichtend met weldadige gezangen.
      
       Jee, oude vrouw. Twee maal stampen, drie maal een zondvloed. Wrijf over een gestoten plek. Je hoofd, met andere woorden. Belazer me niet!
      
      
       Hoofdstuk 4. Onze stompzinnige liefde.
      
       's Ochtends was ik te bang om naar het restaurant te slenteren en natuurlijk bestond mijn ontbijt uit een derderangs stuk worst welk bestemd was voor de geleerde bibliotheek kat. Er zat daar iets dat duidelijk kraakte en afschuwelijk was als een muizen-ruggegraat. Maar de kat zal zeggen... Bedankt zal hij zeggen, nou en of.
      
       Ik zat geruime tijd gal te spuwen en maakte mezelf op. Lichtvoetig daalde ik af naar de vijver. Ik legde wat eten op een stuk papier. Verderop, op de scherpe pieken van een hek, is letterlijk een eend gekruisigd. Men zat haar woerd achterna en zij stortte zich met haar borst naar voren op de struik en doorboorde zo de huid in haar nek. En ze kon geen kant meer opspartelen. Ik wond haar voorzichtig in een jas (Cardin; ik had niets anders). Eerst de poten en daarna het hoofd. Ik trok de gevederde nek van de kokette eend met verschillende kleurschakeringen los en toen dat eindelijk lukte en ik vanuit mijn gehurkte positie opstond hoorde ik in het goedige Russisch-Frans:"Madam, u vergeet mijn merci in ontvangst te nemen." Dat dit nu hallucinaties zijn, daar kan geen twijfel meer over bestaan. Maar op dat hoogstaande moment streek de worsten poes met haar staart met vlooien tegen mij aan, keek me in de ogen en vroeg vriendelijk: "Vond u het nou smakelijk? Wilt u niet nog een stukje, ik heb nog wat bewaard voor later? U moet het zelf weten."
      
       Ik ging op het gras zitten en deed voorkomen alsof mijn neus bloedde. Ik bedoel natuurlijk mijn hak. Ik kon nauwelijks op mijn benen staan. Zou het bij u wel gaan? "Een kasteel en een spook (Ik probeer mezelf wat gerust te stellen). Nou en? Je moet je niets in je hoofd halen. Ik wacht nog even met een bezoek aan de psychiater, maar het drinken echter moet ik minderen. Gymnastiek in de ochtend zoals men het je geleerd heeft, jezelf onder de douche afwrijven. Met een wafeldoek. Waar is hier zoiets nou te krijgen? Welnu, je moet ophouden met het in jezelf praten. Maar wat is er met je gehoor? Is het lang geleden dat je voor controle geweest bent? En de glazige bodem dan, je weet maar nooit, preventief. Nee, primitief. In het algemeen een inenting en naar de jou dierbare dierentuin.
      
       Mijn zwaan is langs gezwommen en praat vermoeid uit de verte met zijn oranje snavel knikkend: (hemel, mama, kameel, zoals in het Russische liedje). "O, wonder zwaan". En zwem maar verder, dierbare, antwoord ik hem, terwijl ik mijn tanden samendruk totdat ze knarsen.
      
       Uiteindelijk ben ik naar de geiten gegaan. Zij zijn niet schoner en makkelijker in de omgang. Een ree had daar 's nachts gevochten en zijn horens waren nog in de groei. Nu zijn ze tot bloedens toe afgezaagd. Hij heeft zijn kop vuil gemaakt en vraagt of je hem een pluk gras aan kan geven. Achter, om de scheiding heen, vers gras, meer dan je op kunt, maar binnen is de grond afgekloven. Tot aan de stenen is er geen grassprietje te zien. Lui zijn de fokkers, nee de kenners. En zo pluk ik met beide handen aan de graszoden waar de dauw nog aan kleeft en verzamel ook het gemaaide gras. En ik stel mezelf gerust: het is een goede zaak dat ik zelf nog niets kauw! Hooi, dat is nog tot daar aan toe, rijp en voedzaam. En een trek dat je daarna hebt!
      
       Waar ik zeker nog nooit geweest ben zijn dierentuinen en circussen en ook het Pavlov Instituut waar men op de binnenplaats zeker nog vandaag de dag honden die een operatie hebben ondergaan met apen uitlaat. Ik haat ze! Mensen, het eeuwige, gore, slinkse vee. Toen volwassenen mij vertelden hoe smerig het leven is, dat ik dat nog niet weet, dacht ik het is wel goed met jullie jongens. Erge dingen overkomen mij niet, je krijgt er met de knoet van langs, lichtzinnige onzin. Wel, je struikelt over een drempel. Je zakt voor een examen. O.K., ze kunnen je verkrachten. Kun je je iets voorstellen dat beangstigender is?! Ik heb alleen nog niet meegemaakt dat men zich vergist, men je verlaat, men je verraadt en redt en hoe men zich in de Neva werpt.
      
       "Kun je ook aan mij wennen?", vraagt Kirill. En ik voel zijn hand op de mijne, ik trek hem echter niet meer weg. Ik weet dat het nu nutteloos is: nu is het wij. "Je hebt het leuk bedacht, ik sta lang op je te wachten" antwoord ik hem. Naar nu blijkt, mijn hele leven. Zonder jou kan ik daar niet terugkeren, niet meer aan dezelfde steen mijn hoofd stoten.... Laten we bijvoorbeeld zeggen, naar Leningrad. Maar met jou is alles vanaf het begin mogelijk. Je moet alleen je kleding vervangen. Wees teder, al is het een keer per 10 jaar...
      
       Verduiveld, dit heeft mij ertoe aangezet over mijn kleding te praten! Hij heeft een eenvoudig overhemd in de kleur van seringen met een fijn streepje uit de 70-er jaren, versleten bij de ellebogen. Dan die zeildoeken broek voor elke gelegenheid die we samen zochten en vonden. Ik zal tot in lengte van dagen na de dood nog een orgasme hebben om deze vrolijke aanstellerij. Moge de Here mij vergeven. Hoe zou ik hem dit kunnen verklaren?
      
       "Maar waarom zou ik het verklaren?" Ik kan ook zo horen dat hij glimlacht. Alleen jou, mijn meisje, heeft het niet door mij verlate lichaam in beroering gebracht, maar als het zou kunnen zachter dan de ziel. "Moeder lief", maak ik hem op verhitte wijze kenbaar. "Wij zaten een avond lang te drinken. " "Hitte God! Zou je mij niet kunnen sparen, Alziende?"
      
       De wind draait. Ik voel hoe hij, als een paard, in een cirkel loopt. Een vlucht lichte tijdperken, citeert Kirill, hierop reagerend. Die zijn nog eens licht! Heb jij geleefd in dat tijdperk? De aarde is immers doorzichtig. En ook wij zijn spookachtig kind. "Ja hoor, goden zijn spoken in de duisternis." Juist.
      
       Je zou kunnen denken dat we na de eeuwigheid niets meer hebben om over te praten. Tranen wellen op en trillen dof. Kirill omarmt mij innig en probeert ze los te krijgen, maar ik geef niet mee. Wat een trut natuurlijk. Wellicht ben ik dusdanig vermoeid en gemangeld. Penelope, hoe kan ik het tot uitdrukking brengen? Ik kus zijn geschoren hoofd, het uit alle macht tegen mij aandrukkend, zodat ze hem mij niet meer af kunnen nemen, niet meer mee kunnen voeren, onder toezicht van Charon. Ik omarm hem krampachtig, zijn stoffige benen met kromme kleine tenen, die uit zijn stoffige sandalen steken, tegenhoudend. Deze ruwe knieÊn. Ik klamp me vast aan zijn ellebogen en vingers en hij begint mij bij mijn schouders te schudden opdat ik hier zelf niet crepeer door een ik weet niet wat voor toeval. Een zeer subtiel en een tot in de ziel wanhopig toeval. En ik zet een keel op, zoals bij een begrafenis. Hij daarentegen behoedt mij met zijn kus en lichaam en zo ik kom tot rust. De pijn doorsteekt ons beiden van top tot teen en dit is onze onsterfelijke, stompzinnige liefde.
      
      
       Hoofdstuk 5. Amputeer mijn geheugen.
      
       We zitten in de bibliotheek en kletsen rustig; zomaar, nergens over. Morgen vertrekken we naar Malaga, naar het strand. De auto laten we achter vanwege zijn nutteloosheid. Of we zullen elkaar daar ontmoeten, waar ik niet aan twijfel. Ik stel geen vragen.
      
       Taal wordt niet alleen door de gedachte gevormd (volgens Chlebnikov), maar ook door het geloof (volgens Ben Gurion). Wilde ik met een gedachte het Rijk overwinnen? Hij glimlacht en spreekt de woorden uit alsof het over hem zelf gaat. De mondiale harmonie op aarde zal aldus geen gestalte krijgen. Een en al marionetten. Neem Poetin nou, het lijkt alsof hij in de voetsporen treedt van Chlebnikov en Rusland van de buitenlanders zuivert. Ten tijde van Peter de Eerste was het net andersom. Het is vermakelijk dit alles in den treure te weten en te voorzien opdat de Russen daar en hier zich vervolgens met gebarentaal zullen uitdrukken. De stem zal als eerste heengaan en de taal zal nutteloos blijken te zijn. Taal, mijn El, is een onuitgesproken gedachte. Een weg slaan naar de sterren is wezenlijker dan dit naar Europa te doen. Hun K.G.B.-er is een tiran van een veel te klein kaliber, de details zijn onzichtbaar. Net als de volgelingen van Stalin tegen zijn achtergrond, denk ik. Nietwaar?
      
       "Is hij hoogstaand of laagstaand?" In welk opzicht? Voor Stalin werden in de ochtend in de sneeuw kleine paadjes platgelopen. In een theater loge werden eieren gepeld en in een kristallen vaas gedaan. Het is eenvoudig deze decoraties te herhalen, de kerngedachte echter zal niet veranderen. Het is de kunst te integreren, zoals de tekst-fragmenten van Chlebnikov, wil ik trouwens even opmerken. "Als de massa rumoerig is en feest viert, zie ik altijd de gezichten van ter dood veroordeelden voor mij." Of het Rijk herinnert mij eraan dat het nog steeds bestaat, juist nu. Hoe zal het zich verder ontwikkelen?
      
       Ik heb het raam op een kier gezet en de wind huilt tweestemmig, de tocht doet de gordijnen opwaaien. Een schaduw rent van mijn gezicht naar het zijne en terug. Voortdurende honger. Rusland zal natuurlijk de grenzen sluiten en de honger zal nooit verdwijnen zoals je zelf wel begrijpt. China zal eindelijk ontwaken. Men heeft China, net als Afganistan en TjetjeniÊ niet voor niets bewapend. Kan het je wat schelen? Vernedering en belediging, een rijk van slaven, het chauvinisme van een grootmacht op een lege plaats (dit kan niet heilig zijn) en een patriottistische degradatie, despotisme. Voor een crimineel was het altijd belangrijk om niet te werken, de Nieuwe Russen daarentegen beulen zichzelf af. Maar ook zij zullen in de gevangenis die Rusland heet vermalen worden. Alles bevindt zich aan de oppervlakte. De dichter heeft dit allang voorspeld, of preciezer uitgedrukt, waargenomen. "Broodjes worden uit gras gebakken". "Honger dwingt de mens naar vlinders op zoek te gaan.". Kinderen, verrukt, kijken met pijnlijke ogen, heilig van de honger"... Nu heb je een voorkeur voor brood met zonnebloempitten en noten, zelfs iets gewoons moet je hier zoeken. Hen is er geen een bekend. En zo gaat dit tot in het oneindige. Je kunt je het maar beter niet herinneren. De redenen voor de heiligheid van het volk zijn noodgedwongen en nietig, miezerig en kwellend. Kijk, dit is immers ook iets uit het verleden! "Er zijn geen bewoners meer, ze zijn vertrokken. Voordrachten over de vrijheid". Dit gaat over ons, gewoonweg over ieder afzonderlijk. Een leger van wilden welke in wezen niet begrijpen dat er altijd over hen geregeerd wordt en zoals men bij slavernij gewend is, je verzinkt niet in gedachten. Het Vaderland heeft jou, zwakke, ten gronde gericht, in sociaal opzicht platgedrukt, in moreel opzicht overwonnen, je gewoon met je neus in het moeras geduwd. Heb je het Vaderland werkelijk alles vergeven?
      
       De dood wilde vluchten, maar zij werd op een bed gegooid en aan een zieke vastgebonden... Het ijzeren gordijn valt toch aan de zijde van het dierbare. De dood is de herrijzenis, het belangrijkste in het leven, het uit haar stappen, hoe banaal dit ook klinkt. Daar is geen eenzaamheid mogelijk. God is daar met je. Kirill glimlacht raadselachtig en maant zichzelf met een zichtbare krachtsinspanning tot orde. Kleintje, waar hebben we het nou over, waarom nou? Over de concentratiekampen natuurlijk en over de martelaren van de toekomst. Ik kan nu, jou ontmoet hebbende, een onderscheid maken tussen deze gezichten van mensen die gemarteld zijn! Ik hoor hoe de gevangeniskribben krassen en hoe hun tanden door de honger verkrampen. Zoals jij ooit geschreven hebt:"Het Vaderland verheft de verbleekte vlaggen, een groots kamp. Maar zelf heeft ze geen weet van het watermerk op het briefpapier dat met bloed en een kruis tevoorschijn komt." Nu ligt ook het verleden naast mij. Je kunt het aanraken. Ik begin op dreef te komen en begin wild te gesticuleren, bij het onfatsoenlijke af. Twee lesbiennes welke bij een kraam van de plaatselijke uitgeverij staan draaien zich om en onderbreken hun gesprek, waarbij ze nieuwsgierig staan te grijnzen. Een van hen, die enigszins eenvoudig is, praat door en stelt nog een vraag aan haar vriendin met een haardracht als een rood egeltje:"En waar werkt hij, wat doet hij voor de kost?" Hij verkoopt edelstenen, geeft zij als antwoord op een mannelijke, Italiaanse manier met haar geschoren wangen en aan een streng dieet onderworpen buste.
      
       Ik tracht de mij ontglipte gedachte te vangen. Waarom verkreeg de minnaar de status van geliefde, als de nacht of als de dood, via onsterfelijkheid? Een droom die overgedragen wordt, een dubbele hoop? Een tweesnijdend gevoel? Als je je bemoeit met het lot van je wederhelft, begin je in plaats van haar antwoord te geven. Nu drinkt hij, asceet zijnde, water, ademt andere lucht in. Ik kan zijn schaduw doorboren maar toch zijn wij "door ons bivakkeren duurzaam" volgens Marina Tsvetaeva. Dit gaat ook over hem. Nabijheid is volgens zijn begrippen vrede en rust. En een luchtige en frisse harmonie waaiert mijn kant op. Een harmonie waar ik nog niet klaar voor, niet volgroeid voor ben. Hij heeft, zoals John Donn, nog in leven zijnde, zijn lijkwade aangemeten. En hij zet het uiteen met zijn ogen. Elena, verdorie, daar mag je niet heen. Wanneer zal dit eindigen? "Wanneer mijn huis afbrandt...", zoals Cheraskov schreef? En het was hij, die meen ik, zei:"De walm van de geboorte is de dood!" Welnu, hoeveel keer verbranden onze huizen? En komen we elkaar tegen in onze gebeden of in onze graven... Ik heb op deze aarde tot zijn verscheiden nog niemand hoeven te begraven, op de rustplaats, op het station, in transit op de bok van een wagen. Als je doelbewust de pathos wilt verminderen, dan moet je zoals in het protestlied van Boutousov, een opschrift boven de toiletdeuren plaatsen:"Kom binnen als je op de aardbol bent". Met beide benen en Aardbol schrijf je waarschijnlijk met een hoofdletter!
      
       Het is nu pas dat we grover worden en langzaam ter aarde besteld worden: multi-vibrators, huishoudelijke elektronica, mag je wel zeggen... Maar vroeger was alles veel eenvoudiger dan zuring en de witte bloemen van de konijnekool in het bos, tussen de lelietjes van Dalen en muggen. Half verwoeste en verblaakte pijpen van ovens werden de hemel ingeschoten. De onverenigbaarheid van mij met het Vaderland deed mij
       's nachts op een doorweekt kussen wakker worden. Het gebrek aan tijd om tot stilstand te komen stond je op een of andere manier toe zo kwaad nog niet te leven. Of de schijn van een insect op te houden, zoals bij een uitblinker, veel te toegewijd zijn aan onze gemeenschappelijke zaak (het ontbreken ervan). Zonnegift en roze port, verdrijf mijn bittere gedachten. Ondraaglijk proza, betrokken als de strop om de keel van een zanger en het leven van onze tedere stiefmoeder. Zoals Tsvetaeva geschreven zou kunnen hebben. Het is de kikker voorbestemd prinses te zijn (prinsessen bestaan). Zoals de jaloezie. Aanvankelijk antiek zoals afgunst. Hij zal het je wel vergeven, hij zal niet gekwetst zijn... De kikker is niet voorbestemd een prinses te zijn, tussen de viooltjes kwam de kleur van haar gezicht niet tot zijn recht. Triviaal afscheid, je merkt het zelf niet eens. Een lichte prik met een naald, vergeten in je borduurwerk en dat is het hele verscheiden. En daarna? Hier doelloos rondhangen of vertrekken? En je zult via reuk, smaak en kleur gewaarworden dat we er van nu af aan niet meer zijn. Alleen een echo is overgebleven... En ook hij is niet meer, vlij niet zo. Je zult op een beschimmelde broodkorst knabbelen. Je zult verjongend water vanaf de rand van het dichtstbijzijnde fonteintje slurpen tot je niet meer kunt. Maar over je omzwervingen te voet door de stad, zoals over de vijf continenten, als gevolg van het gebrek aan overtolligheden zal ik helemaal maar zwijgen. Dat is tijdelijk en saai. Ik ben immers van jongs af aan gewend geld te zoeken onder mijn voeten, in de baai in het zand, in het ijs op het asfalt, in de winkel, waar de tangen voor de broden, als een riek in het hooi steken. En natuurlijk recht onder de kassa... Natellen zonder weg te lopen, datgene wat er niet is.
      
       Ik rek mezelf uit in een driehoekige fauteuil, voor ons en voor jullie, en denk terug, met een wrange smaak in de mond, tot ik een afkeer voel, voor het mij dierbare gepeupel (zonder dichter). Zoals zij in de maat van de accordeon meezingen tijdens de vakantie en bier kussen, de schuimkraag in de struiken blazend. Zonder de ogen te sluiten kan ik op de tast het trottoir vinden. Blauwgrijs, onder de fluimen en gebarsten, met gras dat zich door de spleten wringt, zoals ons ongelukkige, botte volk gedurende een eeuw revoluties. In deze rij om brood te kopen, staat een mij dierbare persoon, gekleed in een volgens de mode waterondoorlatende broek uit zeilstof. Thuisloos en werkeloos, afgestudeerd in alle wetenschappen, een startende drugsverslaafde en een gewezen alcoholist. Een honderd paar sportschoenen komen op het parket bovendrijven. Geluk bestaat uit geld en het gezin. In een mens wonen 7 alterego's: in het gevlij trachten te komen bij, veinzen, kruipen voor, verbergen, verraden en dergelijke armoedigheden van ons. En zonder deze gemorst te hebben zul je zeker je doel niet bereiken... Gewoonweg tegen je voorhoofd, net een mannelijk ritme, mijn onvergetelijke vriend. En wat geen leestekenen zijn, zijn tekenen van vrouwelijke aandacht! Ik verword tot een bedelaar, zoals je een ambacht aanneemt. Waar ben ik door het vuil heengevoerd? Mijn God, het ontbrak er nog maar aan met huilen over mijn gedichten te beginnen. Dat is nog eens een roes in de strijd!... Gedichten zuigen aan mij en ik huil in het Nieuwjaar, omdat het jaar begonnen is... Tegen de verboden Kerst, de mandarijnen schillen van de bank vegend, spreidde ik voor hem een afzonderlijk, vochtig, zoals in de trein, laken uit en een deken van kamelenwol. En vervolgens verzamelde ik handenvol dennennaalden, welke decennia lang hun doffe geur behouden en waarin zich de scherven van speelgoed en de doppen van zonnebloempitten uit het dorp bevinden. Ondenkbaar in Leningrad, zoals een luciferhoutje op de Nevskij-laan. En iedereen sloeg als een klokkenspel, net een moker op je hoofd. Ik echter kroop op handen en voeten rond deze feestelijke kerstboom, een gewone spar, zoals ik vroeger Elena de Schitterende was. Meteen zulk een onveranderlijke gewaarwording. Om af te koelen en om nooit meer lief te hebben, maar teneinde het martelen uit te stellen. Zwijgend bal ik mijn vuisten samen en versteen. Men zou mij een genadeschot moeten geven. In deze kennel zijn alle leibanden voor wolven en ik moet of met ze mee blaffen of met ze kwispelstaarten... Ik ga mezelf toch niet voor mezelf lopen citeren.
      
       Er heeft zich iets in de tijd en ruimte verschoven. Ik loop langs een naamloos standbeeld en herken jou, Onbekende Soldaat. Een niet afgehaald document met een in kennisstelling over een begrafenis. Hoe zit het hier met het Simulacron? Heilige leugens, jij slaat immers stukken harder dan de ongevraagde waarheid. Zo sterft een oude vrouw, haar zoon begraven hebbende, alleen. Trouwens, dit is ook Tsvetaeva, maar de andere, gewoon haar zuster. Maar haar zoon is nog in leven, zij het dat hij wat ouder is. En het blijkt nu dat zij beurtelings in het midden staat: ze is enige tijd zonder de ene geweest, en nu trekt ze de andere, die niet onder de grond licht, achter zich aan...
      
       Dit is de waarheid: ik zie, zonder om te kijken, de zon in het zenit staan en luister naar een reiger, die hiernaartoe gevlogen is om overdag te jagen. Terwijl het 's avonds zou moeten, wanneer een kikkerkoor niemand laat slapen en deze in bobbeltjes gehulde kikkers, met een vragende, trotse blik, zichzelf op de schouders slaan, na een couplet met een bijzonder feestelijke intonatie. Trouwens, ik zou niet in staat zijn te leven temidden van mijn eigen stilte en zou het verkiezen, als men me dan toch dwingt, in het Noorden te leven. Daar is de stilte anders; niet eenzaam. Naast de cicaden, door de wind en omstandigheden hiernaartoe gedreven zou ik mezelf helemaal verliezen. Klokslag 3 uur 's nachts, in het spitsuur van mijn veel te nuchtere geijl wordt ik wakker en keer terug tot mezelf... Deze melancholie van oudheidkundige grotschilderingen laat alles draaien, houdt een vinger bij de slaap. Zo is de metafoor zuiverder. Het is jammer tijd aan de droom te verliezen. Spinnenweb omwikkelt het gezicht. De herfstbladeren verkruimelen door het ademen, de gelijkheid is aanwezig. Op vrije dagen en feestdagen zwijgt de telefoon (de hele nacht lig ik op de slaapbank te woelen en net als tot een afvuurknop strekt je hand zich naar de telefoon alsof hij van staal is). Dit is al de tweede regenbui die over het blik van het dak geplensd is en een zwerfkat en wat juister is, een kat van talloze omzwervingen zegt zomaar opeens luid vloekend: Mama! Ik geef haar als antwoord:"Moeten we anders samen met Keizer Kanon alle duiven schieten?" Wat maakt het uit waarmee of wie je begint te vermoorden!? En hij zit maar te spinnen. Het begint met geboorte, trouwens.
      
       En ik weet, hoewel wij met velen zijn, wij met zijn tweeÊn kunnen zijn. En dat we in elk van ons nog net zo vaak onszelf verdubbelen. Zich tot huilens toe verdriedubbelen. En door je hoofd flitst ten gevolge van een buitengewoon geheugen een dossier, dat in een kettingreactie aan anderen gekoppeld is. Zo komt het dat men in de ark elkaars voorhoofd tegen elkaar stoot; vanwege de blinde hoek. En, in het Lermontovsche, vanwege die ene onbekende knul, heb ik een krans gevlochten uit vergeet-me-nietjes en witte rozen. Onafhankelijk steunend op de gouden rede, zoals in de oudheid, mijn manen schuddend. Ik meet mijzelf het toekomstige brokaat voor mijn grafkist aan, staande voor een spiegel met een barst als een bliksemschicht. O.K., hij zal zich een schoonheid vinden en zijn zadel dwars plaatsen en de wolken in snellen. En verder? Het gehele leven oververzadigd zijn en met een wrange smaak in de mond van de bosbessen. Wanneer je handen tot aan je ellebogen besmeurd zijn, net alsof het bloed is. En zo smacht je naar gewoon ruw brood. Maar alles, zie je, op zijn tijd. Je jongste broer kan zijn zus niet inhalen, niet aan tafel, noch voor het slapen gaan, noch voor de dood. Zie daar een hond die zeven jaar op zijn baasje wacht bij een halte. Het haltebord met routebecijfering hebben ze uitgegraven en verplaatst. Men heeft een gietijzeren bank uitgegraven en bedekt met zilververf uit een verstuiver. Stapt u de volgende halte uit? HÈ, klim je d'r uit? Nu zullen we het hebben. Je wacht heel heel lang, zoals bekend. Ach wat heeft het nu nog voor zin dit te herhalen... Geeft niet, zo zul je het je beter kunnen herinneren.
      
       Is er nog iets wat ik vergeten ben te vragen? Zodra hij het aandurfde bekend te staan als een durfal die betrouwbaar is (ik ben wit, wit, spierwit tot in het duivelse; de zwarte, de zwarte wierp hij de raven toe), aan het einde van de dorpsstraat je hand als een klep geplaatst, is er altijd een verkleining? Het komt niet door de zon dat je je ogen toeknijpt. Het komt door de maan.
      
       Wij hebben eindelijk de kerstboom met speelgoed vanaf het balkon geduwd, zo de vorst in, - 40 graden Celsius. En daarom heeft elke Elena ook om en nabij de 40 graden koorts (vodka heeft dit als alcoholpercentage). Het is schertsen met de dood, net als peuken voor een lijk met toegeknepen ogen. Nog een Chlebnikov, het is alleen Oleg die tegenover de stad opbiegt. "Ik was bezig jou te verkopen"... En heb jij mij verpletterd? Je vervoerde je glibberige lot. Ik herinner me hoe we tijdens het spitsuur met de metro onder de Neva doorreden en het geluid van de auto's daar op de Nevskij Prospekt oorverdovend klonk, zodat ik niet kon horen, hoe de vissen tegen het ijs slaan. En jij zegt, de guillotine voor alle eekhoorntjes, het aantal kilometers aan geruimde hoefdieren van de civilisatie, een vaccinatie tegen de dood, het uitwissen van een landsgrens door niet-vegetariÊrs, een dodelijke injectie. Het is toch immers niet voor jouw. Maar op 20 maart zijn het nou net de lammeren, apen en lama's die mama zijn geworden en dus de 21-ste afgewacht hebbende, rijgen we ze allen aan het mes, voor de ongelukkige zekerheid. Ja hoor, ook de dierentuinen. Onderweg naar het crematorium vind je menig lot en menig geschiedenis. Een omzichtig slachtoffer en een schuchtere beul... Jou eeuwigheid is oneindig, aangezien we met zijn tweeÊn zijn. Het tweede leven echter heeft de dood (alleen in mij) overwonnen.
      
       En wat ben ik zelf? De achtste maart sta ik op een been als een bekende vogel, die het andere been verkrampt ten gevolge van een nieuwe schoen. Nu is het mijn beurt bij de kapper voor een haarverfbehandeling (geen chemotherapie), de kleurspoeling van de veren en gevederde wolken. Ik doorzie de hogere mathematica, mijn man te verzadigen met een verwrongen zwarte wortel. Een middagmaal uit kleine visjes in elkaar te draaien. Die andere jongedame, die niet voor mij stond in de rij (ik zal mezelf herhalen), kijkt steeds op haar klokje. Ze zou haar kind eens zelf in de wieg moeten leggen en morgen uitslapen omdat het een feestdag is...
      
       Dus als je mijn geheugen amputeert zal ik in tranen uitbarsten.
      
      
       Hoofdstuk 6. Madame, sangria?
      
       Zoals John Donn (klokkenspel) een jaar of 500 geleden zei:"... ik heb meer vrije tijd dan u en daarom kan ik langer schrijven dan u kunt lezen..." Vergeef me toch, mijn virtuele gesprekspartner. Dit is niet het gekreun van een krankzinnige in het open veld, nee er is hier in de kathedraal een kerkhof, een restaurant, ook een plee, en op de grafstenen zijn de gezangen en dansen van de zich nuttig makende monniken hoorbaar, die hun togen en baarden doen wiegen. Ik weet niet zo goed welke houding ik me moet geven. Zal ik meezingen?
      
       Het is Europa, onder de vleugel van het vliegtuig (de andere vleugel doet aan de ontdooiende Taiga denken). Eindelijk helt het vliegtuig over en men landt ons in Malaga. Mijn handpalmen jeuken. Op reis is het schrijven scherpzinnig en vrolijk. Maar wanneer kun je leven? Ik dompel mezelf onder in de oververhitte room van de zuidelijke lucht, met strandsandalen en een elastiekje voor mijn haar bij mijn elleboog, voor mezelf onverklaarbaar getooid in een zwarte panty, die ik gedwongen ben uit te doen achter de eerste de beste rododendron struik = het woord knarst als zand tussen mijn tanden en er klinkt dronkemansgebrabbel=. Ze staan op het punt van het trottoir af te rennen. Het uit de fles gegutste bronwater bruist en galoppeert over de steen. Je kunt de ogen niet opslaan doordat er vonken slaan van alles wat zich hoger bevindt. De verwilderde zon brandt door palmen en cipressen, door hen heen tekent zich slechts de zee af.
      
       De airco in de trein die richting Benalmadena gaat is een redding. Een automaat spuugt een gratis kaart uit met hotels en restaurants. Hotel Gold (wederom als warme vodka). Je hebt ook nog Hotel "Sahara". Ik werp een blik op de boulevard-broadway-promenade. Stralende jachten in de roodgloeiende lucht, een grijs militair schip aan de horizon. Een zeeparachute met daaronder een sidderend mensje dat ondersteboven hangt. Nieuw Russische meisjes fladderen op rolschaatsen voorbij. Zoals gewoonlijk, weelderiger, groter en frisser dan anderen, net als kamille. Zie, daar heeft men een hele school zwakzinnigen gebracht om te spetteren. Zij klampen zich vast aan de begeleidster en spetteren speeksel omdat ze ijs krijgen. Ook dieren verdwazen hier zichtbaar van de hitte. Wat zijn het er veel, dood langs de snelweg in de berm. Men is zowaar met een hele school gekomen om na de lessen te schreeuwen en te wedden wie er om het verst de golf in kan plassen...
      
       Ik stuur mijn bagage met de kruier en bestel een midi met citroen en ijs, in de diepte van het restaurant. Het is hier koel en rustig. Gerookte hammen welke tegen het plafond gehangen zijn schommelen voor ogen die in trance van de siÊsta zijn. Ik lees in het Spaans:"Wij bedienen u op zijn Russisch!" In welk opzicht seßor?
      
       Mijn gouden appartement, bestaande uit drie slaapkamers met zicht op zee en een zwembad met een fontein zijn vormgegeven in de stijl van de Spaanse middeleeuwen, schitterend wit met blauw. Het is jammer, maar ik kan geen serenade zingen en ik dans ook geen flamenco. Trouwens, ik heb in mijn koffer ook een jurk met nopjes... Ik kam mijn haar voor de spiegel onder de airco en mijn haren stromen met een verrukkelijke golf (van de shampoo). Nu wil ik betoverend hedendaags zijn. Weliswaar smelt de cosmetica maar het zal er mee door kunnen. Ik draai naar links en rechts en zelfs ik ben tevreden: helemaal, helemaal niets dan goeds. Niets goeds bedoel je...
      
       Een felle vlinder is op mijn kruin gaan zitten en het lijkt dat ze zo in slaap is gevallen. Dit is mijn strik en zodra ze wakker wordt zal ik haar vragen of ze vanavond op mijn borst wil zitten in plaats van een bros. Haar maakt het immers niets uit waar ze slaapt.
      
       De in gepaste mate doorvoede Pooh (maar niet zo als de beste vriend van een groep jongens). Op hoge benen in een badpak en met een zelfde Pareo doek op mijn heupen steek ik bij het groene stoplicht over onder de voldane blik van een agent te paard. Een lobbes-gangmaker van het plaatselijke snit (als een hond, maar dan met een stropdas), een drinkebroer die zich vermaakt, probeert mij in alle talen te verlokken het restaurant te betreden. Ik wuif hem van me af uit klierigheid en giet lopend een halve fles olie over me heen. Nee, geen olijfolie, wat voorhanden was. De ranzige geur van zonnebloempitten verspreid zich en verdrijft al doende de vliegen. Niet zonder reden smeert men in het dorp de voordrempels en vensterluiken ermee in... Wat zal ik bruin worden zeg!
      
       In mijn handpalmen liggen drie schelpen: eentje met een waaiervorm, roze als een dure Belgische koe. De andere heeft een gaatje en is een amulet. En de derde is door het zeewater uitgebeend, zoals de Chinese veelledige ballen uit olifanten been. Onmerkbaar lik ik eraan, zet mijn tanden erin en leg hem opzij als herinnering.
      
       Ik werp mezelf in een golf en wordt kleiner. Eerst tot de proporties van een gladde glasscherf, hij slingert over de bodem, groenblauw mat. Vervolgens tot de afmetingen van een korreltje zand, begraven onder de flesscherf. Ik ben zo klein dat er tussen ons een speling bestaat, welke mij behoedt tegen sneeÊn. Een school jonge vissen lijken mij enorme vogels, hun ogen zijn precies hiernaartoe gericht en schreeuwen doordringend en verdovend. Het schuim werpt mij op en slikt mij door... Geleidelijk begin ik iets te ontwaren: meeuwen, nee albatrossen met zwarte vleugeluiteinden. Zoals woorden beschrijven ze de ogenstekende hemel met cirkels, vloeiend en in de breedte, alsof het een steen is die in het water geworpen is.
      
       Ik stap op het zand dat mijn voeten verbrandt en de wind werpt mij in een omarming een paraplu en een handdoek toe. Hij draait, spelend een brits om en de zonnebadende mensen rennen over de treden weg, zichzelf verschuilend voor deze windstoot.
      
       Mij rest de kade vol met restaurants, kraampjes, uitgestalde barbecuestellen met octopussen en shashlik en een concert bij het zwembad, wanneer de zuidelijke nacht droefgeestig de bergen omzwachtelt. De radio tsjirpt als een cicade en meldt dat er ergens oorlog is (of een golf? Ik verstond het niet). En dat er zeven menseneters ook tijdens vredestijd volstrekt geen honger leden en dat een verkrachter een bekentenis heeft afgelegd. De politie heeft een bekentenis afgedwongen. De aria van de toreador weerklinkt. Men speelt de partituur van Neptunus.
      
       Mevrouw, sangria?
      
      
       Hoofdstuk 7. Ik verstom, zoals in mijn jeugd.
      
       De volgende ochtend, was het hier zoals gewoonlijk bewolkt maar warm. Ik had een fles met ijs in het zand begraven opdat hij niet met de wind meegevoerd zou worden de zee in, met een noodkreet om hulp en een liefdesbrief. Slaperig gestemd is het met castagnetten klepperend Spanje, bloeiend met de zielenroos van Carmen en ademend met het getokkel van snaren! Het laatste bastion van de migratie, gratis paspoorten, in elkaar gestort voor de voeten van de onbreekbare (en in een buiging gebogen) stiefdochters... Mijn hoedje met lintjes buitelde weg van mij, de sombere branding in. De schaduw van een wolk kroop naderbij en alles in het rond werd doodsbleek en guur. Hij fronste zich onverschillig en de hemel stortte zich uit. Ik rende een ziedende golf tegemoet. Zij greep mij vast en voerde mij onstuimig mee naar een boei, naar de parachute in de verte en witte catamarans. De Middellandse zee omarmd mij net als een naar liefde hunkerend mens. Zijn handen betastten mijn vergeten lichaam en draaiden mij tegen de wolken werpend en drukten zich tegen de van hartstocht koude lippen. In half bewusteloze toestand vloog ik naar de smaragden hemel. Groene bliksemschichten lichtten mij in de duisternis bij en een ijzige huivering verhief zich van de bodem, mij omverwerpend, verpulverend, verpletterend en tergend.
      
       Het zonnetje liet zich zien, werd meteen sterk en deed haar rechten gelden, mij verblind en verwarmd hebbende. Kirill droeg mij op handen langs de oever, voorzichtig zoals altijd. Door het koude water waren zijn tepels hard geworden en zijn schouder met kippenvel overdekt geraakt. Ik wreef ze en trachtte door erop te ademen de kleur terug te geven. Mijn natte haren zaten in de weg en bleven in onze monden steken, toen Kirill zijn hoofd draaide. Op zijn na zijn ziekte kaalgeschoren kruin tekende zich in asgrauw zilver iets af dat wel op een egeltje leek. Maar ik had opgemerkt dat zijn haar helemaal niet gegroeid was. Door de stof van de zwembroek heen werd ik de kracht en tederheid gewaar, waarmee Kirill mij nu en dan toevallig aanraakte en vervolgens wegduwde, opkijkend en stilzwijgend vragend.
      
       Wij vonden het eigenlijk onnodig erover te praten. Wij communiceerden daarbuiten en als we wat zeiden dan was het meer uit gewoonte, zonder dat we onszelf hoorden. Een meter bij ons vandaan dook een meeuw in het water en greep haar prooi stevig vast. Wij moesten lachen om dit tevergeefs handelen .
      
       We lagen bij de branding. Ik op een handdoek met sneeuwwitje en de zeven dwergen en Kirill op het zand, waarbij hij met zijn handen de sombere hitte bijeenharkte. We besloten het avondeten in Toremolinos te gebruiken, 3 kilometer bij ons vandaan, en overmorgen te beginnen met het afzakken in de richting van Gibraltar, door de uitgegraven en onooglijke Fuengirol, achter het modieuze Marbella met Russische winkels met gestolen juwelen. Daar bevinden zich Estepona en de Engelsen. We konden halverwege heen en terug varen naar Marokko op een boot met een zwembad en een ongelimiteerde drankvoorraad, maar we hadden geen zin om te drinken. Het was duidelijk dat als Kirill nu eenmaal geen enkele blos had er ook geen bruintint zou zijn en dat het dus geen zin had hier in de hitte te liggen. En opnieuw verkrampte mijn hart en kneep zich samen.
      
       Op het terras van restaurant Sahara gooide ik de kunstbloemen weg, zodoende associaties ontlopend en bekeek in het appartement alle 6 tweepersoons bedden die we niet nodig hadden. Zwijgzaam kleedden we ons om, waarbij Kirill uit de badkamer stapte gekleed in een nieuw kostuum, dat ik nog nooit eerder gezien had. Het viel alsof het aan een kleerhanger hing, zijn overhemd echter knisperde en wilde bij de naden niet vouwen. Kirill rook weelderig naar de modieuze Franse bitterheid, op het moment dat mijn parfum vanwege de oude leeftijd verkleurde en voor de helft uit het flesje verdampt was. Kirill ving mijn verloren blik op en toen ik vanuit de keuken naar de spiegel met een drieluik liep was het glaswerk gevuld met een ander prijzig aroma waar hij een voorkeur voor had.
      
       We hadden nog kunnen blijven en feestvieren op het terras tussen de witte uivormige daken, bij het geruis van de palmen, onder de getjirpte onzin van mussen en onder een vliegende tent. Wat wilde ik toch graag een huiselijke gezelligheid scheppen! Kirill wachtte bij de trap.
      
       In het restaurant bracht men ons natuurlijk een karaf met sangria waarin blokjes ijs en vruchten dreven en in het begin werd ik bijna onwel door de recente hitte en de mij overspoelde rust. Men zette voor Kirill een kom neer met koude gaspacho en ook een schoteltje met gesneden groenten. Spaanse tomatensoep wordt mogelijk met room bereid of misschien met yoghurt. Mij serveerde men een groene meloen met ham en nog iets dat seizoensgebonden was.
      
       - Kun je je, kleine, het feest van Plato herinneren, daar waar Sokrates luistert naar hoe onze herinneringen samen met ons veranderen? Dit zijn sombere sterfelijke herinneringen. Het goddelijke echter is altijd durend.
       - Ben ik je dan vergeten, blijk je iemand anders te zijn?
       - Je zult je hier nog van kunnen vergewissen, grijnst Kirill. Dat er iemand terug zou willen keren?
       Met een vork peutert hij een kevertje dat met het brood meegebakken is los en gooit het onmerkbaar onder tafel. Langs het opengesperde raam rent een groepje jongetjes met een Chinese vlieger. De ober brengt mij warme chocolade met ijs en voor Kirill appeltaart.
      
       En wederom snikt mijn hart op een klaaglijke manier en snelt naar beneden. Ik kan mij nog de hongerende, zwervende Kirill herinneren, welke overnachtte op de zolder van een sloopwoning, achtervolgd door de plaatselijke alcoholistische agent. Men had er het water afgesloten maar nog niet weg laten lopen en de verwarmingselementen waren geknapt. Gas was er helemaal niet en de elektriciteit was al bij de rechtmatige vorige eigenaar afgesloten opdat zij zonder zich op te houden zouden opdonderen. Tussen de klopjachten door lukte het daar stand te houden en dit nog ten tijde van de gedoopte vorst. Hij sliep slechts in een jas en schoenen, zich met "Pravda" kranten bedekt hebbende en een Perzisch tapijt met gaten. Een Siamees katje keerde nooit meer naar hem terug .
      
       Deze tijd zal hen nog als de beste toeschijnen! En gisteren en vandaag. "Zij zullen ervan dromen te emigreren, zei Kirill droevig. Met de intelligentsia is het eenvoudig, zij komt altijd te laat, dat zit ze in het bloed. En jij hebt... wacht even ... Het kader van de ruimte is vernauwd, bij de een tot de grootte van een kloostercel, bij deze tot aan de grootte van de vrijmetselarij en vegetarisme en bij een derde tot een onverbeterlijke, tot al het heilige en dergelijke, tot stippeltjes. Onduidelijk! De brieven zijn zoek geraakt. Sluipend klauteren wij over de sleedoorn, zijn we tenminste hier op tijd mee. Wees blij, hier heeft u al een gelijkend gevoel, en hier heeft u iets dat bijna lijkt op verzoening en medeleven... Kun je je herinneren wat Mur, de zoon van Tsvetaeva zei, denkend aan zijn vader:"Volgens Russische tradities neemt, het bloed dat gespild is in de strijd om het Vaderland, de eerloosheid van je naam weg." Nu is zijn geweten zuiver!
      
       Mijn hele leven is het juist dit verlies dat mij geen rust geeft. Zelfs de onnodige Charbin of de zwakheid van de Tsaar niet, noch de eerlijkheid van het Witte Leger en de ons afgenomen namen, noch Tsvetaeva ten tijde van de niet plaatsgevonden afwas, maar haar jonge Efron. Zijn afschuwelijke evacuatie uit Tashkent en de brieven voorafgaand aan zijn dood zijn van zijn hand.
      
       "De thuisloze kent in Rusland vele gedaanten", zoals zijn moeder hem voorspelde. Ten tijde van de Perestrojka verzamelden we tijdschriften en wisten dat dit alles tijdelijk is. Maar nu blijkt dat er iemand verbaasd was? Mensen leven bij de dag en jij moet de geschiedenis maar samenvatten en je zult de toekomst zien. Dit alles heeft zich al in China afgepeeld. Mensen met een rode baard, het dwangmatig toedienen van stimulerende drugs, diefstal van jongetjes en mannen (meisjes hadden geen waarde).
      
       In mijn tasje weerklonk de telefoon. Dit is natuurlijk Tjerk en nu zal hij mij de vraag stellen maar wat moet ik hem antwoorden? Dat ik in het restaurant zit met een gestorven romanpersonage en dat we het leuk hebben?
      
       Liefste, eindelijk heb je het vrolijk! Anders is het net als op een begrafenis, oppert de onzekere stem aan de andere kant.
      
       Er zal een onverwachte inval zijn, vervolgt Kirill, de vruchten met een pollepel uit de sangria scheppend. Het lukte Rusland zichzelf buiten haar grenzen te scheppen. Trouwens, ook hier was er meer dan een poging nodig om een over Oblomov triomferende situatie te scheppen, als nationale trots en privilege. Levin van Tolstoj probeert tenminste te werken. De frigide Vera Pavlovna van Tchernyshevskij zwoegt in Rusland zelfstandig, zichzelf versterkend met thee met room.
      
       Welke types bestaan er? Beide Raskolnikovs, de internationale prostituee-heldin! Kun je me horen, kleintje? De moraal is niet meer en is nog eerder dan de gefingeerde moraal ten gronde gericht. Er is ook geen codex, noch een ten aanzien van eer, noch een strafrechterlijke. Die Mur, waar heeft die het eigenlijk over? Gelijkheid wordt in het algemeen bewaard door degene aan de andere kant en aan deze kant van de tralies, zoals het ten tijde van Stalin was = of volgens Galich = de bandieten gooien hun eigen leden in het gevang. Het hele land heeft een verminkte jeugd en als gevolg hiervan bestaat nu de Vaderlandse crimineel, slavernij en het overwicht van oudgedienden over de groentjes in het leger, als uitgangspunt van kracht.
      
       Ik kijk naar Kirill, naar hoe hij zich o zo galant zorgen maakt. Probeert deze schaduw je na te doen? Het kan toch niet zo zijn! Ik scherm zijn donzige hand af met die kleine donkere van mij. Ben je werkelijk virtueel? Emigreren naar het hiernamaals. Jij bent niet van hier, maar wat ben ik dan? Zoals het gaat vang ik zijn droevige gedachten op:"In Rusland huist de eeuwige vorst en worden de bevroren mensen geboren. Wat hebben de onzen toch de neiging om onmiddellijk verliefd te worden op elke nieuwe president van ons!"
      
       Maar wie is vandaag de dag, bijvoorbeeld, gouverneur Romanov (het laatste gewezen, gebroken koninklijke servies)? Dit alles is drukte. Heb jij gemerkt dat een ontsnapping voor een eerlijk mens al een heldendaad is? Het is duidelijk dat de stompzinnige Rus nog steeds leeft. De Perestrojka heeft hem versterkt en de overigen heeft zij buiten de grenzen van de gevangenis gedrukt. Zoals Rambakh, of duidelijker Grebnev, in zijn naakte vertaling:"Hoe kan degene die in de hel is geweest en niet in den vreemde weten wat de hel is?" Het blijft krachtig onuitgesproken. Een onwerkelijke pijn, jezelf los te scheuren van het Vaderland!... Of zoals bij Sacha Jeremenko:"Je kunt zelfs een snaar bijplaatsen maar de leegte bijplaatsen is echt onmogelijk. Net zoals het onmogelijk is dit land voor 2 dagen alleen te laten! De dichter kijkt vanaf de zijlijn naar zichzelf en zegt over zichzelf:" Twee in een. Jeremenko voor jou en de met Hieronymus Bosch vertrokken personen.... Uit hem is de gehele opgeblazen Moskouse pleiade voortgekomen, de overigen een voor een, en in het gunstigste geval, een halve dichter. Zoals Vegin ongelukkig, medereizigers, remigranten, metgezellen. "De bij welke doorboord is trilt bij het wegvliegen", maar op welke manier? En zo doordringend! Ik houd een kwart eeuw van Jeremenko. Hoe kun je hem dit zeggen? Je hebt daar ook nog Gandelevskij, de rest is vertrokken. Over de aanwezigen rept men met geen woord.
      
       Het jaar van de dood van een dichter wekt een oorlog in ons. Elena, je hebt het immers zelf in 1989, voorafgaand op die ene onze tante, geschreven. Hij heeft mijn weg onder een scherpe hoek laten lopen en verbaasde zich erover hoe het leven een andere richting nam en je komt niemand meer tegen. Het Russische volk is geenszins een vrouw. Een homoseksuele band met het Rijk word in overeenstemming met de wet bestraft en het Oedipoes Complex ook nog. Zij denken daar alsof ze de vrijheid bezitten! Democratie komt uit het woord volk, dat wil zeggen dat de massa gehoorzaam is en de bendeleider vooraan staat. Waarom kijk je nu zo? Men zal stelselmatig nog een deel van de bevolking vernietigen (vasteland). Iemand die de blokkade van Leningrad overleeft heeft zal zijn pensioengeld verkwanselen aan rotte aardappelen. Uit het communale raam, uitkijkend op een muur (de muur is geen klimrek als in een sportzaal, een ongepaste woordspeling), is door de woningen op die plaats de hemel niet zichtbaar. Ben je dat vergeten? Drink het maar op, meissie. Morgen moeten we vroeg op... Je kunt beter hier komen, er is niemand die het ziet. Ik kruip op mijn knieÊn naar hem toe. Eerst kijk ik om me heen maar het is al duidelijk dat het niet de zuivere waarheid is. We bestaan niet. Ik zeg:"Kirill?" Niemand heeft er iets mee te maken, men hoort het niet. Ik zet mijn handen als een preektrompet tegen mijn mond en schreeuw zo hard als ik kan:"Kirill ik houd van jou!" Laat me nooit meer alleen!!! Ik kan zo niet langer leven! De obers pendelen onverschillig en ruimen de borden van tafel. Een hondje ruikt de gekruide lucht, haar nauwe snuit opgetrokken hebbende. Een groepje jongens haalt kattenkwaad uit.
      
       En ik kom tot rust, zoals in mijn jeugd.
      
      
       Hoofdstuk 8. Aan de communale muur hangt een gitaar.
      
       We hadden reeds bij het ochtendgloren besloten in de lengte van de oever op weg te gaan, lopend, zonder iets mee te nemen. Kirill had het ijzig koud, zonder dat hij het overigens merkte en maakte mij, halt houdend, attent op de pier, strak gevat in zeewier, waar een doffe golf overheen slaat. Een districtsboei met een radiobaken, een zeester en een kwal zijn op het zand geworpen. Een snelweg wierp zich massief op en er was nergens een mogelijkheid tot oversteken. Witte villa's beklimmen een berg, overdekt met struiken als groene wolken, naar de tandradbaan toe... Wij spreken zonder woorden over kunstschilders. Stanislavskij zou zich verheugd hebben over de manier waarop ik een gedaante aanneem van een geplette bij, als de ongehaaste bijziende zon, op de schouder van Kirill. Het naakte linnen zal een reusachtig schilderij blijven, dichter bevolkt dan het leven, welk de herinnering en de toekomst opslokt. Ik strijk met mijn hand over de grondverf... Naast het vierde gelijknamige pretpark "Don Carlos", onder een kruising van luchtverkeersroutes, vlocht ik voor Kirill een krans uit magnolia's, de glanzende handpalmen van bladeren samenvoegend met scherpe lucifers. En ik stak de krans op hem in brand omdat Kirill ten aanzien van alles ongevoelig bleef. Wat wilde ik hem toch graag verlevendigen, doen ontbranden.
      
       Hij ontliep elke nabijheid, elke beroering van mijn hand, elke blik op de man af en eenduidige formuleringen met een gesloten gedachte. Als het ware vroeg hij hem niet te betrekken bij hartstocht, die mijn koude tanden in mijn mond deden kloppen. Een hagedis schrok en verloor zijn staart. Ik kauwde op een bittere schors, om mijn rust te hervinden. En zo probeerde ik mezelf af te leiden met handelswijzen en gedichten. Iets weg hebbende van Saksaul en Aksakala welke naar een Kaukasisch dorp galoppeerden (klankrijm)... En zie daar, al galopperend zijn ze gearriveerd.
      
       We aten in een wegrestaurant met kakkerlakken "Onbeperkt salades eten", alwaar ik ongemerkt een kippenpootje in een zakje deed en in mijn BH verstopte. Stel dat Kirill eten wil (alle rijken stelen altijd!)... We keken nog naar rode, witgestippelde flamenco schoenen in een smerige vitrine. Mijn eerste zondagsschoentjes in mijn kinderjeugd...
      
       Na een uur of twee lopen in de gloeiende zon kwamen we bij een Chinees winkeltje waar men uit nog warme kaarsen blaadjes sneed en in volgorde in een vloeistof met verschillende kleuren dompelde. Het resultaat bestond uit Pagodes en bloemen, welke je eraan herinnerden dat de dagen van de week vervlogen zijn en dat alles voorbij zal gaan. Tout passe, tout lasse, tout casse. Niets onder de zon is eeuwig. Brutaal kneep de hemel zijn ogen dicht in het zoetelijke blauw... van azuren Afgaanse baretten. Ons als het ware vertellend dat verliefden niet zomaar weggaan, maar sterven. Soms deed Kirill zijn best om mij af te leiden en schiep verassingen als een kleine god. Een vliegend tapijt werd op de stenen uitgestald, helemaal vol gelegd met vruchten of een vogel landde onhoorbaar op zijn door de hitte verbrandde schouder en wuifde met haar vlekkerige vleugels alsof het een waaier was... Hij trachtte mij niet aan het schrikken te maken, maar in de diepte van zijn ogen tekende zich een afgrond af.
      
       Gespannen dacht ik na over het feit dat ons vacuÝm zich naar deze onbekende, gerafelde lange kontreien verplaatst had. En dat ik de hele tijd met jou praatte. Jij echter hoorde geen vuur na je dood. En dat ik landen in het noorden en zuiden wegvaagde, mezelf een weg banend over de kaart en mezelf diep onderdompelend in gedichten omdat als je schrijft je dwars door een korte tunnel snelt, waar de hoop bestaat elkaar kortstondig te ontmoeten, zolang de wind je om de oren fluit... welnu, enzovoort. En dat de tijd slechts een graf is waaruit wij omhoog kijken naar de vertrokken personen (vertrokken betekent voor even weg om brood te halen zoals bij Charms). Het leven is een dronken paard dat haar adem in een cirkel doet snellen en soms haar ongevoelige hoofd in teugels omhoog werpt. Rijpe kersen vliegen het gras in en tikken tegen elkaar aan, terwijl een paard erop los rent.
      
       Ik ga door met het druk heen en weer bewegen, buiten adem in die arena. Jij echter hebt mijn leven al tot het einde doorleefd en je kent het antwoord. Je hebt mij samen met het water uit de beek opgedronken en je hebt niet gedeeld. Je hebt het boek dichtgeslagen en je herinnert je niet waar je over gelezen hebt. Ik ontkurk een fles Chateau Grand Moulin, vervaardigd en gebotteld in een Bretons Chateau, zoals er daar op elke hoek een staat. Niet zoet, wrang alsof het mijn mond is, stroomt de wijn en jou lippen verglazen op een doorzichtige manier. "Hoe komt het toch dat jou lippen geel zijn?", dacht Kuzmin. Waarom is jou hoge voorhoofd kleurloos en bleek? En uit jou blik die ik als antwoord krijg maak ik op dat er iets niet klopt, je kunt beter zwijgen. En zo kwamen we elkaar tegen, bij deze terloopse gedachte.
      
       Wat moet ik eigenlijk in Marbella? We kunnen haar al zien achter de berg. "HÈ, Kirill, wacht even! Er is een steentje in mijn sok blijven steken." Dwing jezelf terug te keren en terug te geven zoals een duik in een vervloekte wak. Ik wil strijden met een pluisje van de populier!
      
       Kirill lacht geluidloos en strekt zijn hand naar mij uit. Val niet. "Heb je zin om te landen?" Srebrenica, TjetjeniÊ, waar heb je tijdens deze strandtijd, zolang hier de golf water vol schittering spettert en je uitnodigt te baden, een schuilkelder voor nodig? Zoals diezelfde Grebnev schreef:"Ook ik heb vandaag het bloed van een vreemde van mijn koude bajonet geveegd..." Kruisen parallelle lijnen zich? Hunker jij werkelijk naar onze afbeelding op een uitgeschakeld beeldscherm, El? Jij hebt de radio altijd geantwoord op zijn "Goede morgen, kameraden!" en de TV op zijn "Goede nacht, kleintjes", mijn hoffelijke. Daar is de motorboot en de redder kijkt. Laten we eens zwaaien en naar de Engelsen spurten om nog wat te leven!
      
       Hoe zou ik hem kunnen uitleggen, dat ik naar het hatelijke verleden terug wil vanwege hem? Daar heb ik het geluk, de wederkerigheid en de jeugd achtergelaten. Daar ben ik verliefd geworden op een jonge god en hij wil maar niet sterven in mij. De populier zal de negatieve energie opnemen en de berk zal je licht en rust schenken. Ik zal alle staten van bewustzijn beleven maar vraag daar een ogenblik rust voor terug op de plaats waar men de doodstraf uitvoert.
      
       Ha, een stuiver voor de bus, drie voor de tram en een tienkopeken-stuk om te bellen als de meisjes op zijn? Voorwaarts en onder begeleiding van de muziek van een kettingzaag... "Vrienden?" Ik kan het zo met twee handen. Een stap teruggezet hebbende bij het takje vandaan, pareer ik trots een blik geworpen hebbende op mijn handen. In stukken zagen, splijten met twee slagen en op de hoop spaanders, Chef, zonder meer!
      
       Wat moet jij met een dode stad? Hoe heeft Brodskij dat ook al weer geschreven:
       "St. Petersburg is slechts een replica, dat wil zeggen dat St. Petersburg een variatie op een thema is. Voor mij echter zijn thema's interessant en niet alleen variaties." Petersburg is gekleed in een lange pelsmantel van vissenbont. Nou, die heeft ook wat bedacht zeg! Dat, El, is toch van jouw:"Je zult je leed verdrinken en verstommen en een bom zal boven je hoofd afgaan. Een luisteraar heeft toch oren en ogen naar de blauwe zonsondergang." Je weet veel, Kirill! Tot op de dag van vandaag droom ik van die hondenkennels. Deze hotels zijn van dronken kerstmannen, waar ik een konijntje speel met een donzig staartje dat met een elastiekje aangebonden is. Ik sta op het punt in een zak gegooid te worden. En de stad is recht toe recht aan gezegd vervloekt. Allen zijn al lang al dood en hierin ligt de betekenis, het einde en de dierbare blaar, naar binnen drijven of met tranen bezoedelen... Aan de Litejnyj Prospekt, naast het Schrijvershuis, verkoopt men bier van de tap in drie liter flessen waarin zich onze gehele literatuur weerspiegelt. En in het theater op de laatste rij windt men zijn horloge op, het ijzeren = doek = een nummerplaatje van de garderobe = valt. Een mobieltje rinkelt. Ik schrijf u, "wat wilt u nog meer?" Maar je moet niet zeggen dat Rusland vertrekt, als een meisje over de dwarsliggers, met een hoofddoek, in gevlochten schoenen, vaarwel en vergeef mij!" Privileges voor de mensen die de blokkade overleefd hebben? Nu er bijna niemand meer overgebleven is? Een veteraan van de slag om Kulikovsk. Ook onze lerares had zo'n kapsel, welk alleen bleef zitten onder een bloempot... Carbon papier, vier lagen, het doordrukvel niet meegerekend. Jij bent mijn spaarpot en een invalide op een triplex plaat op wielen schud ik de hand, gebogen, met twee handen, en schud veel te lang, te expressief. Wat is er daar gebeurd, gedurende de tijd dat Oblomov zoetelijk vriendelijker werd en gerieflijk tot aan IsraÊl strompelde? Op zijn hoofd gevallen met het zicht op de Troitskij kathedraal? En tijdens de avonden boven de restaurants, de gordijnen dichtgetrokken hebbende tegen de buren, flikkert het hatelijk drukke beeldscherm van de televisie. Mijn gesprekspartner is mijn vijand = arts = en roman. Een matte spiegel, mijn stille ontzetting.
      
       Spring maar over de alinea heen, mijn dierbare kameraad. Ik vind het gewoon saai, het vervelende, stoffige proza te kwellen, uitgestrekt als een weggetje op de loper van Smoljnyj. Alles past in een strofe! Nutteloze schakels zijn weggelaten. Probeer het nou toch eens uit te lezen, lees me maar helemaal uit. Ik reken op niemand anders.
      
       En Kirill, stevig hoestend, neemt de gitaar van de spijker aan de communale muur...
      
      
       Hoofdstuk 9. De herinnering is schijnbaar eeuwig.
      
       Ik slinger in de metro en tegenover mij zitten Belka en Kirill. Het zijn de zeldzame dagen van de verhitte stadse zomer en de mensen van Leningrad liggen op de bloembedden en liggen met hun billen omhoog. En dit stel ligt te lanterfanten en neemt in de matte wagon om beurten een hap uit een jonge raap en een Antonov appel. Belka maakt zich op om te vertrekken en Kirill blijft. Hij zit onder de kalmeringsmiddelen om in staat te zijn dit te doorstaan. Onze Belka heeft een toilet waar de hiÊrogliefen tot aan het plafond rijken en zij zegt "Shalom!" tegen ons.
      
       We keken vandaag naar de film "Paspoort"over de verloren kinderen van Tel Aviv, ook wel Telavi. Daar is het nu ook snikheet. Plotseling ging het licht in de zaal aan en begon de klopjacht, zoals gewoonlijk een paspoortcontrole. Belka ontbrandde in een bittere haat en pest ons nu door ons slaven te noemen.
      
       "De deuren sluiten zich", oppert een bandrecorder en ik lees op de muur:"Externe verbinding met de machinist..." Wat ben ik toch eigenlijk verpest! Als mijn moeder dit zou weten. Ik baan me een weg naar de uitgang: ik wil het niet van een vriendin afpakken, ik kan daar niet meer naar terugkeren.....
       Ik ben eeuwig alleen.
      
       Nee, achter mij staat mijn fictieve man, maar hij vertrekt naar Amerika en 's nachts zit hij te blokken op zijn Oxford test. Hij exporteert een groot gezin, het was toen al groot. Maar ik heb geweigerd. Zittend op de koffers draait hij van boven een telefoonnummer en regelt de papieren voor een container.
      
       Een bos met gedroogde ronde crackers hangt om mijn nek. Ik stap de portiek binnen en de chronisch dronken buurman ligt op het asfalt in zijn eigen plas te rollen. Ik stap over hem heen en leun tegen de muur, welke wij in onze jeugd met de borstel schrobden in navolging van Timoer. En op dat moment vallen verdorie de gedroogde crackers en krakelingen. De buurman raakt bedolven en ik loop te ketteren. Als dank probeert hij mij te kussen met een zeperige mond en ik voel mijzelf weerzinwekkend.
      
       Thuis, om mijn gemoedsrust op te krikken, ga ik achter de piano zitten en probeer de gebutste toetsen en de lak van de kruisen en de mollen. Al deze vlekken en barstjes uit mijn jeugd komen onder mijn handen met afgekloven nagels tot leven. De eeuwige klank wordt geboren en ik kom tot rust. Ik zou graag de poÊzie, de muziek en de schilderkunst willen verenigen, maar wie wil mij nou? In Moskou ben ik altijd een rekwestrant, een dilettante uit de periferie, en LenIzdat is te lui om mij uit te geven. Op het uitblijven van hulp van de senior schrijvers kun je rekenen. Dit is gewoontegetrouw eeuwig en altijd, en alleen onze beste en voorzichtigste redacteur fluisterde mij (op de trap van het Boekenhuis, in de rook, zonder getuigen of censors) toe dat ik talent heb. En opnieuw heeft men het uitgeven van mijn manuscript een halt toegeroepen.
      
       Toen ik mijn studie aan de universiteit afrondde toen ik 20 was, heb ik een waarschijnlijk gedicht geschreven:"Laat me met rust, ik zal niet van mijn plaats komen. Jullie zullen een waanzinnige eeuw mijn handschrift ontrafelen. Laat me met rust, ik ga toch nergens heen, in het tweede hoofdstuk ren ik weer hiernaartoe. En zij weten natuurlijk waarmee ik geÊngageerd ben."
      
       "Nogmaals, een halve eeuw de toekomst in, neemt de moordenaar eeuwigheid mij gevangen", als ik mij duidelijker uitdruk. Zij denken van mij een provocateur of secretaris prostituee te maken: de bron is die en die!... En in gedachten antwoord ik de politie-inspecteur al: mijnheer de agent.... Nee, dat nooit.
      
       Een gerussificeerde Zweed, mijn jeugdvriend, kreeg toen hij 16 was een klap met een fles tegen zijn hoofd en had zijn linker oog verloren. Op deze manier is alles eenvoudiger: alles door een roze bril te zien. Onlangs stelde men hem in het Consulaat de volgende vraag: "Waarom wilt u vertrekken?" En hij antwoordde:"Ik heb er genoeg van dat men ons hele leven onze naam verbasterd." Verder stelde men hem geen vragen meer, het was immers al duidelijk.
      
       Het Vaderland is een groot kamp. Ik heb me in jou wederom een keer omgedraaid, zoals een roze dier in een handdoek. Wat is dat nou voor een heldendood, te blijven? Zo is het een rechtvaardiging van lafheid. De structuur niet veranderen en de stallen niet uitmesten, het omarmen van kleding... echter, na een verzoenend standpunt ingenomen te hebben, grijns je je cariÊs bloot. Zullen we het nog meemaken? Wanneer een sluw persoon een hoge post inneemt... Wel, het lukt me vast niet om van deze ingeblikte zeesla welke naar jodium en goedkoopte ruikt, in leven te blijven.
      
       Het is goed dat ik tenminste alleen ben. Het vaderloos zijn is onverantwoordelijk. Mijn eerste man dwong mij abortus te plegen en zo heb ik geen kinderen kunnen hamsteren. "Hoe is het Ljalja?", vroeg hij gapend over Tatjana Tolstaja. De wereld bestudeerde hij vanachter glas, omzwachteld met watten en steenkool, opdat het raam niet met condens bedekt zou raken en ik verzette me niet tegen het leven van alledag en wellust. Twee maanden na de huwelijksvoltrekking, of duidelijker omschreven, na deze tragedie waren we zoals onze ouders gezegd zouden hebben:"Ze bleken op reis te zijn." Nu zie ik het. Het leven kwelde mij en sloeg mij en bedreigde engelen en trok om het hardst aan de deken... Of verweet ze de engelen iets? Alles is mogelijk.
      
       's Zomers werkte ik meestal als insect, bestoof ik augurken in een kas met een stukje verband op een stokje, de stamper en meeldraad. Aldus is de mens een bijenkenner. Vroeger schreef men de Tsaar brieven. Hij kneep mijn FrÄulein overgrootmoeder speels in de wang hen zij gaf hem een kniebuiging. En tegenwoordig kun je alleen nog maar voor de Tsaar sterven. Mijn hele leven probeer ik te bewijzen dat ik mijn ondermaanse plaats inneem. Niet de uwe, niet hoger, voor de uwen en de onzen en sowieso. Net alsof je je hoofd tegen een muur beukt. Maar ik ken mijn waarde, al is het alsof ik het erom gedaan heb. Zou ik het dan maar goed maken met mijn talent waar het een potentieel heeft?
      
       De termijn is beperkt en nu zit ik weer te schrijven. En ik wend me ook niet tevergeefs tot dikke, bellen blazende tijdschriften. De roem verlaten hebbende, ga ik naar huis, ontrouw door de prut. Het hoeft niet zo van mij. Ik ben er nu aan gewend. Met kromgetrokken rug groei ik tot aan de bovendrempel. Bij de mij dierbare vleugel van het huis drommen onder de middagzon mijn aangenomen vijanden en mijn stief- vrienden samen.
      
       Wel, een half jaar geleden, gaf Belka haar zoontje griesmeelpap en dwingt hem zo snel als mogelijk de Russische, de ontilbare grootse machtige spraak te vergeten. Alles kan, maar de spraak kan hem niet loslaten. Belka heeft vandaag een afscheidsfeest... Ze zegt tegen ons:"Zoals Vysotskij geleefd heet, zo is hij ook gestorven... vastgebonden." Hoewel Belka het over een standbeeld heeft, klinkt het beangstigend. Het is een trein welke met maximum snelheid gereden heeft.
      
       En zie hier dan mijn huidige man: hij denkt energie van een kast te kunnen ontvangen, hij leunt er tegen en wacht het moment af. Het is hij die zich aan mij verveeld hebbende afscheid neemt. Het geloof, zegt hij mij keer op keer. Wat zal er toch van ons beiden terechtkomen?! En hier heeft hij een broodmes vastgegrepen: het is beter als we samen sterven! Loop me toch niet zo te jennen! Dat betekent dat ik te ver ben gegaan. Hij houdt zo zielsveel van mij, als droge sneeuw op een plaats waar iemand gestorven is en nuttigt mij samen met vodka en gebakken toast met smeerkaas van het merk "Druzjba". Het meest dierbare familielid is een kettingzaag en z'n maatje in de portiek, Engels, Marx. Dat ik uit boosheid op mijn benen sta te trillen? Om wie?
      
       Ik heb een litteken op mijn handpalm voor ons beiden. Hoe hebben we geleefd en waarom zijn we zo lang kind gebleven? Ik zal daar nooit uitkomen.
      
       De herinnering is schijnbaar eeuwig.
      
      
       Hoofdstuk 10. Hoor je mij?
      
       Uit een nog warm bed gekomen, een nieuwe sigaret met een peuk aangestoken hebbende, richt Kirill zich tot mij. Regelrecht van het treinstation.... Ik sta bij de kookplaat en gooi met de pan de pannenkoeken omhoog, gemaakt uit niets. Meel en water, zoals in de woestijn. Ik luister naar de natte sneeuw, een vergeten stilte, doordringend en welluidend. Later was ik mijn handen, tot aan mijn ellebogen in het sop en Kirill tracht mij van achteren te omarmen, zijn lippen te rekken tot aan de krullen van mijn achterhoofd.
      
       Ga jij eens even weg, zeg ik kwaad op een welgemeende manier. En hij richt zijn blik al op de tramrails, waar een meisje in een oranje werkjas haar jeugd samen met haar kleine kinderen instopt. En ik voel angst in mij opwellen.
      
       Hij zegt dat het daar koud is. Ik wil gewoon even naast je liggen. Hij heeft cognac met citroen gedronken met als aperitiefje een slaapmiddel. Dus hem maakt het niet zoveel uit. Wij gaan komende maandag een nieuw leven beginnen, medeplichtigen aan een gemeenschappelijke sloop en wekelijks zijn wij al 100 jaar bij elkaar. Er is zoveel dat ons verbindt. Zoals bij een standbeeld, en handen en voeten. En de pepermunten bries van een hartversterkend geneesmiddel erbij. Snel voort met sprongen en in het aangezicht van de liefde. Maar hoe zit het dan met de sneeuw van gisteren en de kus in de vorst? Hij vliegt even weg, als een ziel. Ik wordt gek in mijn eentje, opgesloten, en er is geen plaats, niemand waar ik heen kan... En onze dierbaren? We pakken onze koffers, lege hoofden, zakken, een bezwaard gemoed. We vertrekken 's ochtends vroeg, zonder tot ons zelf te komen en zonder te ademen. En zo zijn we afgevaren. En we weten niet hoe we vanaf de nacht van zondag verder moeten leven.
      
       En ik laat hem niet binnen. Ik duw hem weg, beter gezegd, met twee handen en met mijn voetzolen rem ik zijn gezicht af. Ik heb een panische angstaanval dat mijn vader elk moment vanwege de afwezigheid van een lichtje om deze reden, door het raam kan kijken. Wat heeft er zich niet aan interessants voorgedaan? Mijn gescheiden en jaloerse vader, die mij geleerd heeft dat alle jongens gluiperds zijn (zie de poster boven de secretaire, het laatste vervroegd behaalde vijfjarenplan). Mijn vader die gekomen is, welke de voorganger van mijn hem gesmeerde man de trap af joeg, vanaf het hoogste plein... En tegelijkertijd wordt in mij een vrouwelijke trots wakker, zoals bij een naakt meisje voor een besnorde fotograaf met een hoekspot, waar je van gaat zweten, jeuk krijgt en een fikse vrolijke rilling... van een bevroren hondje. Hoeveel seconden gaan er in een minuut? Ik stel gewone vragen, de meisjesnaam Capuletti vergetend en ook het zoveelste jaar. Dit is een vluchtpoging en mezelf reddend, confisqueer ik de feestvoorraden: geconserveerde ananas met de bijsmaak van het blik. Waarmee zouden we ons nog meer kunnen afleiden? De rest komt niet voor in de analen van de lezenaar. Het is niet bewaard gebleven, aloÊ strak en groen, beschimmeld in een pot op de kast. Felle garens van een verwaarloosd naaiwerk op een houten raamwerk. En mijn Kirill haalt naar achteren uit en gooit een sneeuwbal, die hij uit de vrieskist bij elkaar heeft geschraapt en samengedrukt heeft.
      
       Daar waar de woestijnpassaat waait en de paarden watermeloenen zonder pitjes eten zijn we allen bloedbroeders: Russen, hoe je het nou wendt of keert. Mandelstam heeft men trouwens op zijn Joods begraven, zonder grafkist. God weet op welke plaats. Dus ook hij is vertrokken. In een grafkuil van schuldenaren, bij de tweede rivier, terwijl ik bij de eerste zit, mijn benen in de afvalgreppel neergelaten. En ik brabbel daar in een veel te Russische taal, de kikkervisjes wegjagend en de bloedzuigers voedend. Deze gedaante staat mij. Alleen klinkers: de vrijheid van meningsuiting hebben ze bij de leiding en voor ons, de eenvoudige zielen, is het zelfs niet gegeven te luisteren. Alles in velvet en tweed en wij verkeren daarentegen in een onbegrensde liefde voor het Rijk! Zoals trouwens Tsvetaeva in de "Joodse wijk". "Het leven is een plaats waar je niet kunt leven". En ik laat, als een cactus, het antisemitisme groeien. Dit is mijn man, mijn trouwe liefhebbende vader. Hij wenste mij een heilig gezin. Probeer maar eens zulke werkelijke mannen te vinden onder onze dronkaards! Drie tweeÊnzestig, vier twaalf en een biertje voor elf kopeken, het schuim eraf blazen en nog een keer herhalen. Ik drink het daarentegen met goedkope gedroogde vis. Het is Tsaar Peter, de weldoener, die opdracht gaf ons niet te doden. Maar volgens Russische traditie werd een baby met gebreken... Liefde, teder Sparta! Iedereen vliegt weg in de lente en spoedig zullen de luidende trams uitsterven. De oranje zwanenlucht, het meisje in de werkjas, de kiosk en wij zijn geen slaven... Dit komt waarschijnlijk uit een klachtenboek:"Hier bestaat geen waarheid en daar is het donker dus de waarheid is niet te zien". Dit is volkswijsheid.
      
       En zo liet ik hem niet in mijn buurt, maar toch liet ik hem toe, nauwelijks in slaap gevallen en alleen mijn lichaam luidde in tedere boeien of ik droomde het. 's Ochtends slingerde ik met mijn nauwe heupen. Enerzijds deed ik uit alle macht mijn best en draaide met de haren mijn staart alsof het apotheek-elastiek betrof, anderzijds wilde ik alles controleren. En Hij? Het laat hem koud. Goeiendag mummy van Toetankhamon, ben ik niet jou Nefertiti? Wat tijd betreft kwamen wij niet overeen. Broer of zoon? De leeftijd-ringen van bomen en een ringvormige nauwe, sappige scepter, aan de hand waarvan je de leeftijd niet kunt bepalen... Een incestueuze bijsmaak. Je voelt je enigszins goedkoop, walgelijk zoet en van de wrange smaak in je mond wordt je meteen misselijk. "Ik ben op deze aarde niemand. Hoe komt het dan dat ik niet genoeg heb aan het door mijn voorouders geronnen bloed op mijn lippen?" Zwart is het stempel, het merkteken. Initialen, aangrenzend aan die van mij en met zegellak platgedrukte tijd... "Moet ik dan uit hartstocht trouwen?" Dat wil zeggen kortstondig in het huwelijk treden? En als er harmonie is? Mijn God, alsof ik alleen maar onder een hoek kon kussen. Dit is net een slangenbeet. Daar achter het gordijn slingert zich een adder. En als je hem op een stok legt, kruipt hij weg! Geef haar er met melaatse gedichten van langs... Dit is zonder varianten! "Zij is nog ijveriger dan de liefde." Nauwelijks hebben we de kritiek in de kranten in de barak als vloeipapier opgerookt of we zijn broeders, of er zijn honden hoorbaar. Leugens pakken zich steeds dichter op elkaar samen en honden zijn hoorbaar en men doet ijs op een gebutste wenkbrauw met een snee erin. Wee je gebeente als je haar met een stok slaat! Kirill ligt hangerig op het laken en ik krijg totaal geen aandacht. Ik zeg:"Blijf je zo onverschillig liggen als een stuk hout?" Hij werpt niets tegen. Ik begin strak met mijn tong over zijn uitgestrekte lichaam te strijken. Nu voelt hij zich ongemakkelijk. Hij had immers beloofd zich niet te bewegen. En het naakte jongetje vraagt of ik mij af wil wenden en het naakte jongetje vraagt of ik wil kijken. Ik ben immers een sadiste die stage heeft gelopen. Hier krijg ik een kick van! Ik zie hoe hij buiten zijn wil om boos wordt. De insecten fokken het hele jaar door in ons ventilatiesysteem. Toch doet dit meer denken aan een zomers middageten:"Een mug, de bloedzuiger, zuiplap, neem mijn portie maar. Dit is jouw rantsoen en het kent geen grenzen of proporties". Wel, enzovoort.
      
       En eigenlijk staan we omarmd naast het bed. Ik zet mijn plaat een vol uur op en zet hem niet uit. Laten we de ijsbreker verwelkomen. We gaan toch, fluistert hij met een glimlach in mijn oor. Laten we de bruggen openen. En wat zijn we nu dan aan het doen? Hij drukt zich teder, wat krachtiger tegen mij aan. Moeten we niet de witte nachten van St. Petersburg blussen? Anders zijn we te laat.
      
       Kun je me horen Kirill?
      
      
       Hoofdstuk 11. Ik heb niemand binnen gelaten.
      
       En hoe kust u, op dezelfde manier? Het kan ook zonder omarming. En op een enorme afstand, ja? Ook al kun je de colbert van een ander niet met blauw poeder bestuiven, lippenstift krijg je er niet uit. En nu heb ik weer wat op sleeptouw... Ze zullen ons afzonderlijk doden, vrij, onverschillig en hongerig. Het dorp drinkt en stookt vodka en in de rook jagen ze ons de stad in waar de mensen van elders afkomstig en ongewenst zijn. Tot aan onze geboorte verdwijnen we spoorloos in de duisternis. Nee, we zijn schuldenaren, ten gevolge van gelogen verraad parararam papampam hopelozen... er is geen enkel verschil. De Aramese taal. Smakelijker dan de begonia en laten we zeggen hazekool, maar dat doet ook denken aan paarden zuring in zijn periode van ruwe groei. U heeft toch wel eens op een steel gekauwd? Wis en waarachtig, is dat bitter zeg. En je kunt op geen enkele manier de indruk ontlopen dat gedichten een begraafplaats zijn. Als de gelijkmatige wegen zich als schaduw onder je voeten werpen, stap er dan overheen en weiger te geloven dat het niet over jou gaat. Ljolja Apuchtin was toen hij dertien was een minnaar, hij zou echter zeker niet zijn verstand verloren hebben (allemaal korenbloemen, korenbloemen). In de hoek, waar Tchaikovskij alle noten opgekauwd heeft en nog wel in die mate dat hij er waterzucht van kreeg. En jou afbeelding hangt aan het erebord en men heeft er een snor bijgetekend. Je bent een vrouw die voor een half salaris steenkool naar achter haalt in de schacht en tijdens je nachtdienst beits je deze dwarsliggers en een asfalt legster op je vrije dagen naast je andere werk. Wees trots! Het is al gezegd, tegenover een gebarsten spiegel. Nou en, dat mijn stad gebroken en verwoest is. Jouw stad heeft geen handen en is een huichelaar en strekt zich naar het brood. Zijn het niet de benen die gestrekt zijn?
      
       Om drie uur tweeÊndertig gaan we en dit is dus van hartstocht. Of door een verkoudheid. Zelfs Majakovskij heeft hieraan geleden. In de communale woning van mijn gedichten (zoveel leed en onzin, verzoek dit toe te voegen). Ik schreeuw naar Kirill:"Moet je horen, ik kan niet vreemdgaan, ik ben anders opgevoed!" Wat zullen Natasja Rostova, Dzjemma en Tatjana Larina tegen ons zeggen? Hoe zullen zij de zaak bezien?" Ik houd gewoon van je, waarschijnlijk. Ik houd gewoonweg van je. Ik heb dit aan niemand opgebiecht! En als hij nou terugkeert? Bevonden we ons maar in een stad terwijl we het hier, verdorie nog aan toe, over verschillende landen hebben, ja zelfs continenten. Het is consciÊntieus om in de uren voor de slaap een ster te beschouwen. Dit is als het wassen van je voeten, je mompelt goede nacht en je zet je bakkes tegen het bloemetjes behang... mijn schuld. Ik kan me gewoon niet splitsen! Heb erbarmen met me.
      
       En ik ben het zelf die de muren op me af zie komen en ik kijk hem niet in de ogen. Ik voel hoe in mij alles gemangeld wordt. Hij leeft zich in in de situatie en oefent geen druk uit. Ik vraag het toch niet voor mezelf! Op dat moment barstte ik volledig in tranen uit, mijn geweten kwelde mij. Laat ik jou nou maar helpen, het is net alsof we niet gezondigd hebben?! Maar ook hij kan geen kant op. Het is nog die partizaan met een gebarsten bliksemschicht (het zeildoek) die mijn tranen wegveegt en de TV programma's overschakelt met een vliegenmepper. En op het beeldscherm speelt men maar klassieke muziek. Is er soms een nieuwe Generale Secretaris? Ook op de radio roept men mensen op om, zogezegd, allemaal naar het Mariinskij paleis te gaan, met de borst tegen de bunker en schietgaten. Voor het Vaderland! De tanks staan op het punt te arriveren, houdt de omsingeling in stand, neem een verbandtrommel mee en ook een thermoskan en brood. En op deze manier personenauto's halt houdend reden we met 20 passagiers in elke auto, we hadden ze zelfs op het dak.
      
       Ach, revolutionaire symfonie, het geruis van de oceaan in je oren! Was het niet hier dat men Lev Tolstoj in zijn gebutste viltlaarzen de toegang tot een concert van Tchaikovskij weigerde en tevens de toegang tot een conservatorium dat voor hem ingericht was? Of was het in Moskou? Maar ook daar donderen de gepantserde voertuigen, de haaiachtige buik van een vliegtuig, in salvo's voorwaarts. En de Russische vrouwen schenken zoals gewoonlijk, zonder het verstand verloren te hebben, de soldaten bloemen. Och, scheer je weg. Wanneer het lot de gedichten ranselt, komt de dichter aan zijn einde en verwildert, een teug uit een bloederige kelk genomen hebbende. Maar ik kan het niet meer, ik wil niet verder gaan.
      
       We stonden een hele nacht bij een kampvuur nabij de Isaak kathedraal. Zonder onze handen los te laten, de ochtend repeterend. Dit was ons plekje en een dusdanige overdosis dat Kirill in het gekkenhuis terecht kwam. Hij kreeg daar afschuwelijke injecties toegediend en ik hield wacht tot het vallen van de schemering en drukte de zusters smeergeld toe, ronde bedragen. De zusters waren groot en besnord, in kunstleren laarzen en stoorden Blok in zijn concentratie en in zijn inspiratie. Hij stond de hele tijd bij het raam en Ljuba, zijn vrouw, vond dit niet leuk want zij had haast om naar het theater te gaan en hij keerde er naar terug.
      
       Al in november liet men Kirill vrij. Het ijzelde en jongetjes gooiden met sneeuwballen en raakten hem in zijn kraag. Zij konden niet weten dat het Kirill pijn deed te moeten staan en dat door de wind en het ontbreken van handschoenen zijn handen kloofjes gekregen hadden. Ze waren helemaal rood, bedekt met pluisjes van zijn sjaal en hij ademde de hele tijd op zijn handen. Hij voelde in volgorde aan de waterafvoerpijpen die er zo grauw verroest uitzagen dat hier niemand baat bij had. Hij schudde er voorzichtig aan en een van hen blies hem iets bekends toe omdat daar onder de wolken, de 5-de etage rondzwom, weerspiegeld in mijn ijzige gordijn. Ik was niet thuis, maar wat geeft dat. Kirill begon omhoog te klimmen, de pijp met beide handen omarmd hebbende en trachtte de pijp te overreden niet boos te worden, nog even vol te houden en ervoor te zorgen dat er geen sneeuw over de voetgangers uitgespuwd zou worden, met een onaards gedonder. Zij daarentegen had het koud of ze had misschien niets te doen, ik had geen tijd om het te vragen.
      
       En toen de dakgoot uit zijn handen glipte, toen veranderde hij, denkelijk in een vogel en kwam tot aan de lente op bezoek gevlogen om graan ter bereiding van zelfgestookt bocht te pikken. Ik had nog wat spek in gaas opgehangen op een gebarsten raamkozijn. Daar hield hij ook van. En ik had nog appels over van het vorige seizoen, gerimpeld als de wang van Charon, maar hij maakte er met zijn snavel maar een rommeltje van. Zomaar, hij deed ondeugend. En laat maar zo.
      
       Ik liet hem toch niet binnen.
      
      
       Hoofdstuk 12. Als je kunt.
      
       Liesje leerde lotje lopen langs de lange lindelaan. Op mijn tenen ga ik omhoog en zet me onmerkbaar af. Dit is zo gemakkelijk, dat vliegen. Het kost geen enkele krachtsinspanning en als je overhelt, dan moet je jezelf in balans brengen en vervolgens langs een vliegroute vliegen. Ik haal Kirill in en vraag of we terug kunnen keren, weg daar. Ik kan gewoon niet meer, ik heb het benauwd. Hij heeft een fikse stoot gassen en smog ingeademd, nam nog een trekje van een uitlaatpijp en we kunnen zigzaggend naar beneden, via een spiraal die met een ballpoint getekend is. Waarmee ik dit schrijf. Ik bedoel ik schrijf een vriend, maar hij werkt als paspop en robot: hij is een opwindbare programmeur, dit bewerkstelligd hebbende met een sleuteltje van een kinderspeeltje. Een computer gedetineerde. Is hij in dusdanige mate virtueel dat hij misschien niet bestaat? En met wie praat ik dan. Voor wie doe ik een gebed?...
      
       Maar Kirill komt dichterbij, in een bocht voor de landing en doet een sering doorbuigen. Zij raakte klem en zo wordt ze achter ons aangetrokken als een sterrensleep. Slechts 3 blaadjes omdat ze lila zijn, klein en bijna uitgebloeid. En Kirill probeert er alweer een van marmer te vangen in de dauw. Zij omgeeft mij met druppels, melk en mist en denkt dat ik een bijenvrouwtje ben. Ik heb een fluwelen vestje met streepjes aan en een door een wervelwind opgejaagde rok, zoals een zeeparachute. Mijn betoverende verbanning naar de on-liefde en papieren. Ik adem nat zaagsel in, de witte vlag uitwerpend. "Ik vind het fijn om Russisch te zijn!", zegt Kirill, de woorden van German en Chrustalev herhalend (dit is een toekomstige film). En op dit moment stroomt daar een meute langs... Er gaat al een siddering door mij heen als ik aan St. Petersburg denk. Onverbeterlijke nostalgiekus! Is het niet walgelijk je hele leven op eierschalen te lopen? Deze futloze intelligentsia kan omon en huiszoeking niet onderscheiden van .... een zwakke anemoon. Zo maar, dat men, naar men ons zegt, ons gaat uitgeven in het Westen, als er hier iets gebeurt! Pushkin schreef het volgende over Rusland: "Onze regering is onze enige Europeaan", en wat is er veranderd?! Vrienden, provocateurs, onder het hek waar vaders aan de drank ten onder gegaan zijn, vervloekte kijk op het Vaderland. Het sardientje van een gezouten ambassadeur. Ook zij was voor de ambassadeur altijd vetter en meer gepeperd. Zoals de wandluizen zich met een schuldig geruis achter het behang voortbewegen en het stuukwerk losschiet. Ben je het al vergeten? We hebben ons immers daar ontmoet. Waarom zouden we niet liefhebben? Kirill tracht mij met een pand van een regenjas vol met gaten te beschutten.
      
       De regisseur was bezig met de verfilming van het leven van mijn zwart-witte grootvader. Het was hij die bij de dood van Stalin aanwezig was, zijn psychiater, zijn persoonlijke arts. Waren er geen twee aanwezig? Trouwens, ik heb geen kaars vastgehouden... Ik dwing mezelf te kalmeren. Of is dit een stereotype? Mijn onderhoudende arts zei altijd dat er geen geestelijk gezonde psychiaters bestaan. Jij vertelde me toch dat men de kathedraal van Christus in de hoofdstad gaat opblazen? Wel, zullen ze nu klinieken kunnen gebruiken?
      
       Vaders gaan over in hun kinderen en nazaten in voorvaderen, tirannie en slavernij, kringloop... Bescherm je, stommetje, tegen de wind!
       - Een waarlijk kunstenaar kent geen nationaliteit. Hij is een kosmopoliet omdat op die manier vernederde en gecastreerde mensen op een meer doordringende manier zichtbaar zijn.
      
       Ik tuur vooruit, de ogen tegen het zand toegeknepen... Geland, zoals ik begrepen heb, bij de Place Klichi, waar het barst van de duiven en stinkende katten in een goedkoop hotel "Camelia de Paris" Dit oordelend aan de hand van de spraak. Wij schudden het zand van ons af en nemen plaats in de loge om thee te drinken. De Mauretanische eigenaar bediende ons stilzwijgend en onachtzaam met een zonnebril met matte glazen. We draaiden de metrokaart en stelden een route samen, zo waardig als mogelijk. Tegelijkertijd, nog een glas thee besteld hebbende en wat gegeten hebbende, begonnen we over de liefde te twisten. Ik poneerde de wetmatige toevalligheid van de ontmoeting.
       - En hoe komt het, liefje, dat juist ik je vrouw ben en niet ... zij daar? Als jij in Afrika geboren zou zijn, nou en ik in Alaska. Dat zijn nog eens twee hemisferen. We hadden elkaar nooit tegengekomen.
       - We waren toch wel getrouwd en we zouden wat bedacht hebben...
       - Nou nou, jezelf voor een ander uitgeven. Rachmaninov heeft muziek geschreven zonder ook maar een schaduw van een glimlach. Naar het schijnt begreep hij dat ook als geen ander. We maakten grapjes en herinnerden ons schoteltjes met water vol vreselijke roest op de verwarmingselementen (als een harmonica) opdat de piano niet zou uitdrogen... De dronken en huilende Tchaikovskij boog zich over onze jeugd, droefgeestig hier en daar rondzwervend, uit de U.S.A. naar Moskou. Werkelijke muziek roept een aards orgasme op, net als een schommel. Ik zou graag proza willen schrijven, zoals de eb en vloed, luisterend naar de zee.
      
       - Met wie je nu ook bent, lachte Kirill, ik ben het toch. Seringen of een rivier, een vogel of mens...
       - Hoe is het mogelijk dat ik ons leven voorbij heb laten gaan en langs heb zien komen, zonder het te zien of te herkennen?
       - Was het dan een leven? Kir verbaast zich en strijkt met zijn handpalm langs mijn schaduw.
       - Voor mijn dood zal mij (voor een oogwenk) een licht opgaan en dan zal ik het begrijpen... Donn wachtte ongeduldig op zijn vertrek.
       - Oneindig is de eindigheid, wil je zeggen. Hij trekt zijn vochtig geworden hand weg. Ik ben ook jou, mijn Elena. Ik ben immers in alles. De dood staat je toe jezelf tot in Sint Juttemis te zien. Is daar de verloren vader teruggekeerd? Ik stel een stomme vraag en Kirill zondert zich af. Kun je je herinneren dat ik eens een keer naar Belka in Jerusalem geweest ben? Ik had zonder berouw te hebben berouw... En aldaar op een lezing van een orthodoxe Joodse school deed men voorspellingen aan de hand van de Thora: diagonaal is het net een gewone kruiswoord puzzel. Je krijgt Marx, Engels, Lenin. En vanaf dat moment ga ik niet meer naar de kerk.
       - Geloof en kathedraal, een eeuwig tegenwicht. Hier leeft Kirill op. Tussen de orthodoxe patriotten in Rusland en IsraÊl bestaat in wezen geen verschil. De tegenstelling tussen het Judisme en het Christendom ligt besloten in het feit dat Christus zei dat "de Sabbat voor de mens is en niet de mens voor de Sabbat". En eindelijk glimlach je nu.
      
       Ik had alles graag meteen met hem willen delen maar mijn gedachten raakten verstrengeld. Laat hij er later maar achter komen en het mij op eenvoudige wijze uitleggen. En dat alleen degene wint, die ons overleeft en die met hem over ons een herinnering laat bestaan (zo lang zal ik niet leven). Postume rechtvaardigheid. En dat vele dichters ten gronde zijn gericht doordat men van Achmatova hield en niet van Tsvetaeva bijvoorbeeld. En dat de Pelevins en de Sorokins het bal leidden, alsmede de critici Kostyrkos en de Kuritsins. Er was niets wat een kunstenaar in zijn Vaderland uit kon geven en konden we nu maar een boek in omloop brengen, zolang Poetin daar nog niet alles platgedrukt heeft. Of dat het spoedig nodig zal zijn om op een patriottistische manier in het Oud-Russisch te schrijven zoals in een vertaling vanuit de Ezopov taal. En dat ik altijd te laat ben. Ben jij toevallig niet een maand geleden de zilveren kattenliefhebber Vitja Krivulin tegengekomen? Ook maar niemand heeft hem trouwens goed gedaan en tegenwoordig zijn het natuurlijk allemaal vrienden van hem (in zijn eigen lijst stond zelfs de helft hem niet na aan het hart. Hij kwam tot leven, noch in de Tchuchnja commune keuken, noch in Tchukhonj, maar in TjetjeniÊ. Wat hebben zijn gedichten lang op deze dood gewacht). De farce met de begraafplaats van de literatoren zullen ze spoedig tot zwijgen brengen. En ze zullen hem eindelijk met zijn zoon alleen laten, die in zijn plaats in de hitte van de strijd vooruit gerend was.
      
       Naast mijn kussen staat een brandkast met manuscripten. Zoals de spot van Chlebnikov, die met twee kussenslopen met gedichten en leegte rondliep. Wat zijn de dingen zwaar en de woorden ontilbaar. Roem echter is een tedere kleinigheid (het is eerder een kleinigheid voor de wil). Ik leer voor een examen Nederlandse leestekens, vraagteken, uitroepteken en "miauw, miauw", een apenstaartje. En jouw verloren katje is onlangs bij mij teruggekeerd, door de motten aangevreten en zijn pootjes zijn geschramd.
      
       Kirill heft zijn hoofd op op de hoek van ons hotel:"Kijk jij eens even naar de straatnaam... Wij zijn hier niet toevallig heen gezworven. Wie heeft in St. Petersburg de Troitskij-brug gebouwd en hier de Alexander de Derde-brug?"... Overal is ons thuis.
      
       In een rondvaartboot zakken wij af langs de Seine en tellen de bemoste ringen voor boten aan de muur. Het is zomer en studenten liggen half op hellende en witte platen die dit groen krullende Kura omlijsten. Onder de bruggen liggen de lompen en kranten van de clochards. Een andermans zijn dood hoor ik in zijn ogen. Zij zijn donkerder dan de irissen en munt en ik wend mijn ogen af. Zij hebben hier geen schuld aan... Laat me toch eens met rust, mijn God. Zonnebloempitten op de golven, hetgeen vroeger onmogelijk was in St. Petersburg. Ik voel dat ik spoedig iedereen zal zien, er is immers niemand overleden en leve de vrede, hoezee, de dubbele bodem en hier is zijn rechtvaardige hoogste maatstaf...
      
       We maken een wandeling, buiten adem, rond de Sacre Coeur. We luisteren aandachtig naar het klokkenspel en het hart van de Kathedraal wordt onophoudelijk door de almachtige, universele liefde overspoeld. Het Mont Martre krijst en tjilpt. De cafe's waar de impressionisten hun kwasten aan het tafelkleed afveegden nodigen je uit... In slaap vallend op de zwarte tafels, zonder nuchter te worden, nemen de jonge kopieerders met grijze baarden met toegeknepen ogen afscheid van het witte toeristische treintje. Dit gaat weer niet over ons. Botjes waarmee gespeeld wordt galopperen over de stenen.
      
       We zijn ook op tijd voor het Louvre. Lukte het ons maar om langs de Richellieu te rennen en te buigen voor de door ons geliefde, beminde en vergruisde kunstenaars. En tegelijkertijd een halfdonker kamertje te vinden, waar Monet en Manet zijn, waar paarden en ballerina's van Degas paraderen, en de stem verstomd. Wat moet hier
       's nachts allemaal wel niet gebeuren als zij allemaal tot leven komen en het beest uithangen!
      
       's Avonds, in de gouden duisternis, vliegen we omhoog naar de toren van de Mont Parnas, 56 etages met een onstuimige lift en een sprint naar het plein met prachtige vergezichten onder de wolken. Een drukkende en zoetelijke wereld ontvouwt zich onder je voeten. Ik zeg, moet je zien, is dat niet het tuintje van Katja de Grote daar beneden?!
      
       En Kirill drukt mij tegen hem aan met zijn gulle, onbetrouwbare armen waar iedere schoonheid tijdens een nachtegaalsnacht over zou dromen. En ik? Ik zit in een beschilderde kooi... Hij kust me, eerst de onharmonische lokken achterover slaand, mijn voorhoofd en ogen, snel en vaak, zwaar ademend. Vervolgens wijken zijn lippen uiteen en hij vliegt zo feestelijk en licht dat het lijkt alsof ik uit de dood herrijs.
      
       Klokslag elf uur een IJffel droom en ons vurige geluk vlamt op als een zigzaggende guirlande, als een Nieuwjaars spar. Het is alsof de kerstballen overvloeien, al haar overdekkende takken en de hoge poten uit naaldtakken rinkelen met belletjes. Het is het klokkenspel in de toren dat weerklinkt, daar, in de verte.
       - Laat me gaan, als je kunt, vraagt Kirill.
      
      
      
       Hoofdstuk 13. Ik zal de hemel naderen.
      
       Ik lig in een hangmat op het balkon en ik laat mezelf met een touwtje schommelen. Naast mij staat een boeket met daarin de kale en onvolgroeide, melk zwetende papaver. De radio meldt stompzinnig: een een of andere Johannes (en ik had uit mijn hoofd geleerd dat het afgekort is tot Job, Hans, Jan Jozef en nog iets) had zijn richting niet aangegeven, de dwaas, en de politie had hem aangehouden. Wat bleek nou? Belasting betaalde hij niet en de autoriteiten zochten hem en of hij zo vriendelijk zou willen zijn om nu de briljanten tevoorschijn te halen en op tafel te leggen. Dat wil zeggen zijn huis en koets...
      
       Hier leefde in het Koninkrijk een vrouw die boeken bezat (dit had ik nog nooit meegemaakt). Ik zou haar graag willen vertellen, haar willen vragen... Maar terwijl ik Nederlands leerde, langzamer dan de houtbewerker Peter de Eerste uit Saenredam, hebben we haar gisteren zwijgend begraven.
      
       Vijf meter bij mij vandaan vaart op een boot in Amsterdam de niet uitgelezen Viktor Jerofeev. Hij geeft krabsalade door en drinkt er water bij. Hem tegemoet tuft de "Zeearend", opdat de Russen hem doorgang verlenen.
       "Mevrouw chocolade, goeie dag!", zegt zijn buurman kruipend voor de mulattin uit een van onze vrije kolonies.
      
       Een kinderlijk liedje van een ijscowagen vult de wijk.
      
       Ik ben vanochtend om 4 uur wakker geworden en de eendjes hebben het al opgenomen voor hun terugkerende dienst. De 28-ste werden er eendjes geboren, Overdag ontspannen de woerden zich, terwijl mama de kleintjes in onze gracht baadt. Enkele dagen later kwam er ook een zwanenpaar met achter zich aan een drietal donzige zwarte jongen, en daar achteraan nog een vierde. De ouders zijn wit, hun snavel oranje met een kooltje. Het broedsel is grijs, ze hebben alleen zwarte neusjes. Ze zullen bruiner worden. Ik wierp hen broodkorsten toe en zij wentelden onder het balkon. Ze wachtten en vroegen om meer. Vervolgens zwommen ze trots weg achter elkaar aan (de jonge vogeltjes in het midden) en verjoegen de eenden met haar jongen en daar werd ik lichtelijk boos om.
      
       In ons land is het vakantie seizoen begonnen. Je merkt meteen dat er meer zwerfhonden zijn, katten die de straat opgejaagd zijn en vrijgelaten kanaries. Men liegt tegen de kinderen door te zeggen dat ze hun vrienden verloren hebben, dat de touwen stukgescheurd zijn en het glas stukgeslagen is.
      
       Een reiger kon niet meer op een kikker wachten en maakte een droge vlinder vochtig in het water zodat ze smakelijker en makkelijker te eten werd en slikte haar door. Ik lig nog steeds in de hangmat en een speelgoedkonijn, dat lieflijk niet door mij gebracht is, knispert met zijn snor van kunststofdraad. Bij iemand in Moskou woont er een paard op zijn balkon. Bij iemand anders een brabbelende papegaai, en hier zou het misschien ik kunnen zijn. Men zegt dat je juist op een schommel een orgasme kunt krijgen. Dit is onze volledige literatuur.
      
       De zwanen weten over dit laatste onderwerp natuurlijk niets en ze roepen je om dezelfde tijd en op dezelfde plats, klokslag 17:00 uur. Je kunt je klok erop gelijk zetten. Een keertje was ik te laat en ik werd overspoeld door alle vormen van minachting:"Houdt die de tijd niet in de gaten?" En wie heeft haar nou zo gelukkig gemaakt?!
      
       De buurman probeert zijn auto te starten en ik hoor dat er geen water is: zijn ruitenwissers bewegen zonder zichtbaar effect. Hij stuurt de grote weg op en een groepje jongens richten hun waterpistolen. Kunnen ze in een moeite de mercedes wassen.
      
       Om klokslag 6 klinkt het geluid van lepels en de leegte onder het raam. Men heeft het land op heterdaad betrapt op het feit dat ze tot over haar oren bezig is met haar boerensoep en het dorpsnieuws. Ik zal op moeten staan om Irish Coffee te zetten. Rum, gebrande suiker, koffie met opgeklopte room, alles zoals altijd. En morgen ga ik op safari. Niet ver hiervandaan, naar Brabant. Nee, ik schrijf geen gedichten en ik verdraag geen enkele muziek meer na de dood en na de liefde. Ik berg alles op in mijn gebalde vuist onder mijn hoofd en waarschijnlijk druk ik mijn nagels in mijn handpalmen. Ik ben steeds maar mijn zandkasteel aan het bouwen, een ontoegankelijk fort maar het wordt door een golf weggespoeld. De luchtkastelen worden verstrooid.
      
       Soms voel ik opeens een steek. Dit komt omdat er een voorbijganger zo ontzettend op jou lijkt! En alles is klaaglijker en verder verwijderd.
      
       We worden op een bootje vervoerd en slaapverwekkend brabbelt men het een en ander in de microfoon. Over neushoorns, over nijlpaarden in het vuil en over de betoverende natuur. En vervolgens nodigen ze ons uit de bussen weer in te gaan. De dag is snikheet, dus zelfs de kamelen leunen niet met hun versleten flanken met puffende gassen tegen staal.
      
       Onze groep snelt gehaast naar het Amfitheater waar de uitvoering al begonnen is. Gedresseerde arenden slaan met hun vleugels boven de hoofden van de kinderen en trekken aan een ring in de mouw van de hoeder. We buigen naar de grond om het slaan van de vleugels te ontlopen.
      
       Eindelijk stap ik over in een auto. Ik doe het raam open en een droevige zebra steekt haar hoofd erdoor en legt het op mijn schouder. Valt er nog iets te vinden waar ik op kan kauwen? En nu staat zij haar plaats onwillig af aan een giraffe. Hij strekt als het ware zijn gezicht en proeft met zijn lippen aan het stuur. En nu zijn het al twee gevlekte elegantheden die elkaar teder met hun neuzen opzij duwen en het brood delen, trachtend het niet te kruimelen.
      
       Komt het vaak voor dat je bij jezelf in de auto 2 giraffekoppen met ovale neuzen van zachte vacht ziet, gammel uitgestrekt door de tegenover elkaar staande ramen? Hun harige lichte neusgaten, violetkleurige tongen zijn waarschijnlijk een centimeter of zo lang. Zij vinden het zo ontzettend leuk om aan de getoneerde ramen te likken. Misschien zijn ze zout?
      
       En weer ben ik vergeten het te vragen?
      
       En natuurlijk heeft een berggeit de metallic lak gebutst. Hij probeerde achter de rand regelrecht het interieur van de auto in te springen.
      
       Ik rijd onder de eerste circuspoort door naar binnen, net als een sluis. Achter mij wordt ze naar beneden gelaten en voor mij wordt de andere poort zwaar omhoog getakeld. Ik rijd vooruit en aan weerszijden, op een afstand van een meter of 50, liggen soldaten in oude jeeps te doezelen (voor het geval er onverhoopt iets gebeurt?). Dit is het privÈ gebied van tijgers, leeuwen, luipaarden. Een zoete bedorven geur van verterend vlees dringt samen met de hitte naar binnen.
      
       Een oude tijger nadert mijn afgesloten auto. Hem maakt het al een hele tijd niets uit, hij kijkt echter doordringend naar het stof op de wielen.
      
       Zijn voetzolen zijn tot krakens toe versleten en geschramd. Naast hem ligt een sombere leeuw languit in het zand. Het zijn zij die in leven zijn gebleven, na de inentingen van de lente, na het helende vuur van de ruimingen.
      
       Ik klim over de bank naar buiten. De zon hangt in het zenit en de lucht zindert lichtjes. Achter mij, voel ik instinctief, heeft de bewaking in een beweging de grendels verschoven en zal tijdens een minuut stilte niet bewegen. Het licht dimt en verheft zich opnieuw omhoog. Ik nader een heuvelachtig geel bos aan de horizon van mijn verkochte, uitgestrekte, vlijtige ziel.
      
       Het ene moment ben ik vlakbij en het volgende o zo ver! En nu is alles afgelopen en alles begint opnieuw. Ikzelf bevind mij natuurlijk in alles en ik ben hem, ben jou: tutoyeren en vousvoyeren. Het allerbelangrijkste is dat alles geweest is en bestaat, het dient alleen gehoord te worden! Het zal voor eeuwig en altijd blijven bestaan.
      
       En vandaag zal ik heel dicht langs jou vliegen. Zie je mij, heb je me niet herkend?
      
       Nader de hemel.
      
      
      
      
       "In gedachten bij jullie"
       Een geheel documentair scenario van een tragikomedie voor de Nederlandse en geÊmigreerde kijker
      
      
       Lijst van handelende personen:
      
       De Eerste Handeling -
      
       De Heer des huizes (h.h.) - een Nederlander, eigenaar van een huwelijksbureau.
       De Koppelaarster - zijn jeugdige Russische vrouw, vertaalster voor het bureau.
       Karina - Russische weduwe en alcoholiste, zoekt een partner.
       VH - voortdurend huwelijkskandidaat, behaard, begint stelselmatig een nieuw leven met een Russin. En daarna jaagt hij haar onder verschillende voorwendselen uit huis.
       Een Bescheiden Russisch meisje.
       Een Brutale aap - temperamentvolle Nederlandse jongen.
       Drie Slavische vriendinnen (Russischtalig, maar niet erg serieus)
      
      
       De eerste handeling
      
       Beelden: de betoverende Maxima en prins Willem-Alexander lopen samen langs de menigte; er worden andere contrasterende paren van verschillende nationaliteiten in Amsterdam getoond, allemaal emigranten.
      
       Het ruim bemeten huwelijksbureau: aan de muur hangt een krant met een artikel van Maxima waarin staat dat alle plaatselijke emigranten in Nederland gelukkig zijn.
       Een zeer gelukkig gemengd paar werkt in een huwelijksbureau. Het is ochtend, de vrouw des huizes leest haar man hardop de nieuwe advertenties voor (bladert door fotoalbums en kijkt naar de monitor):
    De heer des huizes: Is er vandaag nog iets nieuws?
       De koppelaarster: - Uiteraard! (leest): Ik zoek een man. Ben sterk, intelligent, hartstochtelijk, met gevoel voor humor.
       De heer des huizes lacht: Humor - omdat ze niet al te serieus zoekt?
       De koppelaarster (leest): "Handelsmerk als voornaamste instrument van "branding"... Uw juristen". Wat een geleuter. Luister: "Ik zoek weer een man. Ik werk, doe aan sport". Wat denk je, zal zij daar in d'r eentje aan sport doen...? En persoonlijk aan mij gericht, de koppelaarster: "Help mij alstublieft! Ik zal mezelf in het kort beschrijven: Kromme benen verpesten je figuur niet, als je kaal bent, kwaadaardig en een domme gans bovendien. Helpt u mij niet met het vinden van die ene? Bij voorbaat dank". Heb jij voor die Russin iemand op het oog?
      
       De heer des huizes: Bekijk jij even de mannelijke aanzoeken.
      
       De k. (zoekt): Kijk eens. De kortste, die zal wel bij d'r passen: "Ik stem overal mee in".
       De h.h. (lacht): En wat schrijven de Nederlanders nog meer?
    De k.: Ik maak kennis met de ideale vrouw. (Waar vinden we die alleen?!)
       - Student is bereid mee te helpen in seksonderwijs. (Dat is heel zijn wetenschap!)
       - Ik wil kennismaken met een heet en lief meisje en word dan een betrouwbare standvastige steun, al is het af en toe! (Kijk jij nou eens, en wij geloven in eeuwige liefde! En dit hebben ze naar het forum gestuurd:) - En wat ben jij eigenlijk voor iemand? Zeg me je geslacht. (en geen vragen over gevoelens!)
       Beide lachen verdrietig, de h.h. loopt naar de monitor, kijkt over zijn schouder, omhelst zijn vrouw en leest hardop voor: Ik ben mooi, intelligent, gezond en een eerzaam mens. Ik ben bescheiden... (waar bestaat zijn bescheidenheid uit? Die zie ik niet). - Ik zoek een echtgenote. Ik beschik over een goed gevoel voor humor. (En hier nog eentje met humor! En het is zo een serieuze zaak, dat ik het vaak verschrikkelijk vind: wij werken aan de toekomst van de mensheid, aan het genofonds!)
       De k.: Wie wat als beroep heeft. Kijk, hier heb je een advertentie ten antwoord: "Een meisje zonder opleiding zoekt vakgericht werk".
       Beide schateren van het lachen, de klok slaat negen uur 's ochtends, het belletje op de voordeur weerklinkt. Er komen twee voor elkaar onbekende mensen binnen: de Voortdurend Huwelijkskandidaat en Karina - een alcoholiste, weduwe (hangt iedereen voortdurend om de hals, zoekt een man).
       De voortdurend huwelijkskandidaat (VH) gaat iets terzijde zitten en Karina, badend in dronkemanstranen, gesticuleert en schreeuwt. Karina: Ik kom nu al voor de vijfde keer bij u, maar elke gegadigde weigert mij na de eerste date nog eens te ontmoeten!
       De k. vult uit gewoonte een "kalmerend" glas water; de VH sist in de richting van Karina: En wat veroorlooft u zichzelf met ze bij de eerste keer?
       K. huilt, drinkt.
       De h.h. richt zich van de andere kant van de werktafel tot de VH: Waarom zet u zo'n toon op. Karina was gelukkig en werd weduwe, nu wil ze weer een pretendent vinden. Wij helpen haar daarbij. En hoe vergaat het u samen met... (vergeet de naam)?
       De PH (zegt het voor): Met Katja? Nou, die heb ik weggejaagd. Heel Nederland eet eenmaal per dag warm, en zij was driemaal gewend, en nota bene ook nog in het weekend! Daar bij hun in Rusland wordt om twee uur warm geluncht en dan gaan ze nog avondeten! Daar ga ik totaal aan ten gronde.
       De h.h.: Maar dat is... (bladert door een blocnote) de vierde vrouw, aan wie we u voorstellen, en u jaagt ze stuk voor stuk weg!
       (K. loopt weg, wordt tot de deur begeleid door de vrouw des huizes van het bureau, die haar fluisterend troost en haar iets belooft. Het belletje weerklinkt).
       De VH: Maar ik betaal toch. Ik wil kennismaken met een Russin... op dit telefoonnummer... de stadscode van No-vo-si-birsk (haalt een papiertje met een nummer te voorschijn en reikt het aan). Ik heb hier een vertaling van nodig.
       De k. draait het nummer, synchroon vertalend wat ze hoort:
       - "Goede middag, dit is de raketbasis. Laat na de piep uw coÆrdinaten achter..."
       De k. legt verbijsterd de hoorn op de haak.
       - Ik zal het nog eens proberen... - (draait het nummer, is eerst verheugd dat ze ergens anders terecht is gekomen, begint te vertalen en verandert langzaam aan van gezicht): "Goede middag. Helaas is op het moment ons antwoordapparaat kapot. Dit is de koelkast. Dicteert u alstublieft zo langzaam mogelijk uw boodschap - de wand vibreert"... - (Hangt op). - Die uitverkorene van u is een grappenmaakster!
       ...Weet u, ik heb voor u iets interessants (bladert door het blocnote, de h.h. loopt de kamer uit). - "Ik bevind me niet alleen op het Internet, maar ook in het ware leven tracht ik alles te proberen wat maar mogelijk is. Ik ben heel erg veelzijdig"... - Nee, dat is - excuseert u mij - waarschijnlijk niets voor u. Kijk, dit heb ik aangestreept.
       (Het belletje weerklinkt, het Bescheiden meisje en de Brutale aap komen het bureau binnenlopen, groeten en gaan aan de zijkant zitten).
       De k. bladert door haar blocnote, maar dan gaat de telefoon. De koppelaarster zet het geluid aan, er is een vrouwenstem te horen die Nederlands spreekt: Hallo, ik zou graag willen doen aan historische dansen. Iets patriottistisch en iets traditioneels. Maar zonder partner gaat dat nou eenmaal niet, weet u.
       De k. schakelt het geluid uit en geeft geduldig antwoord, op dat moment begint de Nederlandse brutale aap het Bescheiden meisje uit Rusland te kussen: eerst de handjes, dan hoger en verder. Zij zwijgt gehoorzaam.
       De h.h. keert terug in de kamer met een stapeltje mappen, kijkt verwonderd naar het paar, groet ze, maar zij geven door hun bezigheden geen antwoord.
       De koppelaarster hangt op, probeert iets in haar blocnote te vinden.
       De Brutale aap vraagt aan het bescheiden meisje in een poging haar op te porren: Waarom zeg jij de hele tijd niets?!
       Ze zucht en geeft antwoord: Mijn moeder heeft me geleerd nooit met vreemde mannen te praten!
       (De koppelaarster houdt zich niet in en lacht terwijl ze door haar blocnote aan het bladeren is).
       De k.: Kijk hier bijvoorbeeld: "Betoverend katje, teder en gevoelig, ontvangt een waardig en welgesteld heer te gast. Ik garandeer een aangenaam en ontspannen gesprek"... En dan nog een advertentie: "Over mezelf en wie ik zoek: dat komt allemaal bij de kennismaking!" Zal ik u de nummers geven? (ze gaan door te praten met de VH, beide schrijven het op, hij trekt zijn portemonnee).
       Het belletje rinkelt, drie Slavische vriendinnen komen binnen en gaan aan de zijkant zitten. De VH is niet in ze geÎnteresseerd, staat op en loopt op de deur af. De vriendinnen spreken onderling en stoten elkaar aan: Zou zijn lichaam helemaal zo behaard zijn of alleen zijn oren en neus...? (ze giechelen aanstekelijk).
       De VH gaat weg, de h.h. en de koppelaarster converseren met de meisjes, zoeken advertenties en praten om het hardst; alle vriendinnen spreken de wens uit zich een paar te vinden.
    De h.h. en de k. verzekeren beurtelings: Natuurlijk, wij zullen uw geluk vinden in deze oceaan van eenzaamheid! Luister maar, een Nederlandse man schrijft (de h.h. leest): Ik ben ongetrouwd, maar ik heb een klein zoontje van vijf maanden die bij zijn moeder woont. Ik wil gewoon nog meer kinderen hebben... (Nee, die zal wel niet van pas komen... Maar hier is er nog een.) - Geboren in het uiterste zuiden zoekt een vrouw, een vereiste is weinig spreken en in alles gehoorzaam zijn...
       (De vriendinnen fronzen en gesticuleren). De koppelaarster leest: Adviezen van een ervaren maagd... Dat is het niet, sorry! (Ze bladert door de kris kras volgeschreven blocnotes, bekijkt de bladen ook van de andere kant).
       De eerste vriendin: Kan uw bureau mij helpen in een film te acteren? Ik zou zo graag een filmster willen zijn! De hele wereld zou het dan over me hebben.
       De tweede vriendin pareert: Is het niet al genoeg dat de hele straat in Rusland over je sprak...
       De koppelaarster en de h.h. gaan door met kijken op de computer en in de mappen, de h.h. zegt troostend: We schrijven uw wensen op en zoeken een dezer dagen een paar geschikte aanzoeken uit, want - begrijpt u - er zijn meer mensen van boven middelbare leeftijd...
       De derde vriendin, ontevreden: U zou kunnen vaststellen of dit een club is voor wie ouder is dan dertig, of voor wie ouder is dan achtentwintig! (De vriendinnen praten onderling, brommen, maar vullen wel de vragenlijsten in).
       De koppelaarster draait het nummer van het papiertje dat door de VH was achtergelaten. Het geluid staat aan, de kwijnende stem van een antwoordapparaat is te horen: Hallo, dit is Silberta. U hebt gebeld naar een betaalde sekslijn, ik kan u nu geen antwoord geven, ik ben bezig. Maar u kunt uw wensen achterlaten na de piep...
       De klok slaat, iedereen heft zijn hoofd op, de h.h. en de koppelaarster nemen de vragenlijsten in ontvangst en doen de vriendinnen zachtjes uitgeleide: lunchpauze.
      
      
       De handelende personen
      
       De tweede handeling -
       ScÕne 1 - De Heer des huizes en de Koppelaarster. Karina.
       ScÕne 2 - De Heer des huizes en de Koppelaarster.
       ScÕne 3 - De Heer des huizes en de Koppelaarster, een Bejaard sentimenteel dametje.
       Een groot aantal Nederlandse familieleden en Gasten (twee Homo's, twee Buurvrouwen, Astrid met haar Man; een Jongeling en Jolanda; een Oud dametje).
      
      
       De tweede handeling
      
       ScÕne 1.
      
       Diezelfde lentedag. De dronken Karina wacht met een lege fles in haar handen in de nabijheid, aan de andere kant van de deur van het huwelijksbureau; de h.h. en de koppelaarster glippen in rouwkleding weg uit het vertrek en stappen verlicht in de auto. Ze gaan naar een begrafenis in Rotterdam.
      
       ScÕne 2, in de auto.
      
       De h.h. (zonder zijn handen van het stuur af te halen en naar achteren wijzend): - Daar op dat papiertje heb ik de namen opgeschreven van al onze familieleden, dus hou jij je daar voorlopig maar even mee bezig.
       De koppelaarster (pakt het en bestudeert beurtelings het lijstje en de landkaart): En kun je in zo'n situatie niet ook je hand uitsteken en "goede middag" zeggen? Ik kan dat lange "gecondoleerd" maar niet onthouden!
       De h.h.: Dat is niet erg, dat komt wel met ervaring... Ik zal het je ter plaatse wel voorzeggen.
       De k. - Luister, maar als we nu volgens de kaart rijden - moeten we dan niet naar een begraafplaats, maar naar een crematorium gaan? We zullen zeker te laat zijn!
       De h.h. (peinzend): - Echt waar...? We moeten er hoe dan ook heen rijden. To see each other.
       De k. (niet bij machte haar lachen in te houden): - Dat oude tantetje zal je te zien krijgen! (Kijkt op haar horloge). Rij eens wat sneller.
       De h.h. (nog steeds evenzeer peinzend): Als wij, liefje, te laat komen voor die begrafenis, dan komen we nog wel op tijd voor een andere.
       (Lachwekkende taferelen passeren de revue: bomen met natuurlijk en heel duidelijk getekende "ogen" (net als die naast het station Diemen Zuid); een enorm blauw zwembad zonder water onderweg van Amsterdam naar Rotterdam; af en toe toetert de h.h. en legt dan uit: Ik wil de zwanen wekken, die beesten horen overdag niet te slapen!
       De dag van de week is te zien op overal uitgehangen dekens. Maar de kerstbomen zijn ergens nog niet opgeruimd, om de een of andere reden branden er overdag lampjes van kerstguirlandes. Sommige ijverige mensen wrijven hun auto in met papieren servetten: die werken beschermend.
      
       De auto van de h.h. en de koppelaarster haakt op een afgesproken officiÊle plaats in op een optocht van limousines met hoekige vaantjes, en sluit aan in de staart ervan. De koppelaarster vraagt opgewonden: Honey, weet je zeker dat dit wel onze overledene is?
       Ze slepen zich ordelijk voort in het ongeschade gelid. Onderweg worden ze opgemerkt en tot de hunne gerekend, met het knipperlicht waarschuwend voor de bochten... zo gezegd naar gene zijde toe.
       De koppelaarster draait aan het knopje van de radio: Weet je waarom ze hier op het klassieke kanaal het vaakst de muziek draaien, die ze in Rusland alleen op een begrafenis spelen?
       ...De koppelaarster wordt een beetje gerustgesteld, kijkt door het raam en zegt: Wat een onweer komt ons tegemoet, schat!
       De h.h. (zonder afgeleid te worden): Kijk jij maar naar het andere raam, daar waar de zon is.
       Er weerklinkt rouwmuziek, iets lyrisch.
      
       ScÕne 3.
      
       Vanuit het crematorium gaan alle rijke familieleden naar het restaurant en gaan, blinkend van kostbaarheden, zitten aan een lange tafel. Voor iedereen ligt er een stuk stokbrood met gedroogde kaas en ham. Er worden kleine kommetjes met soep geserveerd, de h.h. gooit op z'n plattelands de kom in z'n geheel achterover in zijn opengesperde mond en gaat zo zitten dat hij het laatste druppeltje van de bodem loskrijgt. De koppelaarster dekt gegeneerd haar ogen af: zij is anders opgevoed.
       (De camera belicht een aantal aan tafel gezeten mensen):
       1. Twee oude opaatjes - een standvastig homogezin; er is juist een wet aangenomen die hun toestaat te trouwen, en zij bespreken nu precies dat (met een verbazende zorg en tederheid voor elkaar).
       De ene spreekt de hele tijd over zijn liefde voor de ander:
       - Ik aanbid je zo, dat ik bereid ben te sterven, ik kan niet zonder jou leven!
       De tweede: Dat had je daar in het crematorium moeten zeggen...
       2. Hun twee buurvrouwen van dezelfde tafel roddelen met elkaar.
       De eerste: Kijk, daar in de hoek zit Astrid, zij is uit huis gegaan met haar leraar, eigenaar van een dansschool, toen ze nog pas zestien was! Er is tussen hun een leeftijdverschil van bijna veertig jaar. Tien jaar waren ze zo gelukkig, zij hield zoveel van hem, en daarna raakte de dans uit de mode en is hij failliet gegaan. Wat denk je, is er nog liefde over?
       Het is juist wat ze zeggen: trouw niet met geld!
       3. Een jongeling fonkelt met zijn ogen in de richting van de gaste aan de verste hoek van de tafel. Hij gesticuleert en beeft van hartstocht, en betrekt zijn oude buurvrouw in zijn dromen. Lang het hoofd knikkend uit teken van instemming, spreekt de oude vrouw plotseling: Ik zal u zelf voorstellen, weest u niet bang. Maar weet je dat jouw geliefde Jolanda al drie kinderen heeft?
       Er volgt een minuut van zwijgen. De jongeling verandert van gezicht, terwijl het oude vrouwtje al begonnen is hem te overreden een relatie te beginnen met Jolanda.
       Het oude vrouwtje: Die kindertjes hebben zo hard een liefhebbende vader nodig!
       De jongeling: Waarschijnlijk ben ik voor hen voorlopig niet geschikt...
      
       Lang herkauwt iedereen zijn boterhammen, met opmerkelijk veel moeite en zonder er iets bij te drinken: dat wegspoelen vinden ze maar niets, daar is niet voor betaald. De door de inspanning rood aangelopen rijkelui beraadslagen in stilte of ze thee of koffie zullen nemen; de oudste van het gezelschap begint te hikken en iedereen moet geld bij elkaar leggen. Zo ruig verloopt de lunch.
       De koppelaarster werpt een zoekende blik over tafel en vraagt aan haar man: Schat, wanneer komt de wodka?
       De h.h.: In Nederland wordt op begrafenissen nooit alcohol geschonken.
       De k. (teleurgesteld): Kijk daar wordt niet gehuild, ik heb het zelf gezien. Een Chinees lacht toch ook, als hij het bericht doorgeeft van het overlijden van zijn vader? Maar hoe hard wordt er hier gesnotterd op bruiloften!
       De h.h.: Wees maar niet bedroefd: in Nederland zijn er meer dan twaalfhonderd hoogbejaarden, die hun honderdste verjaardag gevierd hebben!
       Op dat moment staat het dichtbij gezeten stokoude tantetje op, steunend op de schouder van haar man en nodigt iedereen ouderwets, sentimenteel uit... voor haar eigen zestigste trouwdag.
       De koppelaarster vraagt aan de h.h.: Liefje, zal ze ons op haar jubileum ook thuis ontvangen met laarzen aan, op z'n Nederlands?
      
      
       De handelende personen:
      
       De derde handeling -
       ScÕne 1 - De Heer des huizes, de Koppelaarster; haar Moeder Tatjana - een Heldin, bijna invalide; de OekraÎense Svetlana - een prostituee voor valuta.
       ScÕne 2 - Twee Masha's en de rest.
      
      
       De derde handeling.
      
       ScÕne 1.
      
       Het huis van de h.h. en De koppelaarster. De h.h. loopt door de kamer, bekijkt aandachtig de grote aantallen mappen met trouwadvertenties, terwijl de koppelaarster met moeder thee drinkt uit een elektrische samowar met boebliki uit de Russische winkel, en praat over haar eigen zaken. De handen van Tatjana zitten vol littekens.
       De koppelaarster: Mamma, dat kan toch niet zo! Dat komt allemaal uit wanhoop (kijkt naar haar littekens). Medicijnen helpen echt, probeer het nou te vergeten!
       Tatjana (windt zich op, doet voortdurend of ze glasscherven uit haar haar haalt): Toen ze me met z'n zessen verkracht hadden, is het me gelukt het raam stuk te slaan, en het komt me steeds voor of de scherven hier zijn blijven steken (wijst naar haar hoofd). Kijk je niet?
       De k.: Mamma, je zult zeker ook de nationaliteit krijgen. Als jouw heldendom er namelijk niet was geweest, dan hadden ze niet alleen vader en zus gedood, maar ook alle kleintjes! Wat een geluk dat je ons uit Kazakstan hebt kunnen wegvoeren door dat ringetje (kust op haar hand het spoor van de trouwring). De bestuurder had ons immers ook niet kunnen meenemen! En jij alleen hebt de geruchtmakende zaak ontdekt van het plegen van ontucht bij minderjarigen in het internaat door de leiding, - dat is iets dat eigenlijk alleen de mobiele eenheid bij machte is te doen! (Probeert door de tranen heen een grap te maken).
       Tatjana: Maar ik heb maar weinig documenten, en wie zal me geloven? Nederlanders hebben onze districtsagent ondervraagd, en een rechter in Kazakstan. Die waren natuurlijk omgekocht! Jouw broers en zussen zijn ook al bijna meerderjarig, en dan zullen ze ons allen tezamen uitzetten. Zij moeten dan de procedure van het begin af aan beginnen, zij zelf, en dat al zonder mij! Wat een wrede wet. Ik krijg spoedig mijn vijfde oncologische operatie, en dat alles in dit land, en ze denken nog wel dat ik alsof doe... Onze eerlijkheid is van alles de schuld: wij hebben vervalste papieren gekocht. En als jij me eens zou laten trouwen, al was het maar fictief? Ja maar... wie heeft mij nodig? (haalt onzichtbare scherven te voorschijn, haalt haar vlechten uit elkaar).
       De h.h. laat luidruchtig zijn mappen vallen. De telefoon rinkelt, de koppelaarster loopt erheen, luistert en antwoordt:
       - Hoezo haalt u haar niet op? Ze is op het vliegveld, een uur geleden geland! Hallo, ik hoor u niet!
       Draait zich ontzet om naar de h.h. en zegt:
       - Richard heeft net geweigerd! Wat doen we nu?!
    Schreeuwt, legt het uit aan Tatjana, terwijl de h.h. in gedachten verzonken door de kamer loopt: Richard heeft via ons bureau een uitnodiging gestuurd aan een OekraÎense, ene Svetlana. (Rent naar een plank en pakt een stapel brieven; foto's dwarrelen in het rond). Kijk, zij heeft ons geschreven dat ze in dat stadje van haar crepeert van de honger, dat ze een zoontje heeft en wij hebben toen meteen alle zaken gestaakt, om haar maar zo snel mogelijk te helpen, en nu is ze gearriveerd. En die Richard - die heeft `m vandaag geknepen, net op het laatste moment, en zij heeft alleen ons adres! Ze kan nergens verblijven. En hoe kan ze dit alles op een christelijke manier doorstaan?! Mijn god, wat moeten we doen?
       (Algehele paniek).
       De bel aan de deur weerklinkt. De h.h. gaat gedoemd de deur opendoen. Voor de deur staat niemand.
       De h.h.: Geheel vergeten met dit vervloekte werk... Vandaag is het immers luilak! (Legt uit aan Tatjana): Een jaarlijkse feestdag, waarop het kinderen toegestaan is de hele nacht herrie te schoppen en om vier uur 's nachts gaan zwembaden gratis open en ook de bloemenmarkt, zodat de lieve kindertjes voor hun moeder bloemetjes kopen en verder geen kattenkwaad meer zullen uithalen.
       Er wordt aan de deur gebeld. Niemand doet open....
       Op de deur wordt kwaad met iets scherps en stekends getrommeld.
       Op de drempel staat een corpulente, van zichzelf verzekerde OekraÎense, blozend, dreigend en zelfingenomen. Ze heeft geen spullen bij zich. Een scÕne zonder woorden.
       Svetlana: En ook nog eens niet opendoen! Jullie hebben een arm meisje van haar stuk gebracht! De taxichauffeur wacht beneden op honderd euro. (Merkt de h.h. op). Kom nou maar betalen. Schiet op, dokken.
       De h.h. betaalt gehoorzaam en zwijgend. De koppelaarster zegt bezorgd: Weest u maar niet betreurd, hij maakt alles dadelijk in orde. Blijft u hier overnachten, dan bedenken we morgenochtend samen wel wat, we vinden nog wel iemand. En dan orkestreren we een bruiloft.
       - Een bruiloft?! Vergeet dat maar, jongedame. Dat ook nog. Het is immers mijn business om ten koste van mogelijke huwelijkskandidaten te leven! Erheen met een ontbloot lijf (maakt een wanhopig gebaar), terug met cadeautjes, zoals bij de kerstman. Had jij dat dan werkelijk geloofd?! (Bekijkt de koppelaarster aandachtig, neemt haar openlijk in de maling). Ik heb hier een document, de hoogste kwalificaties (lacht). Een prostituee voor valuta, - heb je misschien wel van gehoord?
       Svetlana beweegt met haar ellebogen moeder en dochter uit elkaar, richt zich op de tafel:
       - Het water kookt! Alsof ik niet weggeweest was.
       De deur slaat open: de h.h. is teruggekomen.
      
       ScÕne 2.
      
       De ochtend van de volgende dag. Er wordt aan de deur gebeld: op de drempel staan twee Masha's, de buurvrouwen met katjes in hun handen. Ze dromen ervan om op vakantie te gaan en vragen de koppelaarster om hulp.
       1ste Masha: Neemt u me niet kwalijk dat het zo vroeg is. Zijn jullie allemaal al op? Ik heb zestien poezen en Masha heeft er twaalf. Kijk eens wat een lieve schatjes het zijn!
       2de Masha onderbreekt: Nou, en Masha en ik zijn al tien jaar niet meer op vakantie geweest!
       1ste Masha: noch Masha noch ik! Ze bij niemand achterlaten, die pluisjes van ons (drukt ÈÈn van de witte katjes tegen haar borst).
       Masha zet de deur naar haar woning aan de overkant voorzichtig op een kier: daar is het een waar kattenrijk, maar er is geen plaats voor mensen om te wonen.
       2de Masha: Dus wij hadden gedacht... Zou u niet een weekje met ze kunnen doorbrengen? Ze verdragen immers geen katteneenzaamheid! Ze worden er zelfs ziek van!
       ...Svetlana veegt, terwijl iedereen weg is en er niemand meer in de kamer is, geld uit een doos in haar tas, kettingen en kostbaarheden - alles wat ze op de planken vindt.
       Stemgeluid neemt toe. De koppelaarster komt terug met een dienblad, de h.h. met cadeautjes en Tatjana.
       De h.h. zegt in gebroken taal: Beste Svetlana, wij begrijpen hoe ontstemd u bent, en stemt u daarom in van ons cadeautjes aan te nemen voor u en uw zoontje, we staan er allemaal erg op!
       Reikt pakjes en doosjes aan, Svetlana grijnst en neemt het onverschillig aan.
       Een ongemakkelijke scÕne.
       De tafel is versierd op z'n paasbest, letterlijk alles is geel.
       De koppelaarster legt Svetlana plechtig uit: Speciaal voor u hebben we besloten de feestdag te vieren! Zodat u ziet welke tradities de toekomstige pretendent naar uw hand in acht neemt...
       Svetlana (grof lachend): ...en hart!
       Iedereen gaat aan tafel zitten, De koppelaarster vraagt aan haar man:
       - Schat, waarom wordt met Pasen aangeraden eieren te kopen van bruine Columbuskippen? Heeft Nederland dan niet zijn eigen donkere eieren?
       De h.h.: Maar die hebben een zwarte staart, begrijp je dat dan niet?
       De koppelaarster snijdt de kroontjes van de aardbeien af en smeert de aardbeien als boter voor haar man op bruin brood. Tatjana bekruist zich ongemerkt terwijl ze naar die heiligschennis kijkt.
       Svetlana eet alles wat ze ziet; ze pakt zonder te vragen. De koppelaarster vertelt aan de vrouwen:
       - Stelt u zich voor, mijn man heeft onlangs een pakje gestuurd aan mijn oom in Rusland - hij had de straat en ook de achternaam van de geadresseerde niet opgeschreven, alleen de plaatsnaam, - zoals ze bij ons zeggen; "aan opa in het dorp"! Hij had er driehonderd euro ingestopt in een omgevouwen kaart, maar het meest verbazingwekkende is dat het pakje nog aangekomen is ook!
       De h.h. knippert naÎef met zijn ogen: - Liefste, maar jouw oom had me immers zelf gezegd dat hij een grote baas was en dat iedereen in Rusland hem kende, en dat het pakje dus zou aankomen.
       Tatjana slaat haar handen in elkaar, de h.h. strekt zich uit naar een fles wijn. De koppelaarster vraagt bezorgd:
       - Liefste, je drinkt bijna als een Russische kerel, wat moet ik nou doen? Moet ik die fles echt voor je verstoppen?
       De h.h. staat peinzend en schuldig op en loopt weg. Tatjana vraagt weer aan haar dochter:
       - Ik heb niemand meer om bij te rade te gaan. Dat betekent dat mij alleen nog rest de regering te bedriegen en fictief in het huwelijk te treden, omdat ze ons anders allemaal wegjagen samen met de kinderen?
       Eerlijke mensen geloven ze niet, maar een willekeurige prostituee kan rustig komen en hier blijven. Het is een schande op m'n oude dag!
       De h.h. keert terug, gebogen, sleept enkele dozen wijn naar binnen. Vraagt schalks en met een schuldgevoel:
       - En waar wil je al die zestig flessen voor me verstoppen?
       ...Svetlana haalt een stukje papier uit haar tas, leest en zegt:
       - Overigens, mijn metgezellin uit de OekraÎne wil graag weten: "Kan iemand mij neuken met m'n man erbij, waarbij hij het op video opneemt? Het mogen er een paar zijn". Jullie hebben immers vrijheid van seks. Dus stuurt u haar maar een cameraman!
       Iedereen staat op, de h.h. laat stuntelig zijn stoel vallen.
      
       De handelende personen:
      
       De vierde handeling -
      
       ScÕne 1 - De Koppelaarster, de h.h., Karina, een Gesteriliseerde Rijkaard ; een Zeer lange ranke Natasja en Henk; een Oude man en een Meisje (met Kaukasische nationaliteit); de lesbiennes Ingrid en Olenka.
       ScÕne 2 - Alisa en Sasja, Lia, en CliÊnte ; Russen: een Deerne met Negerkind, twee aan de drank zijnde Lesbiennes, twee Alcoholisten, twee Bandieten; een Zieke, een Travestiet, een Turkse, een Marokkaanse, Turkse vrouwen, een Eerlijke Nederlander, Oude mensen, een Zestienjarige caissiÕre, temidden van de kopers - de helft van de handelende personen van dit stuk. De Voortdurend Huwelijkskandidaat, Henk, de Deerne. Een paar, en Ander paar, een Droevige Nederlandse. Een Knorrende Nederlander, een Kerel met klompen aan, het Bekende omaatje, Kees, een Arm omaatje.
       ScÕne 3 - Alisa, Sasja, daarna de Koppelaarster, de h.h. en Tatjana. De biseksuele Dinora en Jan. De Burgermeester, Priester, Buurman. De Politie met Svetlana
      
      
       De vierde handeling
      
       ScÕne 1.
      
       Hetzelfde huwelijksbureau. Uit het raam is de winkel "Plasman" te zien, dat wil zeggen de "plassende (duidelijk geen kleine jongen)"; dichtbij staat de auto van de discotheek met schuin de naam "Penelope". Er drijft een geheel vlot voorbij vol met zeer bebaarde en langharige hippies erop, peddelend met een roeispaan; op de achtersteven van het "schip" prijkt het onthoofde beeld van Venus (Amsterdamse taferelen laten zien). Niet ver verwijderd hangen boven een klein afgeperkt stukje land, dat was ondergezet met gewoon water, lampen voor de schaatsbaan: ze konden maar niet wachten tot het koud genoeg was, en juist in dat jaar - zoals het tegenwoordig eenmaal in zes jaar gebruikelijk is - zou het lukken de schaatsen aan te binden...
       Het belletje weerklinkt. De dronken Karina komt met geschreeuw het bureau binnengestormd: hebben jullie een bruidegom voor haar gevonden?
       De koppelaarster haalt uit gewoonte een glas water.
       Het belletje weerklinkt. Er komt een rijkaard binnen; ze groeten elkaar en gaan aan tafel zitten. (Alle binnengekomen aanwezigen geven zich meestal voor iemand anders uit...).
       De rijkaard: Ziet u, ik zit met een heel pikante situatie. Ik ben te rijk en ik ben al veertig. Ik heb geen kinderen, en ik heb me laten steriliseren, om geen kinderen van mezelf te hebben. Ik vrees dat mijn nalatenschap mijn nakomelingen toe zou komen en er ruzie zou ontstaan... Zou u niet een gehoorzame Russische vrouw voor me kunnen vinden, het liefst met een dochtertje van zo'n jaar of veertien? Nee nee, niet met een zoon... (Maakt een wegwuivende beweging). Het meisje groeit op, en als haar moeder mij niet meer bevalt, dan, begrijpt u wel...
       Karina is op dat moment dronken aan het koketteren met de rijkaard, haalt een "stofje" van hem af; met zachte maar zekere druk wordt zij uitgeleide gedaan. Het belletje rinkelt. De koppelaarster schrijft iets op dichtbij de rijkaard; de lange Natasja en Henk komen binnen. Ze groeten de h.h. en schuiven bij hem aan. Natasja is een schoonheid, delicaat, lui en het is te zien dat Henk haar letterlijk aanbidt. Henk: Ik vraag u om hulp! Dit is mijn koningin! Wat moet ik doen, zodat ze van me gaat houden?!
    Hij gaat op z'n knieÊn zitten, kust de randen van haar rok. Natasja speelt de rol van een koningsdochter; ze is heel goed verzorgd, gekunsteld, houdt alleen van zichzelf.
       Het belletje weerklinkt. Een oude man en een meisje verschijnen ten tonele. Het is te merken dat het meisje ervan droomt met de oude man te trouwen, ze vlijt zich tegen hem aan, maar hij begrijpt het allemaal niet meer zo, geeft te onpas antwoord op alle vragen, maar het meisje is heel erg geestdriftig: ze denkt niet aan de werkelijke toekomst, droomt van een zoet leven, en wil de relatie het liefst zo spoedig mogelijk in het formele trekken. Beide gaan aan de zijkant zitten, fluisteren, en gedragen zich overeenkomstig.
       De telefoon rinkelt, het geluid staat aan: Hallo! Ik ben een zeer intelligente fatsoenlijke jongen en ik zoek een intieme relatie met een gezin! Nou, ben ik geschikt?
       De koppelaarster antwoordt snel met een afwijzing, hangt op en meteen rinkelt de telefoon weer:
       - Hallo! Ik heb gehoord dat er van die toeristische vluchten naar een jongedame bestaan, mijn vrienden zijn ook eens zo naar Moskou gevlogen. Maar weet u, ze geven dan een advertentie, u kiest Russische jongedames voor ze uit, - er zijn verschillende ontmoetingen in hotels, restaurants, en vooral dat niemand nergens toe verplicht is! Mijn vrienden zeggen dat er daar een enorme rij klaarstaat, de vrouwen betalen voor alles! Kan ik bij u zo'n tour voor een weekje of twee bestellen?
       De koppelaarster schakelt het geluid uit, fluistert iets afwijzends. De rijkaard gaat weg, en de oude man en het meisje schuiven bij de koppelaarster aan.
       De koppelaarster vraagt het meisje recht voor z'n raap, om tijd te besparen: Zeg eens, zou jij werkelijk met die rijke stommeling trouwen?
       Het meisje: Nee, waarschijnlijk... (Denkt). Hoeveel geld heeft-ie?
       De onbegrijpende oude man bemoeit zich ermee: Legt u haar alstublieft uit: wat ben ik nou voor echtgenoot? Dat kind is geschikt voor mijn achterkleinkinderen!
       Het meisje (ratelt zonder te luisteren): Hij meent dat ik Russisch ben. Maar wij, Oezbeekse en Kazakse vrouwen zijn zo trouw als wat! Als een Nederlander een donker meisje ziet en Russisch hoort, dan denkt hij dat we allemaal uit Rusland komen. Ik njekopenhagen. Dat wil zeggen, ik begrijp het niet. Het land is zo klein hier, niet zoals de voormalige Sovjetunie, - maar stelt u hem niet teleur, laat hem maar zo denken. Maar koken doe ik als de beste! Pelmeni en gevulde koolbladeren. Pasteitjes met champignons, kool! Sokken stoppen kan ik in het pikkedonker. Hebt u een sok met gaten erin?!
       De koppelaarster kijkt hulpeloos om zich heen en maakt een wanhopig gebaar. Dichtbij valt Henk opnieuw op de knieÊn en smeekt handenwringend in gebroken taal zijn koningin om van hem te houden: Matrosjka! Ik houden van jou! (Zij houdt hem met een gebaar tegen). Genoeg, ik stop ermee!
       Het belletje weerklinkt. Er komen twee lesbiennes binnengestormd - de te dikke Ingrid en de schriele Olenka, ze schreeuwen vanaf de drempel, onderbreken elkaar, proberen aan elkaars haar te trekken.
       Ingrid (een typische actieve lesbienne in overeenkomstige kledij): Toen we trouwden, wat heb je me toen beloofd (scheldwoord)? Liefde tot aan het graf?
       Olenka: Ik ben studente en jij moet mijn opleiding betalen! Het halve huis afgeven en heel je leven alimentatie betalen!
       Ingrid: Maar jij hield toch van me?!
       Olenka, snikkend: Je moet niet zo'n domme gans zijn en elk woord geloven!
       Er vindt een ware vechtpartij plaats met brekend glas en vallende voorwerpen.
       De koppelaarster schenkt uit gewoonte meteen water in twee glazen. Ingrid en Olenka huilen. Het lint van de fax klappert, de h.h. staat op en leest hardop voor: "Ik geef antwoord op een brief met aantrekkelijke foto"... "Een lesbienne; in het uiterste geval bereid een paar te ontmoeten, maar heb voor eenzame mannen een verzoek: verveel me niet!"... "Alle andere (ook degenen die een ticket/visum aanvragen) verzoek ik mij niet zonder reden te storen".
       De telefoon rinkelt. Het belletje weerklinkt. De klok slaat, iedereen verheft het hoofd: lunchpauze.
      
       ScÕne 2.
      
       Supermarkt C1000. Achter de kassa zit de in dienstkleding gehulde Alisa, een aangenaam Russisch meisje, avondstudente. De eerste werkdag. Soms komt haar broer Sasja van zeventien jaar aangerend, een programmeur in het leven, en in zijn vrije tijd een medewerker van diezelfde winkel, net zo gekleed. De rij eindigt niet.
      
       Alisa: Laat me tenminste de knoppen bekijken! Ik heb nog nooit achter een kassa gezeten!
       Lia: Kun je tellen?
       Alisa: Hoe bedoel je...?
       Lia: Nou gewoon.
       Alisa lacht: Nou en wat anders dan?
       Lia: Nou werk jij dan maar, alles komt in orde!
       Ogenblikkelijk vormt zich een rij. Lia gesticuleert slap, wijst wat knoppen aan, Alisa begint bonnetjes te maken.
       Nederlanders tellen ogenblikkelijk in gedachten (zij hebben geen computer nodig). Alle klanten zijn heel welwillend en behulpzaam: de papieren rol ging op tijdens de becijfering en een klant zegt: Laat mij hem er maar inzetten, ik werk hier namelijk ook, we zullen elkaar nog wel leren kennen! Ik ga voor de boodschappen gewoon naar m'n eigen winkel.
       Alisa ziet (hoort) dat er in de rij ook Russen staan: laat een deerne met zwart kindje gaan, nog twee aan de drank zijnde lesbiennes, daarna keren twee alcoholisten een keer of drie terug voor bier, en nog twee bandieten, maar Alisa doet alsof ze geen Russisch begrijpt, ze is bang voor problemen.
       De camera laat de Nederlanders zien die niets te doen hebben, ze komen een aantal keer terug, nu eens voor melk, dan weer voor brood (gemeenschappelijke eenzaamheid!). Ze hebben in hun handen en mandjes veel vlees en groente, maar nooit chocolade. Een zieke vrouw heeft vanaf acht uur 's ochtends staan wachten voor het opengaan en koopt elke dag een en dezelfde emmer, zet hem in de kar en rijdt er zo mee voort, en de volgende dag vergeet ze hem en koopt er opnieuw een.
       Er valt een fles stuk. Voor de aanwezigen is dit een schouwspel, iedereen komt snel kijken, zelfs de baas, alhoewel niemand van de schuldige klant geld vraagt. Een schreeuw door de hele winkel: Er is een fles gebroken! Alisa maakt een bon voor de Travestiet - zij of hij, dat is onduidelijk, maar zonder T-shirt, met een vestje aan over het blote behaarde bovenlijf. Ze slaat aan voor een gesluierde Turkse met een spleet voor haar ogen, waarachter een gesluierde Marokkaanse staat met zwarte handschoenen tot aan de ellebogen. Er komen Turkse vrouwen aan met manicure, die er met oranje viltstiften grof op is aangebracht.
       Naar de kassa keert een Eerlijke Nederlander terug met klepperende klompen, die zo te zien niet lang daarvoor van Alisa per abuis meer geld terug had gekregen dan behoorde.
       De eerlijke (zonder in de rij te gaan staan, legt uit aan de andere kant): U heeft me twee euro te veel gegeven, ik hoef andermans geld niet te hebben! (trappelt in zijn klompen alsof hij aan het tapdansen is).
       Alisa vraagt opnieuw en begrijpt het niet. Daarna telt ze opnieuw en bedankt verbaasd.
       De kopers (de helft waarvan handelende personen zijn in dit stuk, vaste bezoekers van het kennismakingsbureau) reiken Alisa vaak ÈÈn cent aan, maar zij heeft moeite met tellen: ze heeft het in een ander land op school geleerd.
       Een arm omaatje ziet een door iemand bij de kassa vergeten salade en vraagt aan Alisa: Kindje, mag ik dat meenemen, iemand heeft het hier achtergelaten. Ik ben heel arm.
       Alisa kijkt onzeker om zich heen: Neem het maar, oma, maar doe het snel. (het tevreden oudje loopt weg met de salade).
       Van tijd tot tijd hebben oude mensen een euro of twee te kort, en dan leeft de hele rij op en betaalt altijd voor hen. Ze betalen zelfs voor elkaar bij om niet de rij en de caissiÕre op te houden.
       Heel vaak keert iemand na een uur terug voor een vergeten boodschap, Alisa verifieert de bonnen en haalt het benodigde uit de grote stapel vergeten spullen dichtbij de kassa. Alle eerlijke mensen en bijna alle anderen vergeten hun levensmiddelen. Het gaat ook zo: iemand heeft alles betaald en noemt daarbij een product dat hij had willen kopen, maar vergeten was in de kar te doen. Algehele verwarring.
       Alisa speelt tijdens de rustpauze met de weegschaal, waarop je automatisch de hoeveelheid munten kunt bepalen zonder ze te hoeven tellen. (de vreugde bij het werk, verbazing, herkenning laten zien).
       Dichtbij zit een zestienjarig meisje achter de kassa. Zij is al een specialiste en werkt hier al een aantal jaar.
       Het tableau laat voortdurend helder verlicht zien: Goeie morgen! Of - Goeienavond! (Afhankelijk van de tijd van de dag, hoe je de koper moet begroeten).
       Alisa bekijkt de instructies hoe je zo mooi mogelijk de aan haar gegeven dienstsjaal kunt omdoen (voor een smaragd geblokt hemd en een puur rood vestje, zoals van haar broer). De mannelijke werknemers hebben een stropdas om, maar Sasja heeft daar minachting voor: zijn haar reikt lager dan zijn schouders, zoals bij een punker en dat past hem niet.
       Een paar werknemers van de winkel halen flessen wijn uit dozen, doen alleen alsof ze de flessen in de schappen zetten (laat de handbewegingen heen en terug zien met voortdurend twee flessen en het over en weer knipogen van de werknemers, de videocamera onder het plafond "slikt" alles op).
       Een droevige Nederlandse trilt in de rij met een reclamefolder en klaagt: Twee uur heb ik met de trein gereisd en het toiletpapier is op! Kan het niet aan de andere kant gebruikt worden?
    De rij: Voor een week moet het in porties verdeeld worden, als brood dat je in de diepvriezer doet.
       De droevige Nederlandse krijgt het niet voor elkaar om de door haar gekochte goederen op te ruimen, een blikje bier ontlaadt een fontein op de omringende klanten en caissiÕres, Alisa stopt het gat met haar hand. Geluk voor iedereen...
       De VH tegen Alisa: Wat een mooi meisje! Eindelijk hebben ze er zo een aangenomen!
       Alisa wordt rood, werkt door.
       Henk staat achteraan in de rij: Wat, vind je d'r echt leuk? Nou ik heb geen nieuwe vriendin nodig, ik heb al genoeg problemen met m'n oude...
       Veel mensen praten met Alisa over het weer en zelfs over hun eigen leven: ze zijn allemaal eenzaam. Een knorrende Nederlander ademt zo speciaal; Alisa zegt tegen hem: Goede middag! Een beetje verkouden?
    Hij knikt en knort, Alisa kan hem van het lachen zijn wisselgeld niet geven. Dat zijn allemaal vaste klanten... De rij is in de buurt gekomen van een kerel met klompen aan, velen rondom moeten glimlachen, maar hij kleppert met zijn schoeisel. Een bekend oud wijfje (het is te zien dat ze dat zegt bij elke ontmoeting: Waarom heb je, mijn beste, iedereen op televisie gezegd dat je naar de Rosse Buurt bent geweest? Echtgenotes kijken ook tv!
       De kerel met klompen aan zegt bedremmeld: Wat moet ik nu zeggen, nu ze het werkelijk gehoord heeft en me heeft weggejaagd?
       Het bekende oudje: Op een andere dag zul je wijzer zijn! Heb je gezien (wijst), Kees is in de boekenwinkel geweest? Het gaat met hem nÑg slechter: hij heeft als kinderoppas gewerkt, hij is zich gaan bemoeien met het jongetje, en is hem op zijn manier aan het heropvoeden. En toen werd de kinderoppas ontslagen!
       Achteraan verdringen zich reeds andere klanten... Een paar betaalt ieder voor zich. De man en vrouw zijn verschrikkelijk bang om maar niet voor de ander te moeten betalen.
       De deerne die achter de man staat (windt zich op omdat hij zich niet voorwaarts beweegt en de rij ophoudt): U bent zo serieus, bedachtzaam - waarschijnlijk komt u net uit de gevangenis?
       ...Een ander paar: een vrouw schreeuwt naar haar man door de hele winkel: Waarom heeft hij veertien cent voor een plastic zak betaald, terwijl hij er geen had hoeven kopen?! Nou, ga nog maar eens boodschappen doen met je eigen man!
       Het belletje weerklinkt: einde van de werkdag.
      
       ScÕne 3.
      
       Het is avond, na het werk en een douche ziet Alisa zichzelf in de spiegel en zegt mechanisch "Goeienavond!"
       Broer Sasja hoort het en lacht: Goed dat het niet "fijn weekend" is! Vijfhonderd klanten op een dag, daarna zullen ze nog voor de geest spoken, zoals gewoonlijk 's nachts het toetsenbord van de computer...
       Alisa: Stel je voor, ik heb ze gevraagd aan het eind van de dag mijn opbrengst te tellen, maar zij hebben de kluizen ongeopend staan, voor een hele week! Er is voor niemand werk, beide handen vol en dan nog werknemers inhuren - wie wil ze betalen?
       Alisa maakt het eten klaar, leest onderweg de gebruiksaanwijzing van de magnetron (uitgave Exmo): "...Aan welke inwendige afstelling geeft u de voorkeur?" (Lacht). Ik?! Goeie god, aan geen enkele. Ik probeer het eerlijk te doen!
       Sasja pakt een doos uit met een nieuwe koelkast, bekijkt ook de gebruiksaanwijzing, leest en lacht: Kijk nou eens, ze zijn echt overal op bedacht! "Alvorens de koelkast tegen de muur te duwen dient u te kijken of uw kind daar toevallig niet zit?!"
       Beide lachen, Alisa: Wacht, hier is de instructie hoe je de oven gebruikt voor een sandwich, die bewaar ik voor je (zoekt op de plank), - eerst heel gedetailleerd op twee bladen hoe het brood neergelegd moet worden, hoe en wat er in te stoppen en helemaal aan het einde... (vindt het) staat geschreven: als de boterham klaar is, "dan moet je hem opeten"! Voor het geval je dat zelf niet had geraden.
       Sasja veegt onderweg met z'n broekspijp het stof van het televisiescherm, draagt een kopje met een afbeelding van een beer met zeven poten. Sasja wijst en bedenkt zich: Ik vraag me af of prinses Maxima ook moet leren dat `10:25' vijf voor half elf is en `1800' achttienhonderd, seßora? Wat denk je, zou ze al weten dat een met een pijl doorboord hart hier juist doorstoken wordt van de andere kant?
       Alisa: Ik kan ook maar niet hardop de juiste hoeveelheid wisselgeld tellen: hier zeggen ze het andersom, en wordt de acht aan de andere kant geschreven, je weet wel. Voor emigranten is het makkelijker anders: uit alle macht moet je eraan trekken, en je moet niet leren maar kunnen (leren, daar hebben we hier geen tijd voor!). Ik zou nu net zo makkelijk met Chinees beginnen als ik het nodig zou hebben... Ze hebben alleen niet de nationaliteit gegeven, en zonder kunnen we geen goed werk vinden. En mamma betreurt dat zo, om te huilen!
      
       Er wordt aan de deur gebeld, De koppelaarster (de zus van die eerlijke jongens) komt binnen, de h.h. en Tatjana. Het wordt duidelijk dat het ÈÈn gezin is.
       Ze groeten elkaar, zijn blij elkaar te zien.
       Sasja neemt de telefoon op: Ze veranderen de lijn, het internet werkt niet. Ik weet gewoon niet wat ik moet doen. En hoe is het daar met mijn forum?
       De h.h. neemt ook de telefoon op en luistert teleurgesteld naar de stilte. Van tijd tot tijd komt hij aanlopen en probeert zichzelf te bellen.
       De koppelaarster ziet zijn opwinding, brengt hem een glaasje wodka voor het eten en een gezouten augurk:
       - Eet jij maar een hapje, liefste.
       De h.h. (vervreemd): Wat? Een hapje? Nee bedankt, ik heb geen honger.
       (Drinkt in ÈÈn teug, zonder de Russische tradities in acht te nemen. Algehele consternatie).
       De h.h. is vrolijk geworden, pakt een speciale radio met antenne voor het beluisteren van onderhandelingen van piloten (die is legaal in de verkoop). Het gemeenschappelijke gesprek in de kamer wordt vaak onderbroken door de stemmen van piloten in verschillende talen. De h.h. voelt zich alsof hij ook in het juiste gezelschap verkeert - bijna een piloot.
       Tatjana: Piloot! Goed dat het geen kosmonaut is.
       Alisa: Hij begint bij ons nog met de televisie te praten van eenzaamheid...
       Ze schakelen in op een Nederlands programma, de uitzending "Lotto-miljoen" is aan de gang. En er is juist een geluksvogel die wint.
       Sasja: De vorige keer hebben ze vanwege een weddenschap levende wormen opgevreten: hier wordt gezegd dat geld niet stinkt. Asja, zou jij daar van afzien?
       Alisa: Vraag je dat nog?! Ik bekeek een programma hoe je met een miljonair trouwt, en daarna bleek dat het een homo was en bovendien een bedelaar. Maar ja, dat moet natuurlijk ook kunnen...
       (Allen dekken de tafel). Bel aan de deur.
       Er verschijnt een gelukkige, maar strenge biseksuele vrouw Dinora met een passieve en knappe Jan. Hij verheugt zich luidruchtig en stelt zich aan, grijpt in de keuken naar een schort, doet over zijn heupen kousenbanden van doek, maakt allerlei capriolen (op volledig natuurlijke wijze). Kookt of verwarmt een zeker gerecht, speelt de rol van vrouw des huizes. Dinora gaat betamelijk zitten en kijkt zwijgend naar de televisie.
       Tatjana: Uitzetten die kist! Laten we toch even normaal leven, als er godzijdank eens geen internet is (slaat een kruis en verheft de klep van de piano): Sasjka, pak de gitaar even! We gaan allemaal zingen!
       Veel rumoer: ze maken zich klaar voor het avondeten, zingen, halen de gitaar uit de hoes, spelen er van alles op, - een gewone Russische gezinsavond, zoals in de tijden van weleer.
       Alisa: Mamma, jij gaat ons nog boekjes voorlezen als het nog lang duurt voor het internet wordt aangesloten!
    Iedereen heeft het goed. De koppelaarster kijkt naar buiten en ziet door het raam: de Burgemeester op een ligfiets die onhandig de groeten doet aan de Priester in pij (op een gewone fiets). Aan de overkant rolt de Buurman voorbij, een Pakistani met tulband op. - Die mensen hebben al gegeten, maar verder is alles als normaal.
       Een bel aan de deur. De politie komt binnen, en juist daar staat de ongegeneerde, volgekliederde Svetlana.
       Een politieagent: Goedenavond. Kent u dit dametje?
       De h.h. knikt en legt uit: Ja, de telefoon werkt bij ons niet, begrijpt u. Is er dan iets gebeurd?
       De politieagent zegt, terwijl hij met iedereen de kamer inloopt: De tolk had ons verteld dat die toeriste kennis had gemaakt in de Rosse Buurt met een negentigjarige Nederlander, dat ze bij hem overnacht had en de volgende ochtend had hij haar geroepen voor een wandeling, had haar in de hoek van ons gebouw gebracht en bedrogen: hij zei dat hij zo terug was. Daarna had die opa ons haar paspoort overhandigd (wijst): hij zegt dat daar bij u in de hoek een Russische hoer staat, dus neemt u haar mee...
       En in het paspoort staat hier een aantekening - en alleen uw adres.
       Svetlana lacht losbandig. De koppelaarster snikt en huilt.
      
      
       De handelende personen:
      
       De Vijfde Handeling -
      
       ScÕne 1 - De Koppelaarster, de h.h., Karina, de Voortdurend Huwelijkskandidaat, de Travestiet, Twee GeorgiÊrs, een Schuchtere Nederlander, een Dommerdje.
       ScÕne 2 - De Koppelaarster en de h.h. in de auto (en degenen die ze door het raam zien).
       Dezelfde personen in een club, een Bekende homo, een Bekend hondje, een Emigrante op proeftijd, Enkele handelende personen uit het huwelijksbureau.
       De Emigrante op proeftijd en haar Kleindochter, Lora met Dochtertje en Robert, Volodja, de VH, Lovelace en de Echtgenote van Lovelace. De Hoge koningsdochter Natasja (die vroeger met Henk was) en Ton (een goeie lobbes en sporter van korte lengte). Homo's, een Oud invalide vrouwtje, een Opaatje met katten.
       ScÕne 3 - De Koppelaarster, de h.h., de Buurman, Katten.
      
      
       De vijfde handeling
      
       ScÕne 1.
      
       Hetzelfde huwelijksbureau. Het is zomer. Het is te zien dat de h.h. en de koppelaarster zojuist op het werk gekomen zijn. Het belletje weerklinkt, een gesticulerende Karina komt binnenrennen met een fles in haar hand: ze zoekt een huwelijkskandidaat. De koppelaarster vult van te voren en machinaal een glas water.
       Het belletje weerklinkt, de VH komt binnengelopen, zonder te groeten stort hij zich op de tafel: Kunt u nou werkelijk nog steeds geen passend iemand voor me vinden?! Acht Russinnen, en die heb ik allemaal moeten wegjagen! Ik begrijp homoseksuelen: zo begin je vrouwen te haten!
       Het belletje weerklinkt, het hoofd van de travestiet steekt door de deur: Duizend maal mijn excuses, maar zou u niet ook voor mijn geluk kunnen zorgen? (Begrijpend dat dat in principe zo is vraagt de travestiet koketterend): Mag ik even naar het toilet? Waar is het damestoilet?
       Het is te zien dat hij kousen aan jarretels heeft en hij een heel gesoigneerd uiterlijk - make-up, manicure.
       Karina: Mja, nou goed dan, wat raciaal is - dat is niet zo besmettelijk. Als we nu eens in China zouden wonen...
       De VH, neerslachtig: Van Chinezen denk je om de een of andere reden niet dat ze impotent kunnen zijn...
       De travestiet keert terug, gaat naast de tafel zitten.
       De travestiet: Ach, begrijpt u, ik zoek een man met alle hieruit voortvloeiende gevolgen (rolt enthousiast met zijn ogen): Echt waar, ik word zelf makkelijk warm en koel net zo makkelijk af. Maar bedankt dat u zo'n grote toegankelijkheid heef tot uw lady's! Zou ik nu misschien ook eens geluk hebben?!
       Karina, droefgeestig: Dat zit, mijn liefste, juist andersom. "De Rus houdt ervan herinneringen op te halen, maar hij houdt er niet van te leven".
       De VH: Wat zei u daar?
       Karina (zelfs iets nuchterder geworden): Tsjechov, "De Steppe". Ja maar hoe zou u dat kunnen weten? Niemand is in staat het boekje te lezen, in de concertzaal zitten gepensioneerden - en die zitten in koor te dutten! En wij ontmoeten onze vertrokken familie alleen in boeken, muziek, dromen: we lezen en luisteren, intelligente mensen, van generatie op generatie ÈÈn en hetzelfde. Het hoofd is toch niet om te eten?
       De VH herinnert het zijne: Dus ik zeg dan ook, een boterham voor haar in de avond en om de koelkast leeg houden! Anders zou de gewoonte aangenomen worden te ontbijten, lunchen en daarna ook nog eens avondeten!
       Het belletje weerklinkt. Er komen twee Kaukasische mannen binnenlopen, succesvolle afgestudeerden van het centrum voor vluchtelingen. Met een Georgisch accent: Worden chier ook gezonde mensjen aangenomen? Schrijft u me dan maar in, ik cheb mevrouw Chocolade nodig, zij Russisch kennen, geleerd in Sovjetunie. En voor mijn vriend Nodar - maak een visum voor OekraÎne, dan hij daar vriendinnetje vinden! (wrijft in zijn handen). Nationaliteit die verzorgen wij voor ze!
    De travestiet probeert er een woord tussen te steken, maar die kans geven ze hem niet. De koppelaarster leest hardop een nieuwe fax:
       "Ik zoek een niet dure architect met een frisse kijk"... Nee, die is voor u niet geschikt. "Voor de bruidegom geen vereisten! Ik stem overal mee in!". (Gaat door haar lippen te bewegen over zichzelf).
       Karina: Ze weten niet hoe ze van die emigranten af kunnen komen! Ik zou een voorstel inbrengen nationale kleding te verbieden. Hoeveel volk zou dan weggaan!
       De travestiet: Ik denk dat ik toch niet alleen zal blijven! Iedereen zoekt zijn helft, noemt haar zijn enige, maar als u immers in de jungle bent, dan zal u evengoed een paar voor zich vinden: dat is Liefde!
       Karina: In de jungle zeker... Maar hier zijn Russen met twee hogescholen en een proefschrift.
       Er is dus wel een soort opleiding, maar ze kunnen niets. Zo'n paradox.
       Voormalige landgenoten, allen als ÈÈn, leiders uit ÈÈn stuk, directeuren...En wie controleert ze nu?
    Het belletje weerklinkt. Er komt een heel Schuchtere Nederlander binnen, verstopt een fles: Hallo! Kan ik bij u naar Minsk bellen? ...Nee, ik heb thuis ook een telefoon, maar ik maak me zo'n zorgen. Zo'n meisje, ik ben dol op haar, en als ze nu eens niet komt?! Ik zal u dadelijk betalen.
       De koppelaarster bereidt zich in verlegenheid voor op een telefoongesprek voor de schuchtere Nederlander, maar hij strooit al het geld op tafel en krabbelt plotseling terug met de woorden: Ja-ja ik ben zojuist... Wacht u eventjes. Och, ik maak me zo vreselijk druk!
       Gaat de deur uit, in plaats van hem komt dadelijk een Dommerdje binnen en glimlacht verwilderd: Zijn dat mijn huwelijkskandidaten hier? (Begint zich tegen de travestiet aan te vleien, hij maakt verschrikt een wegwuivende beweging).
       Het belletje weerklinkt, de Schuchtere Nederlander komt binnen, duidelijk met een glaasje op... Alles wordt opnieuw herhaald. Hij loopt weg, en slaat achter de deur blijkbaar sterke drank achterover.
       De travestiet kijkt het dommerdje in de bek, zoals een paard; zij hem in de broekzak waar de portemonnee moest zijn. Ze tracht de Travestiet op het been strijken, en de hele tijd komt de hand machinaal op de zak met portemonnee. Het dommerdje trekt haar handje weg en de travestiet jankt af en toe klagend.
       De dronken Schuchtere Nederlander komt terug, bellen kan hij al niet meer, zelfs met behulp van de koppelaarster niet, maar hij weeklaagt over zijn grote liefde voor de Wit-Russische.
       In het bureau is het heel warm. Het dommerdje wijst kinderlijk, vraagt aan de geschrokken Travestiet: Moedertje lief! ken je het verschil tussen tik-tak en pief-paf?
       (Laat een "geweer" zien).
       Nodar omhelst het dommerdje met zijn enorme hand, beide GeorgiÊrs gaan samen met haar weg, waarbij ze de struikelende Schuchtere Nederlander met zich meeslepen.
       De klok gaat, iedereen kijkt naar boven: tik-tak, lunchpauze.
      
       ScÕne 2.
      
       Buiten is de zomerse hitte, het is woensdag: dat is te zien aan het overal weggegooide meubilair; een autoradio geeft het nieuws: het is verboden buiten te roken, om branden te vermijden. De vertraagde waarschuwing van grappen weerklinkt: een Nederlander had besloten over zijn buurman een emmer water heen te kieperen, en dat vanaf de derde etage. Hij had daarmee zijn dood veroorzaakt.
       De koppelaarster en de h.h. rijden langs heel grote winkels met een standaard uithangbord:
       "Geen airconditioners en ventilators meer". De koppelaarster reageert: Zijn ze in Florida net zo voorbereid op de hitte van de zomer?
       De schoolvakantie is op tijd afgelopen: de kinderen komen "leren" in zwemkleding en slaan om zich heen voor een plaats onder de waterslang (toon vanuit een langsrijdende auto hoe de kinderen baden in plaats van leren). Ze proberen socks te spelen: een exotische voetbal - een sok met rijst, maar dan heet.
       De auto komt tot stilstand in het centrum van Amsterdam, in een heel stille, zelfs vervallen plaats tussen de kanalen en grachten, waar tennis- en roeiclubs gelegen zijn. De zomerse natuur van Nederland wordt getoond, de schoonheid en rust. De koppelaarster en de h.h. houden van elkaar.
      
       Er zijn hier veel oude bekenden, waaronder enkele vaste klanten van het huwelijksbureau. De koppelaarster ontvangt een twijfelachtig maar niet gezocht compliment van een bekende homo (toon het lieve tafereel, waarin de homo bloemen vasthoudt en een oprecht compliment geeft: er zal wel zeker geen valstrik in het spel zijn als een vrouw geprezen wordt door een homo).
       De koppelaarster weet dat Russische vrouwen werklustig zijn, en probeert die reputatie te onderstrepen. Ze probeert het uit alle macht: ze verscheurt haar spijkerbroek met stekels van braamstruiken, maakt haar T-shirt vuil met sap, striemt haar armen en benen, veegt over haar lip, gebeten door een mier, komt maar net niet terecht in een legplaats van ganzeneieren in de wildernis en de koppelaarster haast zich zoveel mogelijk bessen in potten te stoppen, voor de snelheid. Zij eet niet, ze verzamelt alleen (je kunt "Schone meisje" voorzingen uit de opera "Jevgenij Onegin", waar de lijfeigenen zingen van de verleiding bessen in de mond te stoppen). De koppelaarster kan de tijd reeds niet meer bepalen door de mieren die van de braamstruik eten: ze kijkt naar haar horloge, de mieren kruipen tegen de avond gelijktijdig weg. (Ze kan met zichzelf praten om niet te eten, - liefdesverklaring aan de onzichtbare h.h.).
       ...De bezweet geraakte en uitstekend gewerkte koppelaarster zwemt, speelt daarna op de oever met een hondje en een tennisbal: de hond grijpt hem met zijn tanden en duwt hem weer terug op de helling, en de koppelaarster slaat de klap af, het hondje wint, zo traint ze uren achtereen - het zou een partner kunnen zijn.
       De emigrante op proeftijd zit met de anderen aan tafeltjes onder zeildoek in het clubcafÈ bij het water. Ze komt hier gewoon om te klagen: Ik woon dertig jaar met mijn man, we hebben samen kinderen en kleinkinderen, ik gisteren om een chocolaatje vragen en hij zegt tegen me: het is niet van jouw pensioen gekocht, ga er zelf maar voor betalen! Er was sprake van seks - hoe hebben we niet van elkaar gehouden! En al scholden we ons hele leven op elkaar, er was tenminste echte passie.
       Volodja (een Russische intellectueel): Wat is dat! Ik heb hier in het cafÈ gehoord dat een vrouw aan haar man vraagt: geef me eens een sigaret uit je pakje, ah toe! En toen heeft hij geweigerd. Toen ging ze snel haar eigen halen. Dat is me toch ook iets, en dan samen kinderen hebben!
       Em.: Nou, die Nederlandse van jou is een huisvrouw, een werkezel. En ook zo mild.
       V.: Hij is met een portemonnee getrouwd: haar vader is fabrikant... Maar hoe kun je zonder gevoel leven? Ik ben immers man, en zij ziet dat. En zo lijden wij heel ons leven. Nu verberg je dat al niet meer, en de jeugd - die krijg je niet meer terug. Dichtbij zit de koppelaarster met het hondje te spelen, iemand is in de gracht aan het zwemmen, niet ver weg wordt met rackets tegen een tennisbal geslagen, - het leven gaat z'n gang, het is alleen wel heet.
       Natasja verschijnt en zoekt na te groeten met haar ogen over het water en vraagt aan de koppelaarster: Waar, waar is nou dat schip?!
    Met een dienblad vol drankjes voor alle aanwezigen komt Ton, de eigenaar van een oude kotter, het cafÈ uitgestapt. De koppelaarster begint haastig en kunstmatig iedereen voor te stellen aan Natasja, en zegt te luid: En dat is onze Ton, lid van de scheepsclub. Ton, dit is de beauty Natasja, ik heb het je toch gezegd! Laat haar even bootje varen, kan dat nu?
       Beide kijken ongemakkelijk, Ton leidt Natasja naar een gewone kotter die daar aangelegd ligt, en Natasja draait zich om naar de koppelaarster, en maakt een dreigend gebaar met haar vuist. Een heel kwaadaardig gezicht.
       Op Lora komt continu het Dochtertje van twaalf afgerend, jengelend om iets zoets.
       Het dochtertje (onderbreekt alle volwassenen en kruipt bij moeder op de hals): Mam, geef nou! Mam, geef een koekje!
    Em. tegen haar kleindochter: Jij hebt natuurlijk al genoeg gegeten...
       Kleinkind van de emigrante (verstaat geen Russisch): Oma, je moet Nederlands praten. Ik kan geen Russisch, wist je dat niet meer?
    Lora (maakt zich zacht los van het dochtertje): Kijk, dit is onze toekomst: onze kinderen vergeten de grote Russische taal. Een probleem van vaders en zonen, alleen van plaatselijke omvang.
       Ton en Natasja dobberen heel dichtbij, de hitte rondom wil letterlijk maar niet smelten. Ton schreeuwt naar de aanwezigen dat het vandaag zijn verjaardag is, hij opent een fles champagne en houdt hem hoog boven zijn hoofd. Gezamenlijk gelach, rumoer. De fles is oververhit geraakt en de hele inhoud stroomt in z'n geheel de gracht in en over de goedige Ton.
       Het dochtertje van Lora gaat letterlijk op het hoofd van haar moeder zitten en vraagt nu om een snoepje.
       Robert (slingert woedend een euro op de grond): Ach stik jij maar. Ga liever een ijsje kopen en laat moeder eens met rust!
       Lora springt overeind: En jij gaat mij ten huwelijk vragen?! (Raapt zelf de munt op, huilend). Maar hoe leg ik je uit dat het kind hier op vakantie is, voor het eerst in het buitenland, ze heeft haar hele leven al vier keer per dag gegeten, dat hebben ze haar zo aangeleerd. Wat moet ze nu - honger lijden?!
    Robert (tegen de aanwezigen): Legt iemand van u nou eens uit, ik hou van haar, ik ben dol op haar, begrijpt u? Ik zal op m'n knieÊn staan, heel mijn leven voor haar geven! Zij gelooft het niet (gebaar in de richting van Lora). Zij is gekweld door haar dochtertje! Wat een voorbeeld voor Nederlandse kinderen?! Wat een egoÎste!
       Volodja (dromerig): Nee, ik zou van haar houden - en haar niet wegjagen...
       De h.h.: Een vriendinnetje van Alisa werkt in een winkel, een OekraÎens meisje, dit is wat ze zegt. Tot nu toe werd een Nederlandse echtgenote na een jaar of drie een paspoort gegeven, maar terwijl moeder op de documenten wachtte, is het meisje opgegroeid, achttien jaar geworden en de hele procedure begint van het begin af aan. Hoeveel jaren nog... Ze heeft bedacht: mamma moet fictief scheiden met mijn stiefvader, ze houden toch wel van elkaar en zullen altijd samen zijn, en dan zal ik zelf met stiefvader trouwen. Dat is niet eerlijk, natuurlijk, maar in relatie tot haar heeft de regering iets in de war gebracht, - zo kun je niet met mensen omgaan. En dat is nog niet alles: het was in haar hoofd opgekomen dat ze kon proberen over een jaartje fictief te trouwen met haar eigen broer, hij was nog geen achttien en heeft de nationaliteit als klein kind gekregen met moeder.
       Em.: Die drommelse wetten!
       De h.h.: En dat heeft datzelfde meisje bedacht en ze zegt: Mam, hier zijn lesbische huwelijken toegestaan, dus laten we fictief met elkaar trouwen, daarvoor hoef je niet eens het land uit te reizen! - Stelt u voor hoe ver emigranten kunnen gaan? En het is nog wel een echt bestaand, hecht gezin, intellectuelen! Niet een of ander...
       Dochtertje keert terug met een ijsje, kruipt Lora op de hals - vraagt om een koekje, eist aandacht op...
       Ton en Natasja komen terug. Natasja komt bij de koppelaarster aangerend en sist heel kwaadaardig door de tanden met gebalde vuisten: Je hebt me bedrogen, hÕ? Jij zei dat hij een schip had?! Noem jij die wastobbe een schip? (Huilt uit machteloosheid en woede).
       De VH: Maar ik denk dat het allemaal verloren tijd is: je moet om te beginnen weten dat liefde het ene is en seks iets totaal anders. En dat je niet alles meteen in ÈÈn mens moet zoeken.
       De aan tafel gezeten Lovelace werpt de hele tijd kleverige blikken naar Lora. De echtgenote van Lovelace: Ik zal je volschilderen met waterstofperoxide als je achter andere vrouwen aan gaat zitten! Grijs zul je bij mij worden! zult gaan loeien als een mezzosopraan!
       Volodja: Onze opa begon eens naar de kinderen te schreeuwen en toen viel zijn kunstgebit in de soep. Sindsdien zegt hij niets meer.
       Ton staat op z'n knieÊn voor het hondje, ze steunden met hun voorhoofden tegen elkaar, twee volslagen eenzaamheden.
       Een mobieltje gaat af. Het is de politie: Meneer Dinkelaar? Uw Svetlana is bij ons. Maakt u zich toch niet zo druk... We sturen haar naar Rusland, een vlucht met Pulkovo Airlines, over een uur. We vragen u ook te arriveren en met ons mee te gaan, zoals we hebben afgesproken.
       Een scÕne zonder woorden.
      
       Het gewone leven van de stad wordt getoond:
       een feestdag en een demonstratie van homo's, die blij zijn met de mogelijkheid officieel te trouwen en nog iets te verlangen (halfnaakt, met feestpruiken en lakschoenen op hoge hakken aan en zingend, een ware plechtigheid, een maskerade, een heus festival!).
       Over het fietspad haalt nabij de grote weg en invalide oudje in haar racekarretje het hele verkeer in, inclusief trams.
       Een opaatje laat twee drachtige poezen aan de lijn uit, zelf lacht hij om de situatie. Veel dikke vrouwen en mannen, ze zijn altijd hongerig en ongelukkig. Een "nieuwjaarsauto" is in net zo'n kleur geschilderd als je wel bij nagellak ziet, veelkleurig en met glittertjes erop.
       Laat op de achtergrond van de feestelijkheden de Algehele Eenzaamheid zien: ramen van villa's, vanwaar naar ons symmetrisch wordt gekeken - eenzame rijke dames en heren (alles lijkt er wel te zijn, maar de mens blijft alleen achter, en ongelukkig).
       Het vliegveld. De paspoortcontrole. De medewerkers van de security zijn opgesteld in twee rijen: ze begeleiden Svetlana beladen met dozen tot aan het vliegtuig, zodat ze er zeker van waren. Ze vuilbekt er op los. De h.h. en de koppelaarster zwaaien bedroefd met zakdoeken vanaf de eerste verdieping naar het vliegtuig.
      
       ScÕne 3.
      
       Diezelfde dag 's avonds. Het huis van de h.h. en de koppelaarster. Op het balkon hangen dekbedovertrekken en lakens (niemand in hoge flats doet dat nog, alleen de Russische koppelaarster wast nog zo). De koppelaarster strijkt het witgoed en de tafellakens, stoomt herenbroeken, spant zich in. Tegelijkertijd maakt ze de braamstruik winterklaar, kookt ze compotes, jam en bakt ze pasteitjes. In de keuken staat Russisch bier "de hand van Moskou" (reservoirs met lachwekkend opgebolde rubberhandschoenen). Potten van hier met een rubbertje zijn niet geschikt voor aangemaakte bessen. Potten worden gekookt en steriel gemaakt op stoom, waarbij ze in de hals hangen van een uit Rusland ingevoerde theepot.
       's Nachts laten de potten met op die hoogtes niet dichtgeschroefde deksels alle aanmaak bessen eruit... Alles moest weer van voren af aan gedaan worden.
       's Nachts vechten de poezen met elkaar: ÈÈn stort zich in de gracht en vliegt uit schrik in een tak. Maar de buurman snurkt door het raam heen, hetgeen de muggen en poezen overstemt.
       De handelende personen
      
       De zesde handeling -
      
       ScÕne 1 - de h.h., de K., Karina, de VH, de Schuchtere Nederlander, de Baas, een Dame en Heer, de Rijpe Nederlandse, een Biseksueel.
       ScÕne 2 - De koppelaarster, de h.h., daarna Alisa. Bijna alle deelnemers van het stuk.
       ScÕne 3 - Sasja, de Zwarte klant, de Leerling, Kinderen met Ouders en Klanten.
      
      
       De zesde handeling
      
       ScÕne 1.
      
       Het is winter. Hetzelfde huwelijksbureau.
       Als eerste komt Karina het vertrek in met een fles, achter haar de h.h. en de koppelaarster, die meteen machinaal een glas water inschenkt. De VH kijkt toe, zwaait wanhopig met zijn hand en gaat meteen weg. De Nuchtere Schuchtere Nederlander, verstopt onder de zoom van zijn jas een fles wodka, loopt zijwaarts langs, knikt nauwelijks merkbaar, groet en gaat bij de telefoon zitten. De koppelaarster pakt machinaal de hoorn van de haak om voor hem naar het GOS te bellen. Aan de telefoon wordt al gesproken:
       - Hallo! Wij bieden u een enorme keuze aan speciale en gewone gasflessen. De waarde van gas als alternatieve brandstof...
       De koppelaarster hangt op. En dadelijk klinkt de telefoon weer: - Hallo! Ik zoek een meisje van de andere sekse.
       De koppelaarster zwaait met haar hand en schakelt het geluid uit, de h.h. leest van het printerlint voor:
       - "Een jong meisje, slank, aantrekkelijk, met hogere opleiding, beschikt over woonruimte, ik antwoord niet op brieven, verscheur foto's, stelletje boeren".
       Lacht in haar mouw. Probeert zich te concentreren, spreekt serieus: Karina, dit is misschien iets voor u. "Een jongeman zonder schadelijke gewoontes maakt kennis met een meisje die hem die gewoontes aanleert". Oh nee, excuseert u mij! Maar dÞt zijn de verse nieuwtjes... Misschien is er toch wel wat bij: "Een eenzame man ontmoet een eenzame vrouw met als doel het ter wereld zetten van een eenzaam kind"... Ach, dat zal wel niet van pas komen....
       "Ik bied vriendschap. Ware, reine, stevige, mannelijke, dierbare vriendschap"... Aan wie hij die voorstelt is niet duidelijk... "Meisjes, als jullie niet tevreden zijn met je lichaam, kom dan bij ons! Wij zijn er wel helemaal tevreden mee!" ...Dat is alles, verder niets meer. Maar morgen zeker wel!
       Karina drinkt water.
       De schuchtere rent het bureau uit, het belletje weerklinkt, de baas, Evelyne, de dame en de mijnheer komen binnen.
       De baas zegt zonder te groeten, zonder plaats te nemen en zich op de borst slaand: Ik ben een oude communist! Een burger van Rusland! Ik zal niet toestaan mijn dochter ten huwelijk te geven aan een stelletje boeren! Wat staan jullie jezelf wel niet toe?! Ik zal jullie allemaal laten ontslaan!
       De koppelaarster probeert uit te zoeken wat er aan de hand is en hem gerust te stellen, hij toont foto's van zijn dochter en haar huwelijkskandidaat. Verwarring.
       De dame en mijnheer geven uitsluitend uitleg met hun vingers, alsof ze doofstom zijn. Ze zijn hier gekomen om die gebarentaal te vertalen: ze houden heel erg van elkaar.
       Evelyne gaat aan tafel zitten, het belletje weerklinkt - de schuchtere Nederlander keert zwaar aangeschoten terug. Karina huilt in de hoek.
       Evelyne bedekt behaagziek haar gezicht: Ik ben een bekende pianiste. Het lukt me gewoon niet op een waardige partij te vinden. Nou, van dat soort lieden, die bellen wel!
       Legt foto's en brieven op tafel. De h.h.: Wij zullen u meteen helpen. Hier zijn de laatste aanzoeken.
       Leest van de monitor en de printer: "Heeft u de kans met een buitenlander te trouwen? Die vraag zou elk meisje zich stellen. Tienduizenden potentiÊle huwelijkskandidaten interesseren zich in vrouwen uit de voormalige Sovjetunie. Uw kans is groot, als u alles in het werk zetten voor het bereiken van uw doel. Amerikaanse vrouwen (de h.h. van terzijde: wat hebben Amerikaanse vrouwen hier nou mee te maken?!) hebben in decennia van emancipatie hun kwaliteiten verloren, die alleen vrouwen eigen zijn: warmte, vrouwelijkheid, de kunde de huiselijke haard te beschermen...".
       Dat zijn dus mijn concurrenten.
       De baas schreeuwt: Ik ga de koningin schrijven! Ik ontsla jullie allemaal! Als Stalin nog eens in leven zou zijn!
       De schuchtere rent naar buiten - en keert niet meer terug. Karina gaat hem achterna.
       De h.h.: ..."Hoewel mannen bij het doorkijken van de vragenlijst eerst aandacht schenken aan het uiterlijk, zoeken ze toch vrouwen uit op menselijke kwaliteiten. Russische vrouwen hebben een voortreffelijke opleiding, die met uitzondering van Rusland in het buitenland zeer op waarde wordt geschat". (Terzijde: Het is zo moeilijk om hier werk te vinden!). "Als u over kwaliteiten beschikt die u wilt verbergen, schrijft u er dan gewoon niet over...". Nee, wat raden ze toch allemaal aan?! Wat een cynisme! ... "Vertelt u eens gedetailleerd over uw hobby's, zelfs de meest exotische, probeer een man te intrigeren. De informatie wordt anoniem doorgegeven, dus zult u er niet achterkomen of de door u uitverkorene overeenkomt met de door hem gegeven beschrijving, tot u hem van naderbij leert kennen".
       Evelyne staat de hele tijd op en maakt aanstalten te gaan. De h.h. geeft haar een slap gebaar.
       De koppelaarster doet de Baas uitgeleide. Het belletje weerklinkt. De dame en mijnheer gesticuleren, zonder te horen wat zich afspeelt.
       De telefoon rinkelt: Goede middag! Kunt u mij verstaan? Ik zoek een levensvriendin, die vis kan kaken en over een motorboot beschikt. Stuur mij beslist de foto van de boot...!
       De h.h. hangt op: Alsof we in Gabrovo zijn. Hier is het niet toegestaan te lenen van je eigen kinderen! Van de ouders!
       Evelyne: Ik ben zo beroemd, dat het mij niet past in te stemmen op dat lage niveau dat mij is voorgelegd. Gisteren ben ik naar een restaurant uitgenodigd, niet eens in een Japans, maar in een of ander Chinees restaurant! (Spert haar ogen uitdrukkingsvol open).
       Het belletje weerklinkt. De dame en mijnheer gesticuleren. De rijpe Nederlandse komt binnen en de biseksueel.
       De rijpe Nederlandse schreeuwt opgewonden: Wat een geluk, mijn beste mensen! Ik heb uw site "Hartkloppingen" geopend! Daar staan zoveel interessante dingen op! Hier heb ik mijn Josje gevonden! Maar hij schrijft me al een tijd niet meer! Kunt u me niet helpen?!
       De mijnheer schermt met zijn arm z'n voorhoofd en ogen af, gaat op een knie staan: Nee, ze zal me nooit begrijpen! Mijn liefste, je breekt mijn hart!
    De biseksueel tracht de rijpe Nederlandse te omhelzen: In welk opzicht ben ik slechter dan dat Josje? Kijk jij nou toch eens! Is hij wel een homo sapiens, dat mietje?
       De h.h. leest iedereen meteen voor en alles achter elkaar, waarbij hij overeenkomstig naar de mannen of naar de vrouwen kijkt: "Ik zoek een man die drinkt, rookt, losloopt. Ik meen dat echtgenoten die moeten leven op basis van gedeelde interesses". "Blauwogige blondine maakt kennis met AustraliÊr voor intieme samenkomsten op zijn territorium". Het is echter wat aan de verre kant... "Ik ben maar een poesje en ik loop in m'n eentje rond, maar ik wil vriendschap van een kater en ik wil katjes". Nee, verdorie nog aan toe. "Ik kom zelf uit Kirgizstan, een zeer gemengde nationaliteit: Kirgizisch, Tataars, Russisch, Turks en zigeunerbloed. Ik hou me bezig met modellenbusiness, maar mijn eigen stereotype - (Welk type?) - kan ik maar niet vinden, terwijl ik een goedmoedig, welwillend karakter heb! Dus kwam ik op uw site terecht, misschien zou u zo maar eens kunnen helpen, ik heb de vragenlijst ingevuld, maar... stilte. Ik heb wel zo mijn kerels gehad (De h.h. hoest in z'n vuist), maar het waren allemaal van die... veel geld hadden ze allemaal wel, maar alleen geen verstand, en ik wil van alles wat hebben! Dus helpt u mij!"
       De h.h. maakt een hulpeloos gebaar: Waar vind ik voor haar passende kandidaten...?
       De biseksueel vlijt zich zachtjes aan tegen Evelyne, zij deinst terug. De biseksueel: HÈ stuk, als je een erotische massage wilt, bel dan met 112, daar wordt op je gewacht!
       De biseksueel dringt zich op bij de h.h., waarbij hij stoelen en mappen laat vallen. De klok slaat, iedereen heft het hoofd op: lunchpauze.
      
       ScÕne 2.
      
       De h.h. en de koppelaarster verplaatsen heel het meubilair in het bureau: ze bereiden zich voor op de volgende bruiloft. Ze versieren het vertrek in een Slavisch-Nederlandse stijl.
      
       De h.h. is eindelijk alleen met z'n vrouw, hij verandert: hij is open, heel liefhebbend en teder. Hij probeert haar er overal van te overtuigen, dat hij alles zelf zal doen. Hij geeft haar een lepeltje met iets lekkers, daarna brengt hij sap, een warm vest. Hij laat haar aan tafel zitten, zij kijkt automatisch naar de monitor. De h.h. gaat door met het versieren van het vertrek, doet voor de snelheid zelfs zijn schoenen uit.
       De koppelaarster: Ik zal je ondertussen wat voorlezen. Voor inwendig gebruik, zogezegd. Outlook zit weer vol... "Ik geef zanglessen voor belangstellenden, en bovendien gitaar- en pianolessen"... Mijn God, willen ze vanuit Rusland via internet hun bezopen lessen geven...? 't Is genoeg, ik wis het. (Klikt met de muis). - Ik ben gelovig, maar religies erken ik in principe niet... Ik rook, drink, gok, ga uit... Hobby's: wat voorhanden is bekijk en beluister ik, van lezen hou ik niet... - Een goede kandidatuur! Oh mijn god, wat is dat?!
       De h.h. komt op de tafel af met ÈÈn sok aan, met een grote tang en een fles wodka: Trek jij die splinter niet even uit mijn hiel?
       Heldhaftig bereid tot de operatie. De koppelaarster lacht door de onrust heen, neemt een naald uit haar handtas, gaat ogenblikkelijk tot de "redding" over, blaast op de pijnlijke plek en kust haar geliefde. De h.h. gaat terzijde zitten, maakt een sprong op ÈÈn been; de koppelaarster leest verder:
       - Aanspraak tot ons: De moderator! Hij begon het doorkijken van de vragenlijst - vol van prostituees. Ik ben geen schijnheilige, laat ze maar leven, maar waarom alles door elkaar mengen op een stapel?
       De h.h.: Waarom had hij besloten het op een stapel te doen? Hoeveel oprechte aanzoeken en goede mensen zijn er wel niet!
       De koppelaarster: Ik ben er niet zo zeker van... Mij komen voornamelijk zulke onder ogen als: "Zoek per direct beschermheer. Peuter". Of ook vermakelijk, luister: "Slanke, aantrekkelijke rondborstige blondine met lange benen zoekt hoogbetaald werk in het nachtelijk uur. Geen intimiteiten geven".
       Beide lachen.
       Het belletje weerklinkt, Alisa komt binnen met halsdoek van de firma C1000. - Ze had geen tijd het af te doen, ze haast zich. De h.h. verzorgt zijn voet, de koppelaarster staat vol vreugde haar plaats af aan Alisa, zet zich aan het voorbereiden van de feestdag. Hangt slingers uit, terwijl Alisa snel voor iedereen thee zet, drinkt en van het scherm leest: Moedertje lief, wat is dat? Een grap? - Een gezin bestaande uit vijf studenten huurt kamer. Of een ligplaats.
       Iedereen schaterlacht eendrachtig.
       De h.h.: Het is tijd om anekdotes te verzamelen! We gaan ze later uitgeven. Maar ze schrijven immers echt!
       Alisa snuffelt in de brieven en schrijft nogmaals: Ik heb een snor en lang haar, dat van tijd tot tijd in brand staat van de sigaretten, ik doof dat met een glas wijn, waarbij dan weliswaar wat over mijn kaarten heen spettert... (Alisa parodieert het bovenstaande).
       O jee, hier staat iets onfatsoenlijks: Graag vlieg ik de lucht in door een seksbom, die wenst met mij het einde te delen.
      
       De telefoon rinkelt: Collega's? Hallo. Stuurt u mij voor een Russisch tijdschrift de adressen en telefoonnummers niet door? Het is aan ons voor reclame natuurlijk.
       De h.h. antwoordt iets en hangt op. Hardop: Ze hadden kunnen zeggen - voor spionage...
       Alisa: Toen ik bij een telefooncentrale werkte, belde ik naar Rusland met buitenlandse handelaren en verkocht ik een hoop reclame. Maar als de directeur komt, zal hij zeker tussen neus en lippen door zeggen dat zijn BMW van het laatste type is en dat zijn Mercedes - ...Ze weten immers niet dat Mercedessen in Europa gewone taxi's zijn, of wagens voor de gebroeders uit het Oosten. Maar wat u hier heeft is wel zo vrolijk!
       De koppelaarster: Helemaal niet altijd. Daar kwam-ie dan en schreeuwt: ik geef voor jou mijn rechterhand af! En dan zet-ie er nog een mesje op. Maar zodra hij het zijne gekregen heeft, vergeet-ie alles meteen. Daarin is de leidende ster intuÎtie, snap je? Op ons rust zo'n verantwoordelijkheid, maar hier niks hoor, en ze schrijven nog zoiets als: "Jongeling met defect in het zicht zoekt een meisje dat prettig op het gevoel is".
       Al lach je, al huil je.
       Steekt de kaarsen van de kroonluchter aan, de h.h. helpt haar daarbij, hij is heel zorgzaam. Alles wordt verlicht door een zacht triomfantelijk licht.
       Het belletje weerklinkt, bijna al onze bekenden komen binnen - in galakleding.
      
      
       ScÕne 3.
      
       McDonalds. Sasja in werkkleding - zwart schoeisel, zwarte pantalon, een dun geruit donkerblauw overhemd en een klep. Hij werk in een razend tempo, doet alles meteen - neemt de bestelling op, maakt klaar, laat zich af en toe afleiden om bij bestuurders door het raampje de bestelling op te nemen.
       Een zwarte klant (expressief): Een milkshake - banaan!
       Sasja - tegen iemand terzijde: Kip 6, kip 9, kip 20...
       Legt tegelijkertijd uit aan een Leerling: Hoeveel stuks zitten er wel niet in die zak, Een big mac, een mac chicken, een fish filet; hamburgers, cheeseburgers, - herhaal voorlopig maar even. Big tasty - de grootste. Wat, wil je eten? (Ironisch). Dat kan niet!
       De leerling: Ik ben pas een maand in dit land, en hier is alles voor het grootste deel Engels...
       Sasja, geÎnteresseerd: Oh ja? En ik ben programmeur met een diploma in Microsoft. Maar er is overal werkeloosheid, en ik ben te jong voor ze: ze vertrouwen me niet... Luister eens en herhaal: een quarter pounder is met vlees. Een happy meal is wat de Afrikanen een kindermenu noemen. Onder de kassa, kijk maar (pakt een stang), is altijd een stevige ijzeren knuppel, het is een hendel voor het openen van een container in geval van gevaar. Vechtpartijen komen ook wel voor...Nederlanders verontwaardigen zich niet, maar emigranten - ...Luister nog eens en leer, zo word je nog professor: Eerst doe je een bestelling - daarna neem je geld aan. Een kip kan een jaar of vijf bewaard worden, als het niet acht jaar is, maar jij plaatst evengoed dichtbij het klaargemaakte eten een speciaal kaartje in, zie je? (Laat het zien, werkt razendsnel). Dat kaartje geeft de tijd weer, en als er tien minuten voorbij is en je klant nog zijn geld aan het tellen is, dan moet je het gerecht weggooien, maar niemand leeft die regel na.
       Een gezelschap van kinderen komt de McDonalds binnengevlogen, de ouders komen achter ze aangelopen: er is gereserveerd voor een verjaardag. De collega's zijn bezig - ieder met het zijne. Vlaggetjes en ballonnen lichten op. Het gaat er vrolijk en rumoerig aan toe. Iedereen werkt in een verhoogd tempo.
       Sasja tegen de leerling (die alles maar zwakjes begrijpt): Ken je die mop? Er wordt een koe verkocht van vijf jaar, nog een meisje... (de leerling komt niet mee. Sasja zegt veroordelend:) Nou goed dan, onthoud het verder maar... Er is niemand om mee te praten.
       Achter het raam vaart en vrachtschip (een aak) die "Tijd is geld!" heet (in het groot tonen).
       Sasja (reikt zijn hand uit in zijn richting): Het eerste gebod! (hoest bloed op de hamburgers). Er moet een ziekenbriefje gehaald worden... Vat jij geen kou: hier zul je nu eens in de keuken in de hitte werken, dan weer moet je naar de koelkast rennen; en ook nog eens auto's bedienen... Kijk, een blauwe pleister: dat is speciaal voordat wanneer hij in het eten valt je hem gelijk ziet... (Demonstreert alles, kucht).
       Van tijd tot tijd komen er klanten; alle zwarten zeggen alleen maar: "Een milkshake. Banaan". Het is te zien dat door spleten van twintig centimeter achter de afrastering papieren bekertjes en zakken vliegen en dat er ballonnen uit de speelkamer komen.
       Sasja kijkt droevig: Een mankement... Ik heb een programma voor ze geschreven, om alles hier maximaal te mechaniseren, - wie heeft ons nodig...! (bedient onderweg een klant...).
       Nou goed, je zult alles snel leren, ze laten je hier niet slapen. Medewerkers krijgen vijftig procent korting op al het eten, maar je mag tijdens het werk niet eten, - en je vrienden uitnodigen. Dat alles moet buiten werktijd. (geeft de bestellingen uit handen). Kijk daar (wijst) staat een videocamera, maar waar de kip wordt bewaard en opgewarmd, daar eten wij allemaal; soms ook patat. Wil je wat drinken - dan vraag je het, maar van de menigte van het weekend kun je niet weggaan. (Klopt de leerling op de schouder, volgt gespannen de wijzers van de wandklok, ontrukt zich van zijn plaats om zich om te kleden: het einde van de werkdag).
      
      
       De zevende handeling -
       De handelende personen:
      
       ScÕne 1 - Dokter, een Menigte, twee Zwanen, een Burger, een Burgeres en een Jongetje, Eenzame inwoners van de stad, een Toeriste en een Reisgenoot, twee Russische toeristes. Sasja en Stefan, daarna Richard. Een Slavische toeriste.
       ScÕne 2 - Een Nederlandse arts, een Liefje en bezoekers, de Eerste Slavische bruid, de Tweede Slavische bruid, de derde Slavische bruid, PatiÊnten.
       ScÕne 3 - Bijna alle deelnemers van het stuk, de Koppelaarster en de h.h., Jongelui en hun ouders (Moeder, de baas, en bovendien een Gaste, de Eerste, Tweede en Derde uitgenodigde vrouw. Sasja, Richard. Karina. De Eerste en Tweede uitgenodigde man (Nederlanders), de Voortdurend Huwelijkskandidaat. Een Invalide. Een Kok, een Andere kok. Alisa, de Kleindochter van een oude Emigrante. Tatjana, een Vrouw, een Dikzak met Eenden, buren, een Oud vrouwtje en Anderen in een rolstoel.
      
      
       De zevende handeling
      
       ScÕne 1.
      
       Een buitenwijk van Amsterdam. Bij het kanaal is een menigte bijeengekomen, iedereen is rumoerig. Er staat een dierenambulance, een arts plaatst voorzichtig een zwaan in de auto met een band op de vleugel. De tweede zwaan zwemt in het kanaal, slaat verontrustend met z'n vleugels op het onbevroren water.
       De dokter tegen de menigte: Maakt u zich alleen geen zorgen, ik heb u al beloofd dat ik alles op tijd doe. Een burger (stapt dreigend op de dierenarts af): Je zou het eens moeten proberen vertraging op te lopen! (Draait zich om naar de menigte). Hebben jullie dat gehoord?! Ik zal hem al zijn veren stuk voor stuk uitrekken! Dus onthoud jij goed, als zwanen gescheiden worden, dan gaan ze dood, je hebt precies vierentwintig uur!
       De burgeres, die iets te laat was gekomen: Wat? Wat is er gebeurd? (Springt op om het beter te zien).
       Het jongetje: De zwaan heeft haar vleugel gebroken, en het zwanenpaar kan niet langer dan een etmaal gescheiden zijn. Dan gaan ze dood. Kijk ze hebben met spoed een arts laten komen.
       De burgeres (kwaad): Ja, die ken ik! Heb je gehoord, dokter...? (Tegen de menigte). Hij werkt hier niet ver vandaan! Die zal niet te laat komen: anders slaan we alle vitrines stuk! Onze zwanen leven hier al sinds mensenheugenis, hun kleintjes ÈÈn jaar - grijs als ze zijn, en in het tweede jaar groeien ze op, en zijn dan ook wit, alleen dan wat kleiner van grootte (spreekt het laatste woord heel lief uit, bijna huilend van ontroering).
       De menigte is blij met de zwanen, prijst hun trouwheid en schoonheid de hemel in. De verbleekte dokter maakt van het moment gebruik en springt zijn auto in. Ze schreeuwen hem achterna, en waarschuwen zonder grapjes.
       De menigte beweegt zonder uiteen te gaan in de richting van de pas een week geleden geopende kermis. De camera belicht de Amsterdamse buitenwijk; in een raam van een rijke villa belt iemand zichzelf uit eenzaamheid en beluistert de toon; in een ander raam praat iemand met een televisiescherm; iemand zet voortdurend zijn wekker en belt zichzelf: zo lijkt het toch alsof ze niet alleen zijn.
       Er ontstaat het gevoel van een feestdag, van beweging. Onderweg is er een kleine bloemenmarkt. Daar worden kennelijk voor toeristen ongewone bollen van zonderlinge planten verkocht, bloemen, grote bomen en bonzaiboompjes van allerlei slag. Een toeriste zegt tegen haar reisgenoot:
       Ik heb blauwe tulpen gekocht! (Toon de nationale pot van Delfts blauw met bollen). Het konden ook zwarte zijn, maar ze waren heel ongebruikelijk.
       De reisgenoot knikt onverschillig, bekijkt het hoog opgroeiende bamboe, net ver verwijderd komen de twee Russische toeristes tot stilstand. Ze praten vol enthousiasme. De 1ste: Hoe brengen we het bamboe mee? De 2de: Kunnen we het niet gewoon in een nat doekje doen, het verstoppen en meenemen? De 1ste: En als het ineens uitgroeit in het vliegtuig?! (Beide betasten en wegen het bamboe - of het in de tas past, of het qua gewicht door de douane gaat; uiteindelijk kopen ze het beangstigd, maar ze verstoppen het liefdesvol).
       De menigte sleept ook deze toeristen met zich mee. De kermis is al te horen en te zien. De menigte verspreidt zich waarheen maar ook; in het groot is een waar kinderfeest te zien - een attractie met basketbal, dat wil zeggen een lange overdekte kar met opengeklapte zijklep, van binnen en van buiten behangen met zachte opblaasspeeltjes - toekomstige prijzen. Sasja, al gewassen en omgekleed in een nogal feestelijke kleren, lacht en praat met Stefan, de baas van de attractie en de broer van de h.h. van het huwelijksbureau (d.w.z. een familielid). Stefan laat zien hoe je klanten kunt bedriegen, hij geeft plaatselijke geheimen: Het is als in een casino: alle trucks zijn in het voordeel. Kijk, hier staat: dertig worpen met een basketbal. Maar wie telt dat? En het zijn er eigenlijk geen dertig, maar slechts tien; en in elke draaimolen draai je geen drie minuten maar slechts drieÊneenhalf, wanneer er al veel volk is en iedereen voortjaagt. Maar als je met een hamer moet slaan en je kracht moet tonen, dan kan ik aan het niveau van "kracht" niets veranderen: kijk eens, een hendeltje... Het niveau van een biljartzak kan ook veranderen - en zo is het overal!
       Sasja staan die bekentenissen niet heel erg aan, hij betrekt, op dat moment komt Richard aangelopen, die soms invalt voor Stefan invalt als gedeelde vriend, en dat voor een appel en een ei. Iedereen spreekt Richard aan met grapjes, maar ze verstomden: hij ziet er geslagen uit.
      
       Niet ver verwijderd de gil van een Slavische toeriste, iedereen draait zich om: de toeriste was zonder het zelf op te merken terechtgekomen naast een gewoon mannentoilet in de vorm van een omgeklapte paraplu, helemaal open, en er stroomt urine onder haar benen en de jongens die al wat op hebben maken onfatsoenlijke grappen, terwijl ze hun gulp dichtdoen... De toeriste gilt en werpt een dreigende blik, en haar wordt een ander toilet gewezen niet ver verwijderd - een groene met patroon, ook voor mannen, die van boven en onder opengaat...
      
       De aandacht keert terug naar de problemen van Richard. Zijn lippen trillen, hij haalt een xtc-pil tevoorschijn en bergt hem op: Morgenochtend komt er een vrachtwagen die alles zal confisqueren. Ik heb een aantal rekeningen niet op tijd betaald, en we zijn al zes keer gebeld, we zijn gewaarschuwd, maar het bedrag groeit, zoals altijd, - maar ik heb nu gewoon niet genoeg! ...Stefan, geef je me al was het een duizendje te leen?
       Je kent me, ik geef het terug, en met rente.
      
       Sasja: Leg jij eens even uit wat er gebeurd is?! (Steekt een sigaret in z'n mond en haalt hem er weer uit, hij rookt niet).
      
       Richard: Ik zeg toch, kind en vrouw brengen ze wel ergens onder, maar ik heb vanaf morgen al nergens meer om te leven: ze gooien me er deze winter uit - en wel op straat: dat is me de rekening wel! Als je niet op tijd betaald hebt, heb je dat aan jezelf te danken. Maar er is gewoon geen geld!
      
       Stefan: Jij zoop je elke avond laveloos in de discotheek, een pilletje kost vijftien euro. Kijk eens op wie je bent gaan lijken!
      
       Richard: Geef je het me niet? Al was het vijfhonderd of zo.
      
    Stefan maakt met zijn arm een omleidende beweging rond de attracties: Een lening terugbetalen? En groter worden? Ik heb vier kinderen, het is niet aan jou om te spreken... Twee echtgenotes, bijna ex. Als er hier pillen zijn - dan zijn er ook zeker nog anderen!
      
       Er klinkt luide muziek. Men moet daardoor over en weer schreeuwen. Het knippert, draait en licht steeds op. Het feest des levens! - Dat van een ander.
      
       ScÕne 2.
      
       Een kamertje voor het bureau van nu eens de arts, dan weer de psycholoog (voor een tweetalig publiek, Russisch-Nederlands): toekomstige bruidsparen willen vÑÑr de bruiloft elkaars gezondheid controleren... In de rij zitten een aantal paren. De deur van het bureau gaat open, de stem van de arts is te horen, daarna ook een figuur. De Nederlandse arts (die van buiten aan de uitspraak van Lenin doet denken): Griep is hier geen ziekte, het is hier geen Sovjetunie. Houdt u van rode wijn? Nou drink dan wat meer! Het is niet erg, het kan voor 's nachts, en het is ook weer geen wodka... U stikt, zegt u?! Hebt u al een zak op uw hoofd geprobeerd, van plastic, en hem zo afsluiten (toont het met zijn handen) dat u helemaal geen adem meer kunt halen? Hyperventilatie, liefje.
       U hebt hoofdpijn? Hebt u al geprobeerd te rennen? Het einde is voor iedereen treurig, dus rent u maar! De volgende!
      
       Een wisseling van bezoekers. De zittende paren wisselen woorden uit.
      
       De eerste Slavische bruid (maakt een wanhopig gebaar): U hebt het zelf gehoord. Ze hebben allemaal hyperventilatie! Door van alles, bij het minste of geringste een zak over het hoofd. Dat heeft-ie me zo gezegd!
       De tweede Slavische bruid: Eergisteren kwam ik in het ziekenhuis, ze hebben daar gecontroleerd hoeveel stof mijn longen met astma kunnen verdragen! De hele dag heb ik melk gedronken, om tot nu toe nog niet van bij te komen. En onlangs hebben ze bij mijn moeder de "verkeerde" kies getrokken!
       De derde Slavische bruid: Ik ben bloed gaan afgeven - ik kijk, er zit een jochie, nog heel klein, die werkt er duidelijk de eerste dag, hij kan niets! Ik heb slappe aderen; ik zeg hem - jongen, ik begrijp je problemen, zal ik een andere dag komen, ok?
       De deur gaat open, diezelfde Nederlandse arts schreeuwt naar de onverstandige patiÊnt:
       - Mogelijke diagnoses op basis van de nagels weghalen! Met een veiltje, met schuurpapier! Is de tong beslagen?!
       Het is te zien dat de patiÊnt in de deur zijn mond heeft opengedaan en "aaah" zegt, terwijl de arts zijn witte tong bekijkt. De arts: Heb je een tandenborstel thuis? Het liefst een elektrische! Vandaag nog gaan we de aanslag weghalen en bent u weer gezond!
       Alle "Russische wederhelften" kijken elkaar droevig aan, hunkeren naar de vaderlandse geneeskunde...
       - Volgende!
       ScÕne 3.
      
       De bruiloft begint in het huwelijksbureau. Het feest van een enorme spanning en kracht; alles blinkt en straalt van geluk. Er is muziek, de jongelui komen binnen, begeleid door hun ouders en officiÊle vertegenwoordigers (alle vrouwen hebben laarzen aan). De huwelijksinzegening en de registratie zijn net gehouden, de jongelui huilen nog en zijn verschrikkelijk opgewonden (velen vegen met zakdoeken hun ogen af, zoals in Rusland op begrafenissen, maar in Nederland op bruiloften). De gasten worden tegemoet getreden door de koppelaarster, de h.h. en hun familie. Felicitaties, tranen. Bij de mannelijke gasten kijkt het boeketje in het vakje van hun colbertjes omhoog, bij de vrouwen gehoorzaam omlaag. In de hoek van de ruimte begint een Amsterdamse zangeres te zingen, alsof ze vals zingt. Een van de moeders: Drommels, hadden ze al was het voor de bruiloft niet een professionele zangeres kunnen uitnodigen?
       De koppelaarster: Dat is Amsterdamse stijl, daar bent u nog niet aan gewend.
       Een zekere gaste brengt een stuk lint naar de koppelaarster: Kijk, daar is het gekomen. Ik dacht dat het misschien spoed vereist? Er zijn hier veel cijfers.
       De koppelaarster leest het haar hardop voor: Ik wil kennismaken met een jeugdige lange blondine met blauwe ogen, 90-60-90, intelligent en werklustig. Kort over mezelf - 20 cm.
       (Lacht in haar vuist). - ...Ik ruil een vrouw in van 36 voor twee van 18. Variant 4 tot 9 niet voorstellen. (Lacht luid en open, gooit het papier terzijde). - In elk geval, vandaag is onze vrije dag!
      
       De bruid (al echtgenote) heft de zoom van haar trouwjurk op: eronder heeft ze sportschoenen! Zo kan ze beter dansen.
       De mooi uitgedoste baas met stropdas om en partijspeldje (Een van de vaders) werpt zich op de h.h. met gebalde vuisten: Ik ontsla jullie allemaal! Dit laat ik niet gebeuren! Als Stalin nog eens in leven was geweest... (hij wordt overstemd door felicitaties van een van de jongelui).
      
       De ouders van de jongelui proberen in het geheel niet met elkaar te praten (dit heel duidelijk laten zien). Hier zijn vaak tot nul gereduceerde ouderlijke relaties.
      
       De eerste uitgenodigde vrouw: Als mijn kind een cadeau wil geven aan zijn klasgenote, dan moet hij haar naar de automaat met snoepjes en chocolaatjes brengen, en ze in haar bijzijn kopen, - anders neemt ze die niet aan! Iedereen is bang voor drugs.
       De tweede uitgenodigde vrouw, dit beamend en de handen in elkaar slaand: Ach, zegt u dat toch niet! Ik heb buitenlandse toeristen gezien in de opnameafdeling, zij hadden de dag ervoor nota bene op straat pasteitjes met wiet gekocht, en konden daarna niet uitleggen wat dat voor gewaarwordingen waren! Ze moesten naar het ziekenhuis.
       De derde uitgenodigde: Gaan ze ons snel te eten geven?
       Karina licht op, terwijl ze zich net op het drinken wilde storten. Ze stellen haar voor een glas van het dienblad te nemen, ze weigert bescheiden.
       Hier is een rolstoel, erin zit de invalide blij met een glas in de hand.
       Karina tegen de invalide: De eerste normale Russische bruiloft! Hier worden gewoonlijk eerst kinderen ter wereld gebracht - daarna worden ze geregistreerd en dragen een zoontje of twee de sleep achter de bruid aan!
       De invalide, die Russisch bleek te zijn, zegt met een gezonde stem: Ik wordt er misselijk van als op alle verjaardagen eerst taart gegeven wordt en daarna nog eens haring! Daar zal ik nooit aan wennen. Zal het er vandaag ook zo aan toegaan?
       Sasja en Richard komen binnen: Sasja brengt hem af van mogelijke rampen: 't is niks, het komt voor elkaar! Je bent immers geen volledige lamer. Ik word eindelijk eens als programmeur aangenomen. Je kunt niet eeuwen op hamburgers blijven hoesten...
       De opdringerige service van een Russisch restaurant wordt getoond: de ceremoniemeester pleziert de gasten kunstmatig, matrosjka-poppen lichten op, nationale kleding, wodka, samowars en zelfs schoenen van berkenbast (afgewisseld met klompen), - al wat gewoonlijk door toeristen vergaard wordt.
       De eerste uitgenodigde man (een Nederlander): ...Eerst is mijn vrouw gekomen, en daarna heeft ze ons dochtertje meegenomen. Het meisje heeft thuis een grote coupure meegenomen om in de klas een vriendinnetje in de wacht te slepen. De ouders dachten thuis dat het een kopie was, maar toen ze begrepen dat het een echte was, hebben ze het natuurlijk teruggegeven: misschien heeft uw dochtertje het gestolen?!
       De tweede uitgenodigde man (een Nederlander): Mijn jongen voelt zich ook een emigrant, paait zijn kameraden met cassettes en computerspelletjes, - zelfs uit huis heeft hij dat zonder te vragen twee keer gedaan. Nou, ik was hem al aan het uitleggen...
       De VH: Toen ik klein was betaalde ik een meisje zestig cent om een beetje onder haar jurk te kunnen kijken... (Maakt een verduidelijkende geste). Ik had dat altijd in m'n broekzak.
       Hier gaat de gang van de regisseur: het licht begint zo te knipperen als bliksemflitsen, en er volgt een opeenvolging van beelden - degenen die het bureau binnen komen lopen of de hier aanwezige mannen zien een hun interesserende vrouw, naakt - of in andere vorm - zoals ieder van hen dat graag zou zien.
       In het bureau dooft het licht, het bordje knippert: eind van de wereld, eind van de wereld (zoals "eind van de film").
      
       De koppelaarster: Hoezo einde?! Dit is nog maar het begin! We nodigen iedereen aan tafel uit!
      
       Het is vroeg in de lente, en hoewel het nog koud is zijn voor de viering tafels onder de openlucht uiteengezet, en wel onder een gespannen en gebold zeildoek. Boven elk tafeltje staat een opschrift: Amsterdamse tafel (haring en allerlei lekkere vis), een Franse tafel (een massa aan kaassoorten), een Australische tafel (kangaroebiefstuk), Engels (verse aardbei met slagroom en vruchtencocktail) e.d. De kok braadt de biefstuk op een open vuur; dichtbij bereidt de andere kok warme chocolade voor en begiet ermee... stukjes worst: dat is een nieuwe delicatesse.
       Er lopen gasten met plastic borden om de tafeltjes heen. Sasja tegen Richard, stilstaand bij de Engelse tafel: Een milkshake. Banaan! Dan zul je eindelijk eens je buikje rond eten...
       Alisa komt aanlopen: Zes jaar kan ik geen oesters of kangaroe eten! Ik kon het nergens leren.
       De kleindochter van de oude emigrante, eet zijn escalope op: Kangaroe - om je vingers bij af te likken! Een heerlijkheid. En weet u, dat dat onder het gat in de ozonlaag opgegroeide ratten zijn?
    Sasja wijst naar de rolstoel, vanwaar plotseling de daar zittende invalide overeind komt: Reset!?
       Rondom dansen veel paren. Tatjana kijkt achter de rand van het zeildoek, er wordt leven rondom getoond: ergens is een ononderbroken schoonmaak gaande, urenlang redt een vrouw zich van de eenzaamheid; een dikzak strekt zich uit aan de oever van een klein kanaal, dat nog niet geheel ontdooid was na de winter; en hij helpt de eenden op het ijs met een stok, hij schommelt lachwekkend, maar door het gewicht kan hij niet overeind komen. De buren scheuren in verschillende woningen het behang los en plakken er nieuw behang op, alle stroken zijn in het geel: zij worden verwisseld volgens de mode, in veel huizen zelfs elk jaar. (Tonen hoe schitterend, kwalitatief en snel de Nederlanders werken). Maar eenzaamheid is er rondom! Tatjana zucht over die van haar.
       Er begint een voorstelling: een dansgroep komt een geÎmproviseerd podium op, ze leren de aanwezigen de boogie-woogie te dansen. Iedereen herhaalt de bewegingen. In de rolstoel zit al een geheel ander oud dametje (daar rusten mensen beurtelings in uit).
       De travestiet dringt zich op bij de manen en zegt aanstellerig: Ik heb een eenzame vrouw als bekende die een kamer wil huren... Of verhuurt!
      
       De h.h. en de koppelaarster kussen elkaar in een hoekje. Eindelijk kunnen ze "alleen" zijn. De koppelaarster: Het is hier zo donker dat je jezelf niet ziet...
       De h.h.: Maar ik ben toch bij je! (drukt zich steviger tegen haar aan).
       De h.h. laat de koppelaarster zijn uiteengebarsten massieve trouwring zien, zij schreeuwt: Door mijn naam?! (Neemt het ringetje af en kijkt geconcentreerd, zucht verlicht). Nee, godzijdank. Dat zou een slecht voorteken zijn.
       De h.h.: Het is toen in een zwembad met zeewater gebeurd, - de massagedouche was van zo'n druk dat het goud gebarsten is. Ik heb het niet meteen gemerkt, daar kwam ik niet toe...
       De koppelaarster: precies. Je bent daar weggejaagd: in Frankrijk is het verboden korte zwembroeken te dragen, geef die maar aan hen, die te strak zitten.
       De h.h.: In Amerika is het juist andersom. We vieren deze bruiloft tot het einde, en dan sluiten we de tent?
       We maken dat we wegkomen naar Miami. Want we komen anders nergens, alleen naar wat dichtbij is - naar de zestigste trouwdag van ons tantetje, of om iemand te begraven...
       De koppelaarster: Nadat we in Luik anderhalf uur hebben moeten kaarten, terwijl we op de snelweg in de file stonden? ...We hebben het hier toch ook goed!
       De h.h.: Maar we hebben geen zestien katjes, waardoor we nergens heen kunnen gaan.
       De koppelaarster: En onze "lul-de-behangers" dan? ...Wanneer brengen we hen allemaal onder de pannen?!
       Het is nacht, de koppelaarster en de h.h. lopen de oprit op en zien dat op zo'n verschrikkelijke tijd er een groep buren bij de voordeur staat: de hele dag hebben arbeiders decoratief uit gekleurde bakstenen twee kleine barriÕres gemaakt voor vuilnisbakken, waar glas en papier gestort moest worden. De bakken passen hier nooit en te nimmer in, en de buren breken hier in het duister zeker hun nek. Daarover wordt gesproken (een paar regels geven). De koppelaarster tegen de h.h.: Ik weet niet waarom de mensen hier verveeld zijn en niet glimlachen. Is dit dan geen humor?!
      
       De koppelaarster en de h.h. slapen uiteindelijk zoet. De koppelaarster, nog zo jong, danst in haar droom de boogie-woogie. Haar man begint 's nachts ineens een gevecht te leveren zonder wakker te worden. Hij droomt van bruidegoms en bruiden. Het lijkt hem of het IJzeren Gordijn valt, in plaats van een gewoon theatergordijn (alles laten zien). Uiteindelijk glimlacht de h.h. gelukzalig en slaapt rustig in.
      
       De aftiteling.
      
      
      
      
       Betrokkenheid (Gedichten)
      
      
       (2 januari 2003)
      
       +++
      
       Nou, het lichaam blijft wel leven. maar de ziel...
       Ik geef geen zier voor dat vod,
       Angst is haar vreemd - ademloos binnensluipen
       In het leven en in de dood, als mijn tijd is uitgezongen,
       Weggestroomd uit de lippen, als de kus van een vogeltje,
       Als uiteindelijk de reddende kogel
       Zich teder op de wang drukte, tot de zoom
       Op de scheidingslijn van april en juli.
       Het kronkelen van het lichaam niet uit te houden,
       Schuifelt het heen en weer en kreunt onder de wind,
       Wij gaan heen en jij, heilige leugen,
       Geeft ons te drinken in een doordringende loomheid.
       Ik wil mijzelf niet, ik blijf overeind staan
       Onder de blikken van dwalende hemellichamen.
       Ik word moe, en smelt zodat jij
       In mijn geheugen
       voor geen oogwenk
       zal komen,
       daar mag jij niet heen,
       daar zijn de spiegels donker,
       daar is alles uitgedoofd, godzijdank, op tijden
       nog korter dan deze versregels hier,
       aan de andere kant van de maan
       die andermans weg verlichtten.
      
       +++
      
       de ziel-rammelaar is gevuld met het kruim der sterren,
       gevuld met zaagsel of borstels van hooi en stro.
       Dus hier zijn we thuis, in de brandnetels wiegt een kerkhof,
       En de hond loenste - kwispelt en grijnst kwaadaardig.
       Nee, niet met opzet, een koekje voor hem en een uitgesneden
       Stokpaardje onder het bordes, en met planken volgestopte vensters.
       Het hoeft niet meer voor ons, 't is ook te laat - naar mij en met mij;
       Niemand is vergeten, en wij zullen al niet meer terugkeren.
       Kom tot bedaren van de regen, en van ruzie, van drukte,
       Sla af dat schuim, dat aanzetsel - zo krimpt de ochtend ineen.
       Die is met het heelal en het leven, als voorheen, tutoyerend,
       En jij sterft alleen, - en leeft ergens om.
      
      
      
       (6 januari)
      
       +++
      
       voor de ziel is er altijd plaats op de borst
       van jou, ze is gesmoord in omhelzing
       na eeuwen - wordt ze achter de rug gestolen
       op de tenen en huilt: ze heeft de jurk gekreukt.
      
       De sneeuwstorm waagde de sporen van jouw stappen
       Weg te vegen, juli verdronk vrolijkheid in de meren,
       De bladeren konden zich niet uitschudden, hij was zo
       Dat slechts de spiegels geen schande konden ontlopen;
      
       Er poseerde, lachte, bekoorde
       Een vreemdeling, warhoofd en heremiet
       Hij zal z'n hoed laten vallen, en vanonder zijn regenjas
       Zal hij bij begroeting zo kijken dat het hart bevriest!
      
       Verstijf niet, ongelukkige ziel,
       Alles is vergankelijk, maak jij je voeten nat -
       Om te rennen tussen de fluitjes van riet
       En te rennen, dat het er is - het eind van de weg.
      
       +++
      
       hoe komt het dat niemand me heeft uitgelegd,
       dat dat alles in mijn verbeelding is -
       ook die sneeuw, en het afscheid ervan,
       en het verblindende branden van de zon
       juist bij de lippen, als de ziel weg zal vliegen
       als een rookringetje, en stappen in de hal -
       mijn god, hij volgt een spoor op het tapijt
       en ruikt naar alcohol, en ook naar liefde,
       dat van een ander. Hij is te laat, het is afblazen
       van heel dit leven en dat nachtelijk gebel.
       Keek eens wat beter+! Ik was bij jou
       Onder die grauwe hemel vol ruzie.
      
       +variant: wat van dichterbij
      
      

    L.Volodimerova-Dinkelaar

      

    In gedachten bij jullie

      
       81
      
      
      
      

  • Îñòàâèòü êîììåíòàðèé
  • © Copyright Âîëîäèìåðîâà Ëàðèñà (larisavolodimerova@gmail.com)
  • Îáíîâëåíî: 07/01/2022. 332k. Ñòàòèñòèêà.
  • Ðîìàí: Ïðîçà
  •  Âàøà îöåíêà:

    Ñâÿçàòüñÿ ñ ïðîãðàììèñòîì ñàéòà.